Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Samen Veilig Midden-Nederland,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties 1 tot en met 13, ingekomen op 12 januari 2017;
- het verweerschrift van de moeder;
- het verweerschrift van de GI met productie;
- een brief van mr. Van Koesveld van 14 maart 2018 met producties;
- een brief van de pleegouders van 24 april 2017, ingekomen op 25 april 2018, en
- een brief van de bijzondere curator van 11 juni 2018.
3.De feiten
- in hoeverre de erkenning door [verzoeker] de relatie tussen de moeder en [kind] kan verstoren of een evenwichtige sociaalpsychologische en emotioneel ontwikkeling van [kind] in het gedrang laat komen;
- of er sprake is van bezwaren die in de weg staan aan het vaststellen van een omgangsregeling tussen [verzoeker] en [kind] en zo nee, welke omgangsregeling dan het meest in het belang van [kind] kan worden geacht, en
4.De omvang van het geschil
- primair: het verzoek van [verzoeker] af te wijzen, en
- subsidiair: vervangende toestemming te verlenen met uitdrukkelijke vermelding dat de achternaam van [kind] zal zijn.
5.De motivering van de beslissing
momenteel(cursivering door het hof) als perspectief biedend erkent, nadat hij in het verleden een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [kind] naar hem heeft geopperd en hij heeft ook de wenselijkheid van een besnijdenis van [kind] geuit. Door dergelijke uitlatingen schept [verzoeker] onduidelijkheid en onzekerheid en wakkert hij de angst en stress bij de moeder aan. Een grotere betrokkenheid van [verzoeker] geeft derhalve spanningen en heeft aantoonbaar weerslag op de moeder; het risico op een terugval is evident aanwezig. In het recente verleden is reeds gebleken dat de moeder het contact met [kind] niet aan kon omdat zij te veel spanningen ervaarde vanwege de betrokkenheid van [verzoeker] . Onderbreking van het contact met de moeder is – zoals hiervoor overwogen – niet in het belang van [kind] .