ECLI:NL:GHARL:2018:8103

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 september 2018
Publicatiedatum
11 september 2018
Zaaknummer
200.196.215/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van facturen door accountant met verweer van opdrachtgever

In deze zaak vordert het accountantskantoor Dijksterhuis en Uil B.V. betaling van facturen van de vennootschap onder firma Familie [appellant1], h.o.d.n. De Gouden Karper, en de andere appellanten. De appellanten verweren zich door te stellen dat er geen opdracht is verleend voor de gefactureerde werkzaamheden, dat de werkzaamheden niet goed zijn uitgevoerd en dat het totaal in rekening gebrachte bedrag niet in redelijke verhouding staat tot de verrichte werkzaamheden. Het hof heeft de accountant in de gelegenheid gesteld om te reageren op het verweer dat alle facturen zijn betaald. De zaak is een vervolg op een tussenarrest van 30 augustus 2016, waarin het hof een comparitie van partijen heeft gelast. Het hof heeft vastgesteld dat de appellanten een overeenkomst hebben gesloten met Dijksterhuis voor het verrichten van accountantswerkzaamheden. De appellanten hebben de facturen onbetaald gelaten, en Dijksterhuis heeft in eerste aanleg hoofdelijke veroordeling tot betaling gevorderd. De kantonrechter heeft de vordering van Dijksterhuis toegewezen, maar de appellanten hebben in hoger beroep grieven aangevoerd tegen dit vonnis. Het hof heeft de grieven gezamenlijk behandeld en geconcludeerd dat de appellanten niet tijdig hebben gereclameerd over de facturen, waardoor zij hun rechten hebben verloren. Het hof heeft de vordering in reconventie van de appellanten tot ontbinding van de overeenkomst afgewezen, omdat zij niet hebben aangetoond dat Dijksterhuis tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst. De zaak is aangehouden voor verdere behandeling.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.196.215/01
(zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen: 4635054\CV EXPL 15-16454)
arrest van 11 september 2018
in de zaak van

1.de vennootschap onder firma Familie [appellant1] , h.o.d.n. De Gouden Karper,

gevestigd te [A] ,
2. [appellant],
wonende te [B] ,
3. [appellante],
wonende te [C] ,
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie, eisers in reconventie,
hierna: [appellanten] c.s. (mannelijk enkelvoud),
advocaat: mr. E.T. van Dalen, kantoorhoudende te Groningen,
tegen:
Accountantskantoor Dijksterhuis en Uil B.V.,
gevestigd te Groningen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres in conventie, verweerster in reconventie,
hierna: Dijksterhuis,
advocaat: mr. A. van der Wielen, kantoorhoudende te Groningen.
als vervolg op het tussenarrest van 30 augustus 2016.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1.
Het verdere verloop blijkt uit:
- het tussenarrest van 30 augustus 2016 waarbij het hof een comparitie van partijen heeft gelast;
- het proces-verbaal van comparitie van partijen van 7 november 2016;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord met producties.
1.3
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de volgende feiten:
3.3.1.
Partijen hebben een overeenkomst gesloten met betrekking tot het verrichten van
(accountants)werkzaamheden door Dijksterhuis ten behoeve van de horecaonderneming van
[appellanten] c.s., De Gouden Karper. De door Dijksterhuis opgestelde en door partijen getekende opdrachtbevestigingen samenstellingsopdracht van 12 maart 2014 bevat onder meer het navolgende:
‘(...) U heeft ons de opdracht gegeven de Jaarrekeningen van Familie [appellanten] (Gouden Karper) samen te stellen.
(...)
Opdracht
Wij zullen op basis van de door u te verstrekken gegevens de Jaarrekening van Familie [appellanten] samenstellen, in overeenstemming met de Nederlandse Standaard 4410,"Opdrachten tot het samenstellen van financiële informatie".
(.....)
Honorarium
Ons honorarium is gebaseerd op de tijdsbesteding van onze medewerkers belast met deze opdracht en de te maken kosten. De individuele uurtarieven zijn in overeenstemming met de mate van verantwoordelijkheid en de vereiste ervaring en bekwaamheid van elk der teamleden. Wij zullen declareren naar gelang de werkzaamheden vorderen.
Geldigheidsduur en Algemene voorwaarden
Deze opdrachtbevestiging zal van kracht blijven totdat de opdracht wordt beëindigd, gewijzigd of vervangen door een andersoortige opdracht. Op onze dienstverlening zijn onze Algemene voorwaarden van toepassing. (… )."
3.3.2.
De algemene voorwaarden van Dijksterhuis luiden, voor zover van belang, als volgt:
I Honorarium
(...)
6. Het honorarium van Opdrachtnemer, zo nodig vermeerderd met verschotten en declaraties van ingeschakelde derden, wordt, inclusief de eventueel verschuldigde omzetbelasting, per maand, per kwartaal, per jaar of na volbrenging van de werkzaamheden aan Opdrachtgever in rekening gebracht.
J Betaling
1. Betaling van het factuurbedrag door Opdrachtgever dient te geschieden binnen de overeengekomen termijnen,
doch in geen geval later dan 30 dagen na factuurdatum, (...)
K Reclame
1. Reclames met betrekking tot de verrichte werkzaamheden en/of het factuurbedrag dienen schriftelijke binnen 30 dagen na de verzendatum van de stukken of informatie waarover de Opdrachtgever reclameert, dan wel binnen 30 dagen na de ontdekking van het gebrek, indien Opdrachtgever aantoont dat hij het gebrek redelijkerwijs niet eerder kon ontdekken, aan Opdrachtnemer te worden kenbaar gemaakt onder nauwkeurige opgave van de aard
en de grond van de klachten.
(…)
5. Indien de reclame niet tijdig wordt ingesteld, vervallen alle rechten van Opdrachtgever in verband met de reclame.
(…)”.
3.3.3.
Dijksterhuis heeft werkzaamheden verricht. Hij heeft facturen aan [appellanten] c.s.
gezonden. Dijksterhuis stelt dat de navolgende facturen door [appellanten] c.s. onbetaald zijn gelaten (alle genoemde totaalbedragen inclusief BTW):
- factuur 128081 van 27 maart 2014, totaal € 2.420,00,
omschrijving: ‘
Factuur voor uitgevoerde werkzaamheden: Tweede termijn jaarrekening 2013’;
- factuur 128364 van 28 april 2013, totaal € 1.149,50,
omschrijving: ‘
Factuur voor uitgevoerde werkzaamheden: Voor u verrichte werkzaamheden ten behoeve van:
- samenstellen definitieve jaarrekening 2013 € 3.750
- opstellen prognose 2014 € 450
- diverse besprekingen periode januari-maart 2014 € 500
(...)’;
- factuur 129529 van 29 augustus 2014, totaal € 615,29,
omschrijving: ‘
Factuur voor uitgevoerde werkzaamheden: Doorlopende financiële administratie, inbreng beginbalans 2014 en verzorgen aangiften omzetbelasting 1e en 2e kwartaal 2014’;
- factuur 129995 van 24 oktober 2014, totaal € 1.909,38,
omschrijving: ‘
Factuur voor uitgevoerde werkzaamheden:
Advieswerkzaamheden in september 2014 betreffende bezoek bedrijf, afnemen interviews en opstellen AO/IC Gouden karper inclusief advies/verbeterpunten’;
- factuur 130638 van 31 december 2014, totaal € 1.074,48,
omschrijving: ‘
Factuur voor uitgevoerde werkzaamheden: Verzorgen aangifte omzetbelasting 3e kwartaal 2014’.
Advieswerkzaamheden [D] RA en [E] in oktober en november inzake definitieve afwikkeling advies verslag AO/IB en bespreking 19 november’;
- factuur 20150574 van 18 februari 2015, totaal € 278,30,
omschrijving: ‘
Factuur voor uitgevoerde werkzaamheden: Verzorgen aangifte omzetbelasting 4e kwartaal 2014 inclusief overleg administratie’;
- factuur 20150861 van 20 maart 2015, totaal € 260,15,
omschrijving: ‘
Factuur voor uitgevoerde werkzaamheden: Gesprek diverse zaken [D] RA met [appellant] en [F] , 1,25 uur wordt in rekening gebracht..’
3.3.4.
Het totaalbedrag van de hiervoor genoemde facturen is € 7.707,10, inclusief
BTW.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1
Dijksterhuis heeft in eerste aanleg in conventie – samengevat – hoofdelijke veroordeling van [appellanten] c.s. tot betaling van een bedrag van € 9.216,47 gevorderd. Dit bedrag bestaat € 7.707,10 ter zake van de hoofdsom, € 760,36 aan buitengerechtelijke incassokosten en € 749,01 aan rente berekend tot 29 oktober 2015, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente vanaf 20 november 2015 over een bedrag van € 7.707,10 tot aan de dag der algehele voldoening. Dijksterhuis heeft voorts gevorderd [appellanten] c.s. hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten en nakosten.
4.2
[appellanten] c.s. heeft in eerste aanleg in reconventie – samengevat – gevorderd de overeenkomst tussen partijen van 12 maart 2014 te ontbinden dan wel ontbonden te verklaren met veroordeling van Dijksterhuis in de proceskosten.
4.3.
Bij vonnis van 31 mei 2016 heeft de kantonrechter in conventie de vordering van Duiksterhuis toegewezen en [appellanten] c.s. hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten. In reconventie heeft de kantonrechter de vordering van [appellanten] c.s. afgewezen en eveneens [appellanten] c.s. hoofdelijk veroordeeld in de proceskosten.

5.De motivering van de beslissing in hoger beroep

5.1.
[appellanten] c.s. voert zeven grieven aan tegen het vonnis van 31 mei 2016 en concludeert tot vernietiging van dat vonnis, tot afwijzing van de vordering van Dijksterhuis in conventie, tot toewijzing van zijn vordering in reconventie en tot veroordeling van Dijksterhuis in de proceskosten van beide instanties.
5.2.
Het hof ziet aanleiding de grieven van [appellanten] c.s. gezamenlijk te behandelen, nu [appellanten] c.s. met zijn grieven het geschil tussen partijen in volle omvang aan het hof voorlegt.
Dijksterhuis legt aan haar vordering in conventie ten grondslag dat zij diverse werkzaamheden in opdracht van en voor rekening voor [appellanten] c.s. heeft verricht, maar dat [appellanten] de door Dijksterhuis in dat verband gestuurde facturen, zeven in totaal, onbetaald heeft gelaten. [appellanten] c.s. voert hiertegen vier verweren aan, te weten dat:
hij aan Dijksterhuis slechts opdracht heeft gegeven om de jaarrekening van De Gouden Karper op te stellen en dat Dijksterhuis nu werkzaamheden aan hem in rekening brengt waarvoor hij geen opdracht heeft gegeven;
na beëindiging van de samenwerking tussen partijen is gebleken dat Dijksterhuis de werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd;
het totaalbedrag dat Dijksterhuis door middel van de facturen aan [appellanten] c.s. in rekening brengt niet in een redelijke verhouding staat tot de gebruikelijke werkzaamheden die een gemiddeld accountant verricht voor een horeca-onderneming met een omvang zoals die van [appellanten] c.s.;
de facturen waarvan Dijksterhuis betaling vordert al door hem zijn betaald.
5.3.1.
Tegen de eerste drie verweren brengt Dijksterhuis (onder meer) in dat [appellanten] c.s. te laat geklaagd heeft met als gevolg dat hij jegens Dijksterhuis geen beroep meer kan doen op de door hem gestelde gebreken. Dijksterhuis beroept zich daarbij op artikel 6:89 BW en op artikel K van de algemene voorwaarden. Artikel 6:89 BW is, zoals [appellanten] c.s. terecht aanvoert, niet van toepassing op het verwijt aan Dijksterhuis dat Dijksterhuis werkzaamheden aan hem in rekening brengt waarvoor hij geen opdracht heeft gegeven. Dit geldt eveneens ten aanzien van het verwijt dat er geen redelijke verhouding bestaat tussen het totale factuurbedrag en de verrichte werkzaamheden. Artikel 6:89 BW spreekt immers van een gebrek in de prestatie, terwijl de beide verweren zien op de hoogte van het door Dijksterhuis aan [appellanten] gefactureerde bedrag. Artikel K van de algemene voorwaarden, dat bepaalt dat gereclameerd dient te worden binnen 30 dagen na de verzenddatum van de facturen (zie 3.3.2), heeft echter een ruimere reikwijdte dan artikel 6:89 BW. Het geldt niet alleen ten aanzien van door Dijksterhuis verrichte werkzaamheden maar ook ten aanzien van in rekening gebrachte bedragen. [appellanten] c.s. betwist niet dat de algemene voorwaarden van toepassing zijn op de tussen partijen gesloten overeenkomst van opdracht. Hij beroept zich evenmin op de vernietigbaarheid van de algemene voorwaarden.
5.3.2.
[appellanten] c.s. betwist voorts niet dat hij de desbetreffende facturen heeft ontvangen. Met de kantonrechter is het hof van oordeel dat de facturen weliswaar korte maar voldoende duidelijke omschrijvingen van de werkzaamheden bevatten, zodat [appellanten] direct na ontvangst van de facturen al had kunnen ontdekken of er werkzaamheden werden gedeclareerd waarvoor geen opdracht was gegeven. Dat [appellanten] c.s. binnen 30 dagen na de verzenddatum van de facturen heeft geklaagd, is echter onvoldoende gesteld of gebleken. Bij e-mail van 11 november 2015 heeft de heer [G] , adviseur van [appellanten] c.s. (hierna: [G] ), aan Dijksterhuis bericht dat de hoogte van de facturen in strijd is met eerdere afspraken en dat er onnodig werkzaamheden zijn verricht waarvoor geen opdracht is gegeven (productie 22 bij akte van [appellanten] c.s. in eerste aanleg van 5 april 2016). Correspondentie van eerdere datum waarin Dijksterhuis door of namens [appellanten] c.s. in kennis wordt gesteld van klachten, is niet in het geding gebracht. In de e-mail van 11 november 2015 is overigens niet gerept over de kwaliteit van de door Dijksterhuis verrichte werkzaamheden. [appellanten] c.s. stelt dat hij samen met [G] , al halverwege 2014 heeft geklaagd bij Dijksterhuis, maar hij onderbouwt deze stelling tegenover de betwisting daarvan door Dijksterhuis onvoldoende. Zo blijft vaag wanneer en waarover precies is geklaagd. Dit is in ieder geval niet af te leiden uit de hiervoor al genoemde e-mail van [G] van 11 november 2015 en evenmin uit de in hoger beroep afgelegde verklaring van [G] van 19 december 2016 (productie 2 bij memorie van grieven).
De stelling van [appellanten] c.s. dat hij geen tijd had om de facturen meteen na ontvangst te controleren, kan hem niet baten. Het is de verantwoordelijkheid van [appellanten] c.s. als ondernemer om bij ontvangst van de facturen na te gaan of de aan hem gefactureerde werkzaamheden zijn verricht conform de door hem verstrekte opdracht en of de in rekening gebrachte bedragen aanleiding geven voor nadere vragen aan en/of een klacht bij Dijksterhuis. Dit geldt te meer nu [appellanten] c.s. zich contractueel heeft verbonden op basis van voorwaarden die voorschrijven dat reclames binnen 30 dagen moeten worden gedaan.
5.3.3.
Aldus dient het ervoor te worden gehouden dat [appellanten] c.s. Dijksterhuis niet tijdig, dat wil zeggen niet binnen 30 dagen na verzenddatum van de facturen, op de hoogte heeft gesteld van zijn verwijten. Op grond van het vijfde lid van artikel K heeft dit tot gevolg dat [appellanten] c.s. jegens Dijksterhuis geen beroep meer kan doen op de door hem geuite klachten en alle rechten in verband daarmee heeft verloren. Aan bewijslevering op dit punt wordt niet toegekomen, nu [appellanten] c.s. de stelling van Dijksterhuis dat hij niet tijdig heeft geprotesteerd onvoldoende gemotiveerd heeft betwist.
5.4.
Maar ook in het geval dat [appellanten] c.s. wel tijdig zou hebben geklaagd, dienen de eerste drie verweren te worden verworpen. Het hof licht dit als volgt toe.
5.4.1.
Ten aanzien van het verwijt van [appellanten] c.s. aan Dijksterhuis dat zij aan hem werkzaamheden in rekening heeft gebracht waarvoor hij geen opdracht heeft gegeven, geldt het volgende. Het hof stelt voorop dat tussen partijen niet in geschil is dat Dijksterhuis alle werkzaamheden die zij door middel van de zeven facturen aan Dijksterhuis in rekening brengt, heeft verricht. De door Dijksterhuis overgelegde urenspecificatie met betrekking tot de werkzaamheden (productie 21 bij akte van Dijksterhuis in eerste aanleg van 22 maart 2016) wordt door [appellanten] c.s. niet inhoudelijk betwist. Voor zover [appellanten] c.s. stelt dat hij voor geen van de gedeclareerde werkzaamheden opdracht heeft gegeven, gaat deze stelling niet op. Vast staat immers dat [appellanten] c.s. aan Dijkhuizen opdracht heeft gegeven de jaarrekening voor de Gouden Karper op te stellen en dat de facturen deels betrekking hebben op werkzaamheden die hiermee in verband staan (vgl. facturen 128081, 128364 (waarbij factuurbedrag 128081 wordt verrekend) en 129529 in combinatie met de urenspecificatie). Voor deze werkzaamheden is [appellanten] c.s. dus in ieder geval een vergoeding aan Dijksterhuis verschuldigd.
Dijksterhuis legt voorts stukken over waaruit naar het oordeel van het hof voldoende blijkt dat [appellanten] c.s. ook voor de overige werkzaamheden aan Dijksterhuis opdracht heeft gegeven. De inhoud van deze stukken wordt door [appellanten] c.s. evenmin betwist.
Zo kan uit de e-mailcorrespondentie die tussen partijen heeft plaatsgevonden in de periode van 18 tot en met 26 februari 2014 (productie 13 bij akte van Dijksterhuis in eerste aanleg van 22 maart 2016) worden afgeleid dat [appellanten] c.s. aan [Dijksterhuis] opdracht heeft gegeven voor het opstellen van een prognose over 2014 (factuur 128364).
De opdracht voor het doen van de aangifte omzetbelasting btw (facturen 1295529, 130638 en 20150574) volgt uit de e-mailcorrespondentie tussen partijen op 19 juni 2014 en 22 oktober 2014 en op 29 juli 2014 (producties 16 en 18 bij akte van Dijksterhuis in eerste aanleg van 22 maart 2016). Overigens erkent [appellanten] c.s. in hoger beroep dat hij aan Dijksterhuis een machtiging heeft verstrekt om namens hem de btw-aangifte te doen. [appellanten] c.s. stelt nog wel dat hij ervan uitging dat deze werkzaamheden vielen onder de opdracht tot het opstellen van de jaarrekening en geen extra kosten zouden meebrengen. Maar zonder nadere toelichting, die ontbreekt, komt het hof dit vreemd voor, nu het hier werkzaamheden betreft die losstaan van de werkzaamheden die worden verricht in het kader van de opstelling van de jaarrekening.
De advieswerkzaamheden in september 2014 (factuur 129995), waaronder een door Dijksterhuis aan [appellanten] c.s. afgelegd bedrijfsbezoek, en het bedrijfsbezoek in februari 2015 (factuur 20150861) worden door [appellanten] c.s. betwist voor zover daarvoor aan hem kosten in rekening worden gebracht. Waarom deze werkzaamheden niet zouden mogen worden gedeclareerd, wordt onvoldoende toegelicht. Dat aan de advieswerkzaamheden en de bezoeken een opdracht c.q. verzoek van [appellanten] c.s. ten grondslag heeft geleden, wordt niet, althans onvoldoende gemotiveerd bestreden. Overigens erkent [appellanten] c.s. in de memorie van grieven dat het bezoek in februari 2015 op zijn verzoek, althans op dat van zijn adviseur, heeft plaatsgevonden.
5.4.2.
Ten aanzien van het verwijt dat Dijksterhuis de werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd, overweegt het hof als volgt. Ook in hoger beroep laat [appellanten] c.s. na zijn klachten over de kwaliteit van de door Dijksterhuis verrichte werkzaamheden nader te concretiseren. [appellanten] c.s. volstaat met de enkele stelling dat de verrichte werkzaamheden niet voldoen aan de overeengekomen kwaliteitsnormen en dat werkzaamheden opnieuw moesten worden gedaan door een andere accountant. Welke werkzaamheden niet voldoen aan de kwaliteitsnormen, waarom deze niet voldoen en welke werkzaamheden overgedaan moesten worden, laat hij in het midden. De door hem overgelegde verklaring van [G] schept evenmin meer duidelijkheid hierover. Evenmin heeft [appellanten] c.s. op dit punt bewijs aangeboden. Wel stelt hij voor dat een deskundige de kwaliteit van het werk van Dijksterhuis beoordeelt, maar het hof komt, gelet op de onvoldoende onderbouwing/motivering van de stellingen van [appellanten] c.s. op dit punt, aan nadere bewijslevering en derhalve ook aan deskundige voorlichting niet toe. Naar het oordeel van het hof is dan ook niet komen vast te staan dat Dijksterhuis de werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd, zodat ook hierin geen rechtvaardiging kan zijn gelegen voor [appellanten] c.s. om de facturen niet te voldoen. Daar komt bij dat vast staat dat [appellanten] c.s. Dijksterhuis op dit punt nimmer in gebreke heeft gesteld. Dijksterhuis is dus ten aanzien hiervan nimmer in verzuim komen te verkeren. [appellanten] c.s. heeft weliswaar een beroep gedaan op artikel 6:83 sub c BW, maar stelt niet dat hij uit een
mededelingvan Dijksterhuis heeft moeten afleiden dat deze in de nakoming van haar verplichtingen uit de overeenkomst zou tekortschieten. [appellanten] c.s. stelt wel dat hij uit de
handelwijze en houdingvan Dijksterhuis heeft
afgeleiddat Dijksterhuis niet zou nakomen. Nog afgezien van het feit dat hij deze stelling evenmin onderbouwt, is in dat geval nog altijd een aansprakelijkstelling als bedoeld in artikel 6:82 lid 2 vereist. Ook deze heeft hij achterwege gelaten.
5.4.3.
Gelet op het voorgaande is de vordering van [appellanten] c.s. in reconventie tot ontbinding van de overeenkomst tussen partijen niet toewijsbaar, aangezien [appellanten] c.s. ook hieraan ten grondslag heeft gelegd dat Dijksterhuis door het niet goed uitvoeren van de werkzaamheden tekort is geschoten in de nakoming van de overeenkomst.
5.4.4.
Het verweer van [appellanten] c.s. dat er geen redelijke verhouding bestaat tussen het gefactureerde bedrag en de gebruikelijke accountantswerkzaamheden bij een onderneming zoals De Gouden Karper, dient eveneens te worden verworpen. [appellanten] c.s. licht niet nader toe waarom van een redelijke verhouding geen sprake is. Hij verwijst enkel naar de al eerder genoemde verklaring van [G] van 19 december 2016, die daarin ook niet meer verklaart dan dat de hoogte van de facturen niet in verhouding staat tot de geleverde werkzaamheden. Bovendien wordt hierbij slechts uitgegaan van de werkzaamheden met betrekking tot het opstellen van de jaarrekening. Hiervoor heeft het hof al overwogen dat voldoende is komen vast te staan dat Dijksterhuis in opdracht van [appellanten] c.s. veel meer werkzaamheden heeft verricht dan alleen het opstellen van de jaarrekening. Hieraan zijn dan ook hogere kosten verbonden. De tarieven die Dijksterhuis blijkens de urenspecificatie heeft gehanteerd, worden niet specifiek door [appellanten] c.s. betwist. [appellanten] c.s. stelt ook niet dat deze tarieven onredelijk hoog zijn en geeft evenmin aan wat volgens hem een gebruikelijk tarief/loon voor een accountant is. Gelet op de door Dijksterhuis blijkens de urenspecificatie verrichte werkzaamheden, die, zoals hiervoor al is overwogen, evenmin worden betwist, komt het totale factuurbedrag het hof niet onredelijk hoog voor.
Dat partijen vooraf geen tariefbedrag hebben afgesproken, kan naar het oordeel van het hof niet aan Dijksterhuis worden tegengeworpen. Blijkens de door hem voor akkoord getekende opdrachtbevestiging van 12 maart 2014 heeft [appellanten] c.s. er zelf mee ingestemd dat er geen bedrag werd vastgesteld maar dat afgerekend zou worden op basis van individuele tarieven in overeenstemming met de mate van verantwoordelijkheid en de vereiste ervaring en bekwaamheid van ieder van de teamleden van Dijksterhuis (vgl. 3.1.3).
5.4.5.
De eerste drie verweren worden verworpen en de afwijzing van de vordering in reconventie blijft in stand. [appellanten] c.s. heeft geen bewijs aangeboden dat is toegesneden op een of meer stellingen die tot een ander oordeel kunnen leiden.
5.5.
Het vierde verweer dat de betreffende facturen al zijn betaald, voert [appellanten] c.s. voor het eerst in hoger beroep. [appellanten] c.s. stelt in dat kader dat hij in de periode van maart 2014 tot maart 2015 wekelijks betalingen heeft verricht, aanvankelijk een bedrag van € 125,00 per week en vanaf november 2014 een bedrag van € 350,00 per week. [appellanten] c.s. stelt totaal een bedrag van € 10.425,00 te hebben voldaan. Ter onderbouwing van dit verweer legt [appellanten] c.s. betalingsbewijzen over (productie 1 bij memorie van grieven).
Hiertegen brengt Dijksterhuis in haar memorie van antwoord in dat de betalingen door [appellanten] c.s. zijn verricht in het kader van een betalingsregeling tussen Dijksterhuis enerzijds en Kappasiteit B.V., [appellant] Beheer B.V. en [appellanten] c.s. anderzijds en dat deze betalingsregeling is gesloten voor alle vorderingen van Dijksterhuis op Kappasiteit B.V., [appellant] Beheer B.V. en [appellanten] c.s. tezamen. Volgens Dijksterhuis mocht zij op grond van haar algemene voorwaarden en artikel 6:43 BW de maandelijkse betalingen eerst toerekenen aan de oudste facturen, in dit geval de facturen aan Kappasiteit B.V. en [appellant] Beheer B.V.
Op dit verweer van Dijksterhuis heeft [appellanten] c.s. niet kunnen reageren. Het hof zal [appellanten] c.s. in de gelegenheid stellen om dit bij akte alsnog te doen.
5.6.
Gelet op het voorgaande zal iedere verdere beslissing worden aangehouden.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de roldatum 25 september 2018 met het hiervoor onder 5.5 omschreven doel;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.J. van Sandick, P.P.M. Rousseau en P.V. Eijsvoogel, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 11 september 2018.