ECLI:NL:GHARL:2018:8010

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
31 augustus 2018
Publicatiedatum
6 september 2018
Zaaknummer
21-003077-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot gevangenneming in adolescentenstrafrecht met betrekking tot voorlopige hechtenis

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 augustus 2018 een beslissing genomen op de vordering van de advocaat-generaal tot gevangenneming van de verdachte, geboren in 1998 en verblijvende in een jeugdinrichting. De advocaat-generaal heeft de vordering ingediend na het verstrijken van de geldigheidsduur van een eerder bevel tot voorlopige hechtenis. De verdachte was eerder door de rechtbank Overijssel veroordeeld tot een jeugddetentie van achttien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, wegens poging tot doodslag. De raadsman van de verdachte heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk verklaard dient te worden in de vordering, omdat in zaken betreffende minderjarigen een maximale jeugddetentie van twee jaren kan worden opgelegd. Het hof heeft echter geoordeeld dat de advocaat-generaal ontvankelijk is in de vordering, omdat het gaat om de straf die op het feit is gesteld en niet om de maximale straf die in de concrete zaak kan worden opgelegd. Het hof heeft vastgesteld dat voldaan is aan de eisen van artikel 66a van het Wetboek van Strafvordering en dat de voorwaarden voor voorlopige hechtenis nog bestaan. De vordering van de advocaat-generaal is toegewezen, en de gevangenneming van de verdachte is bevolen voor de duur van 60 dagen, met de bepaling dat de voorlopige hechtenis zal worden ondergaan in de jeugdinrichting of een andere wettige plaats van detentie in Nederland.

Uitspraak

Pkn: 21-003077-18
Het gerechtshof heeft te beslissen op de vordering van de advocaat-generaal bij dit hof van 31 augustus 2018 tot het geven van een bevel tot gevangenneming van de verdachte
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1998,
verblijvende in de [jeugdinrichting].
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door mr U. Ural, advocaat te Enschede, in raadkamer van heden.
De advocaat-generaal heeft gepersisteerd bij voormelde vordering tot gevangenneming.
De raadsman van verdachte heeft in raadkamer bepleit primair de niet-ontvankelijkheid en subsidiair de afwijzing van de vordering van de advocaat-generaal.
Door de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, is de gevangenhouding van verdachte bevolen bij beschikking van 31 januari 2018.
Verdachte is op 29 mei 2018 door de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo, veroordeeld ter zake van: 'het misdrijf: poging tot doodslag', tot een jeugddetentie voor de duur van achttien maanden, waarvan vier maanden voorwaardelijk, met aftrek van de tijd in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht.
De verdachte heeft op 30 mei 2018 hoger beroep ingesteld.

OVERWEGINGEN:

Ingevolge artikel 66a, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering was het tegen verdachte gegeven bevel tot voorlopige hechtenis van kracht tot 29 juli 2018. Het hof heeft de gevangenhouding van verdachte bevolen voor de duur van dertig (30) dagen bij beschikking van 11 juli 2018. De geldigheidsduur van dat bevel is op 28 augustus 2018 verstreken.
Eerst op 31 augustus 2018 is de vordering tot gevangenneming ingediend, nadat de raadsman van de verdachte het openbaar ministerie op 30 augustus 2018 op de hoogte had gebracht van het verstrijken van de termijn. De verdachte is in afwachting van de beslissing op de vordering gevangenneming nog niet in vrijheid gesteld.
Gelet op het bepaalde in artikel 488, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, is artikel 66a van het Wetboek van Strafvordering eveneens van toepassing in zaken betreffende minderjarigen.
De raadsman heeft betoogd dat het openbaar ministerie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vordering, nu in zaken betreffende minderjarigen een maximale jeugddetentie voor de duur van twee jaren kan worden opgelegd en derhalve niet kan worden voldaan aan de vereisten van artikel 66a van het Wetboek van Strafvordering. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat het gaat om de straf die op het feit is gesteld en niet om hetgeen in de concrete zaak kan worden opgelegd. Hieruit volgt dat de advocaat-generaal ontvankelijk is in de vordering.
Anders dan de raadsman subsidiair heeft betoogd is het hof van oordeel dat de verdediging niet redelijkerwijs de verwachting had mogen ontlenen dat verdachte in vrijheid zou worden gesteld naar aanleiding van de mededeling van een administratief medewerker van het ressortsparket.
Het hof is na onderzoek gebleken dat is voldaan aan de eisen genoemd in artikel 66a van het Wetboek van Strafvordering en dat de voorwaarden voor toepassing van de voorlopige hechtenis, zoals genoemd in het bevel gevangenhouding, nog bestaan. Het hof zal daarom de gevangenneming van verdachte ter zake van het hiervoor genoemde feit bevelen.
Het hof heeft gelet op het bepaalde in de artikelen 65, 66, 66a, 67a en 75 van het Wetboek van Strafvordering en de artikelen 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.

BESLISSING:

Het hof:
- verklaart de advocaat-generaal ontvankelijk in de vordering;
- wijst toe de vordering van de advocaat-generaal van 31 augustus 2018;
- beveelt de gevangenneming van verdachte voor de duur van 60 dagen;
- bepaalt dat de voorlopige hechtenis van verdachte zal worden ondergaan in de [jeugdinrichting] of in een andere wettige plaats van detentie in Nederland.
Aldus gegeven op 31 augustus 2018 door mrs P.R. Wery, voorzitter, J.A.W. Lensing en W.M. Weerkamp, raadsheren, in tegenwoordigheid van B.F. Peters, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.