In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 september 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1981, werd beschuldigd van mishandeling van het slachtoffer in een Chinees afhaalcentrum op 21 juli 2015. De verdachte had zich boos en beschonken naar het afhaalcentrum begeven om verhaal te halen over een onjuist geleverde bestelling. Tijdens het incident duwde hij het slachtoffer met beide handen tegen de borst, waardoor deze ten val kwam en pijn ondervond. Het hof oordeelde dat de duw van de verdachte als een gericht agressief handelen moest worden beschouwd, en dat er sprake was van voorwaardelijk opzet.
De verdediging voerde aan dat de verdachte handelde uit noodweer, maar het hof verwierp dit verweer. Het hof constateerde dat er geen sprake was van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding door het slachtoffer, en dat de verdachte niet gerechtvaardigd was in zijn handelen. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de aangeefster en het slachtoffer betrouwbaar waren, ondanks een verzuim in het politieonderzoek met betrekking tot de vertaling van hun verklaringen.
Uiteindelijk vernietigde het hof het vonnis van de politierechter en legde een taakstraf van 15 uren op, subsidiair 7 dagen hechtenis. Het hof oordeelde dat de verdachte strafbaar was en dat de opgelegde straf in overeenstemming was met de ernst van het bewezenverklaarde feit.