Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellant 2],
Woningstichting [geïntimeerde],
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een ontruimingsvordering van Woningstichting [geïntimeerde] tegen [appellant 1] en [appellant 2], die zich zonder recht of titel in de gekraakte panden bevonden. De voorzieningenrechter in eerste aanleg had op 9 augustus 2018 geoordeeld dat de panden ontruimd moesten worden, met een dwangsom voor het geval de ontruiming niet tijdig zou plaatsvinden. Het hof oordeelt dat er voldoende spoedeisend belang is bij de ontruiming, omdat de eigenaar van de panden voornemens is om deze te slopen en te herontwikkelen. Het hof volgt de argumentatie van de Woningstichting dat de ontruiming noodzakelijk is voor de voortgang van de bouwplannen, die op korte termijn moeten worden gerealiseerd. De appellanten hebben betoogd dat de ontruiming zou leiden tot ongewenste braakligging, maar het hof oordeelt dat dit inherent is aan het bouwproces en niet onaanvaardbaar is. Het hof bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter, maar vermindert de proceskostenveroordeling in eerste aanleg, omdat de vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten was afgewezen. De proceskosten worden nu begroot op € 1.358,91. De kosten van het hoger beroep worden eveneens aan de zijde van de Woningstichting vastgesteld op € 726,- aan verschotten en € 3.222,- voor salaris.