[appellant] heeft verweer gevoerd in de procedure bij het UWV. Op 12 januari 2015 heeft het UWV toestemming aan [geïntimeerde] verleend om de arbeidsovereenkomst te beëindigen. In de beslissing op de ontslagaanvraag is het volgende vermeld:
“(…) Uw aanvraag is gebaseerd op bedrijfseconomische redenen. U geeft aan dat sprake is van een bedrijfsbeëindiging. (…)
Beoordeling
(…) Op basis van de thans bekende gegevens komen wij tot de volgende overwegingen:
Uit de opzegging van het Ford Dealerovereenkomst d.d. 31 juli 2013 blijkt dat Ford het dealerovereenkomst op 23 juli 2015 definitief beëindigd heeft. Tevens is hierin opgenomen dat indien u naar aanleiding van de opzegging door Ford uw Ford-activiteiten eerder wilt beëindigen, Ford bereid is daarover met u in overleg te treden om te bezien of dat onder de huidige omstandigheden mogelijk is. Tevens blijkt uit het financieel overzicht tot oktober 2014 dat uw onderneming verlieslijdend is. Er zijn geen aanwijzingen dat hierin binnen afzienbare tijd verbetering zal optreden. Gezien de opzegging van het dealerovereenkomst en uw bedrijfsresultaat zijn wij van mening dat u redelijkerwijs heeft kunnen besluiten uw onderneming te sluiten. (…)
Uit het ontslagdossier blijkt dat uw inspanningen om (een deel van) de activiteiten - behoudens uw vestiging te [kantoorplaats] - via overgang van onderneming voort te zetten niet zijn gelukt. Op grond van de voorgaande overwegingen vinden wij de bedrijfseconomische redenen, te weten bedrijfssluiting, aannemelijk. (…)
Uit hetgeen in de onderhavige procedure naar voren is gekomen - interne- en externe kenmerken - achten we voldoende aannemelijk gemaakt dat uw onderneming als een zelfstandige bedrijfsvestiging aangemerkt dient te worden. Nu uw onderneming als een zelfstandige bedrijfsvestiging beschouwd kan worden is de Wet Melding Collectief Ontslag (WMCO) dan ook niet van toepassing, omdat u binnen uw vestiging in totaal 13 werknemers voor ontslag heeft voorgedragen hetgeen minder is dan 20 werknemers.
Wat betreft het verweer van werknemer met betrekking tot het wel of niet aanbieden van een outplacementtraject / ontslagvergoeding willen wij het volgende opmerken. Over het wel of niet aanbieden van een outplacementtraject/ ontslagvergoeding kunnen wij geen oordeel vormen, omdat dit buiten onze toetsingskader valt. Een oordeel hierover is aan de civiele rechter voorbehouden.
Wij willen tevens opmerken dat in het kader van goed werkgeverschap van u verwacht wordt werknemers niet op het laatste moment in lichten over de onderhavige ontslagaanvraag. Aangezien u al eerder, namelijk in juli 2013 op de hoogte was van deze opzegging en daarmee de eventuele beëindiging van uw bedrijfsactiviteiten, u werknemers eerder op de hoogte had kunnen stellen van de eventuele gevolgen voor werknemers. (…)
Ontslag van een werknemer is niet nodig als personeelsverloop of overplaatsing een oplossing biedt. Van een werkgever mag daarom verwacht worden dat hij zich inspant om een werknemer van wie de arbeidsplaats vervalt te herplaatsen.
Deze ontslagaanvraag is ingegeven door bedrijfsbeëindiging waardoor alle arbeidsplaatsen vervallen. Hiermee vervallen de mogelijkheden om werknemer binnen de bedrijfsvestiging of ergens anders in het bedrijf te herplaatsen.(…)”