In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 augustus 2018 uitspraak gedaan over de vordering tot gevangenhouding van de verdachte, die op dat moment in het huis van bewaring te Nieuwegein verbleef. De advocaat-generaal had op 12 juli 2018 een vordering ingediend tot gevangenhouding van de verdachte, die eerder op 19 juni 2018 door de rechtbank Midden-Nederland was veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaren voor onder andere bedreiging met brandstichting, diefstal en mensenhandel. De verdachte had op 2 juli 2018 hoger beroep ingesteld tegen deze veroordeling.
Tijdens de behandeling in raadkamer was de verdachte niet aanwezig, noch zijn raadsman. De advocaat-generaal heeft gepersisteerd bij de vordering tot gevangenhouding, maar het hof oordeelde dat de vordering tot gevangenneming moest worden afgewezen. Het hof baseerde deze beslissing op de beginselen van een behoorlijke procesorde, aangezien de verdachte en zijn raadsman niet aanwezig waren bij de zitting.
Het hof heeft wel besloten om de gevangenhouding van de verdachte voor een termijn van honderdtwintig dagen te bevelen, waarbij de voorlopige hechtenis zal worden ondergaan in het huis van bewaring te Nieuwegein of een andere wettige plaats van detentie in Nederland. De beslissing van het hof is ondertekend door de voorzitter en de griffier, en de uitspraak is openbaar gemaakt op 10 september 2018.