Uitspraak
[appellant],
Nijestee,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
- vergoeding van de door hem betaalde huur van garageboxen, een tot 9 november 2015 berekend bedrag van € 24.222,- daaronder begrepen, te vermeerderen met wettelijke rente,
- het aanbieden aan [appellant] met voorrang van een sociale huurwoning met een maximale huurprijs van 30% boven de huurprijs die hij voor een woning aan de [c-straat] te [A] zou hebben betaald, op straffe van een dwangsom van € 500,- per keer dat Nijestee dat gebod niet nakomt;
- betaling van een bedrag van € 5.857,- aan door [appellant] te maken verhuiskosten;
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
grief IIIbestrijdt [appellant] dat er voldoende grond bestond voor ontbinding van de huurovereenkomst. Ter onderbouwing daartoe heeft [appellant] aangevoerd dat er geen sprake is van hardnekkig en structureel verzamelgedrag, dat hij altijd een goed huurder is geweest, dat de problemen met Nijestee zijn ontstaan toen deze andere plannen kreeg voor de woning aan het [b-straat] en dat die problemen hem niet toe te rekenen zijn. Tot slot heeft [appellant] gesteld dat het niet betalen van de huurpenningen geen reden kan zijn de huurovereenkomst te ontbinden.
grief Ibeoogt [appellant] , zo blijkt uit de op deze grief gegeven toelichting, dat Nijestee alsnog wordt verplicht, bij wege van vervangende schadevergoeding, aan hem een sociale huurwoning aan te bieden met een bepaalde maximale huurprijs. Ter onderbouwing heeft [appellant] aangevoerd dat de in de vaststellingsovereenkomst gemaakte afspraak dat hij de woning aan de [a-straat] zal bewonen totdat een bovenwoning aan de [c-straat] beschikbaar zal komen, niet meer door Nijestee nagekomen kan worden omdat die woningen inmiddels voor verkoop zijn bestemd. Vanwege blijvende onmogelijkheid als bedoeld in artikel 6:83 onder c BW is het verzuim van Nijestee ingetreden zonder dat [appellant] daarvoor een ingebrekestelling heeft verzonden, aldus [appellant] .
grief IIbetoogt [appellant] dat hij aanspraak heeft op de in de vaststellings-overeenkomst opgenomen verhuiskostenvergoeding ad € 5.350,- omdat hij niet naar een woning aan de [c-straat] heeft mogen verhuizen. Zoals hiervoor is overwogen, is Nijestee niet in verzuim geraakt wat betreft het al dan niet verhuizen naar een bovenwoning aan de [c-straat] , terwijl de ontbinding van de huurovereenkomst, zoals eveneens hiervoor is overwogen, stand houdt. Van een door de vaststellingsovereenkomst bestreken verhuizing op grond waarvan [appellant] aanspraak heeft op de gestelde vergoeding, is dan ook geen sprake. De grief faalt.