ECLI:NL:GHARL:2018:8279

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 september 2018
Publicatiedatum
18 september 2018
Zaaknummer
21-007566-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in ontuchtzaak met verstandelijk beperkte slachtoffer na beoordeling van betrouwbaarheid verklaringen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een gevangenisstraf van zes maanden voor ontuchtige handelingen met een verstandelijk beperkt slachtoffer, maar heeft hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de zaak onderzocht op basis van eerdere terechtzittingen en de vordering van de advocaat-generaal, die vrijspraak heeft gevorderd. De verdachte was beschuldigd van ontuchtige handelingen met een slachtoffer dat lijdt aan het syndroom van Down en een laag IQ heeft.

Het hof heeft de betrouwbaarheid van de verklaringen van het slachtoffer kritisch beoordeeld. Tijdens het studioverhoor zijn veel sturende en gesloten vragen gesteld, wat de betrouwbaarheid van de verklaringen in twijfel trekt. De deskundige die door het hof was benoemd, concludeerde dat de uitspraken van het slachtoffer in hoge mate onbetrouwbaar zijn. Het hof heeft vastgesteld dat er geen ander direct bewijs is dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Gezien de omstandigheden en de gebrekkige bewijsvoering heeft het hof besloten het vonnis van de rechtbank te vernietigen en de verdachte vrij te spreken van de tenlastelegging.

De beslissing van het hof is dat er onvoldoende bewijs is om de verdachte te veroordelen, en het hof komt niet toe aan het voorwaardelijk verzoek van de raadsman om het slachtoffer opnieuw te horen als getuige. Het arrest is uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier en de advocaat-generaal, waarbij de verdachte niet aanwezig was.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-007566-15
Uitspraak d.d.: 13 september 2018
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 23 december 2015 met parketnummer 05-740069-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1990] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 8 november 2016 en 30 augustus 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat‑generaal heeft gevorderd verdachte ten aanzien van het tenlastegelegde vrij te spreken. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. E.J.M.J. Damen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De verdachte is ten aanzien van het tenlastegelegde door de rechtbank Gelderland veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes maanden met aftrek van voorarrest.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw recht doen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 30 september 2014 te Zevenaar, in ieder geval in Nederland, met [slachtoffer] , één of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten het (ontuchtig) kussen van die [slachtoffer] op haar mond en/of het (ontuchtig) betasten van die [slachtoffer] aan haar schaamstreek, althans aan of tussen haar benen, terwijl verdachte wist dat die [slachtoffer] lijdt aan een zodanige gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van haar geestvermogens (die [slachtoffer] lijdt aan het syndroom van Down, heeft een IQ van ca. 45 en ontwikkelingsleeftijd van ca. 5 jaar) dat zij niet of onvolkomen in staat was haar wil daaromtrent te bepalen of kenbaar te maken of daartegen weerstand te bieden.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

De feiten
Verdachte heeft op 30 september 2014 [slachtoffer] met de Regiotaxi bij [naam] , een woonlocatie voor bewoners met een (licht) verstandelijke beperking aan de [adres] in Zevenaar, opgehaald, naar een sportschool aan de [adres] in Zevenaar gebracht en haar vanuit die sportschool weer teruggebracht. Verdachte heeft op de heenweg gedurende drie minuten stilgestaan op een parkeerplaats nabij sportvelden aan [adres] . Verdachte heeft aan zijn werkgever gevraagd of hij de rit terug mocht rijden. Bij terugkomst in het tehuis was [slachtoffer] in de ogen van haar begeleidster wat bozig en bleef zij na het eerste contact nukkig en begon wat te huilen. Zij heeft vervolgens een onsamenhangend verhaal verteld over een taxi en iets over kussen en knuffelen en dat dat niet mag. [slachtoffer] heeft het Syndroom van Down en heeft het verstandelijk niveau van een vijfjarige. Haar IQ is berekend op 45. De vader van [slachtoffer] heeft op 18 oktober 2014 aangifte namens zijn dochter gedaan. Op 21 oktober 2014 heeft een studioverhoor met [slachtoffer] plaatsgevonden.
Betrouwbaarheid verklaringen [slachtoffer]
Het hof dient de vraag te beantwoorden of buiten redelijke twijfel is komen vast te staan dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan ontucht met [slachtoffer] . Daartoe is met name van belang of de door [slachtoffer] afgelegde verklaringen als voldoende betrouwbaar kunnen worden aangemerkt.
Met de advocaat-generaal en de raadsman is het hof van oordeel dat tijdens het studioverhoor veel sturende en gesloten vragen zijn gesteld. Het hof leidt daarnaast uit het studioverhoor af dat [slachtoffer] niet altijd heeft begrepen wat aan haar werd gevraagd of dat zij wist wat de bedoeling was van het verhoor. Dit maakt, rekening houdend met de verstandelijke beperking van [slachtoffer] , dat bij het hof twijfels zijn gerezen over de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] . Hier komt bij dat de uitlatingen die [slachtoffer] volgens getuigen – [getuige] en de vader van [slachtoffer] – op 30 september 2014 na terugkomst van de sportschool zou hebben gedaan, eveneens na sturende en gesloten vragen tot stand lijken te zijn gekomen en voor meer uitleg vatbaar zijn dan alleen volgens het scenario dat in de taxi ontucht heeft plaatsgevonden. Schijnbaar is het vanaf het begin het idee van diverse personen uit de omgeving van [slachtoffer] geweest dat er iets ontuchtigs in de taxi is voorgevallen. Het hof houdt er rekening mee dat het zo kan zijn dat ook die overtuiging [slachtoffer] heeft beïnvloed.
Daarbij komt verder het rapport van 22 mei 2017 van de in opdracht van het hof benoemde deskundige [deskundige] , voor zover dit rapport ziet op de beoordeling van de betrouwbaarheid van de verklaringen van [slachtoffer] . De deskundige heeft geconcludeerd dat de uitspraken van [slachtoffer] in het studioverhoor in hoge mate onbetrouwbaar zijn, onder meer doordat [slachtoffer] de vragen niet goed lijkt te begrijpen, de verhoorder bijna uitsluitend gesloten vragen stelt en bijna alle details over wat er zou zijn gebeurd voor het eerst door de verhoorder worden benoemd.
Voor zover het rapport ziet op onderdelen buiten de door de raadsheer-commissaris gegeven opdracht om, heeft het hof dit rapport niet bij zijn oordeel betrokken.
Naar het oordeel van het hof zijn de verklaringen van [slachtoffer] onvoldoende betrouwbaar en kunnen zij niet tot het bewijs worden gebezigd.
Conclusie
Er is geen ander direct bewijs dat verdachte het aan hem tenlastegelegde feit heeft gepleegd. Bovendien heeft de verdachte niet op de terugweg, maar op de heenweg een aantal minuten stilgestaan – gedurende welke tijd hij volgens de zedenrechercheurs, de officier van justitie en de rechtbank de ontuchtige handelingen zou hebben verricht – maar was in de sportschool die keer niets aan [slachtoffer] te merken en valt niet goed in te zien hoe de verdachte op de terugweg zonder stil te staan het tenlastegelegde kan hebben gepleegd. Het hof komt tot de conclusie dat het niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Voorwaardelijk verzoek

Nu het hof verdachte vrij zal spreken van het tenlastegelegde, komt het hof niet toe aan het voorwaardelijk verzoek van de raadsman tot het nader horen van [slachtoffer] als getuige.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. R.H. Koning, voorzitter,
mr. N.C. van Lookeren Campagne en mr. R.M. Maanicus, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K. van Laarhoven, griffier,
en op 13 september 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. R.M. Maanicus is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 13 september 2018.
Tegenwoordig:
mr. R.H. Koning, voorzitter,
mr. drs. I.E.W. Gonzales, advocaat-generaal,
mr. H.A.C. Peters, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.