In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 september 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van de Inspecteur van de Belastingdienst tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de motorrijtuigenbelasting van € 2.598, opgelegd aan belanghebbende voor het tijdvak van 4 augustus 2015 tot en met 3 augustus 2016. De Inspecteur had ook een verzuimboete van € 2.598 opgelegd. De rechtbank had de naheffingsaanslag en de boete vernietigd, maar de Inspecteur ging in hoger beroep.
Tijdens de zitting op 10 juli 2018 werd het geschil besproken, waarbij de Inspecteur stelde dat de auto van belanghebbende niet voldeed aan de eisen voor een bestelauto, omdat er een L-vormige bank in de laadruimte was geplaatst, wat de auto geschikt maakte voor personenvervoer. Belanghebbende betwistte dit en stelde dat het om een tuinbank ging die niet voor de auto was gemaakt.
Het Hof oordeelde dat de Inspecteur de auto terecht als personenauto had aangemerkt, omdat de aanwezigheid van de bank in de laadruimte de mogelijkheid tot personenvervoer creëerde. Het Hof verwierp de argumenten van belanghebbende en concludeerde dat de naheffingsaanslag en de boete terecht waren opgelegd. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de uitspraken van de Inspecteur werden bevestigd.