Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM -LEEUWARDEN
[verzoekster],
1.de vereniging van eigenaarsVereniging van Eigenaars [adres] ,
[belanghebbenden 1], beiden wonende te [woonplaats] ,
[belanghebbende 1], wonende te [woonplaats] ,
[belanghebbenden 2], beiden wonende te [woonplaats] ,
[belanghebbende 2], wonende te [woonplaats] ,
6.
[belanghebbende 3], wonende te [woonplaats] ,
[belanghebbende 4], wonende te [woonplaats] ,
[belanghebbenden 3]
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift, ter griffie binnengekomen op 21 juni 2016 (met grieven en producties),
- het verweerschrift in hoger beroep (met producties),
- de brieven van 25 oktober 2017 en van 2 november 2017 van mr. Reijnders, beide met bijlagen,
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling ter openbare terechtzitting van 8 november 2017,
- de beslissing d.d. 10 januari 2018 dat partijen uiterlijk 13 maart 2018 pleitnota’s kunnen indienen die twee weken daarvóór aan elkaar zijn toegezonden, met hun reactie op de pleitnota van hun tegenpartij, en de beslissing d.d. 9 maart 2018 om hiervoor uitstel te verlenen tot uiterlijk 27 maart 2018;
- de pleitnota d.d. 27 februari 2018 van [verzoeker] en [verzoekster] , ingediend op 27 maart 2018,
- de reactie op pleitnota d.d. 27 maart 2018 van de VvE (hierna: de Reactie).
3.De processtukken
4.De vaststaande feiten
5.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
6.De beoordeling van de grieven en het verzoek
VvE ziet daarvoor geen of onvoldoende aanwijzingen en wijst daarbij op de door haar als productie 24 bij het verweerschrift in hoger beroep gevoegde brief van 15 januari 2015 van de Omgevingsdienst Regio Arnhem , geschreven namens Burgemeester en Wethouders van de gemeente Arnhem . In die brief heeft de Omgevingsdienst het verzoek van VvE om handhavend tegen [belanghebbenden 1] op te treden wegens bouwen in strijd met de daarvoor verleende vergunning afgewezen. Er is daarvoor blijkens de inhoud van deze brief mede op basis van een inspectie ter plaatse gekeken naar de balklaag, naar het ontbreken van lateien en naar het ontbreken van ventilatieopeningen bij de door [belanghebbenden 1] gebruikte Trespa platen, maar de medewerkers van de Omgevingsdienst zagen in geen van die punten bezwaren. Het enkele feit dat die medewerkers de berging daarbij niet vanbinnen hebben bekeken, is onvoldoende om te twijfelen aan de waarde van dit oordeel. [verzoeker] en [verzoekster] hebben geen redenen voor twijfels over de onpartijdigheid en/of de deskundigheid van de Omgevingsdienst aangedragen en het hof ziet daarvoor evenmin redenen. [verzoeker] en [verzoekster] hebben evenmin duidelijk gemaakt dat er andere gebreken aan de constructie van de berging kleven, of gebreken die pas ontdekt worden bij nadere inspectie, bijvoorbeeld vanbinnen. Dat het dak niet berekend is op het belopen daarvan, valt niet zonder meer als een gebrek aan te merken.
onredelijkehinder, zoals is verboden bij artikel 9 lid 1 van het splitsingsreglement.
7.De slotsom
In hoger beroep, waarin uitsluitend Besluit I ter discussie staat, worden [verzoeker] en [verzoekster] in het ongelijk gesteld. Zij zullen daarom in de kosten van het hoger beroep worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van VvE tot vandaag worden vastgesteld op het door VvE betaalde griffierecht (€ 718) en op een forfaitaire vergoeding voor haar advocaatkosten, dit laatste overeenkomstig het Liquidatietarief (https://www.rechtspraak.nl/Voor-advocaten-en-juristen/Reglementen-procedures-en-formulieren/Civiel/Paginas/Liquidatietarief.aspx). Toegekend wordt een vergoeding ter hoogte van 2 punten van tarief II, dat is het bedrag van € 2.148. De VvE heeft geen schriftelijke pleitnota ingediend, maar uitsluitend een reactie op de pleitnota van [verzoeker] en [verzoekster] . Voor die reactie kent het hof geen afzonderlijke vergoeding toe, zodat uitsluitend het verweerschrift (één punt) en de mondelinge behandeling (ook één punt) meetellen.
De proceskostenveroordeling zal, zoals door VvE verzocht, uitvoerbaar bij voorraad worden verklaard.