ECLI:NL:GHARL:2018:7819

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 augustus 2018
Publicatiedatum
30 augustus 2018
Zaaknummer
200.234.343
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging tot matig defensief beleggen in meerderjarigenbewind

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek van een bewindvoerder om machtiging te verlenen voor het beleggen van het vermogen van de rechthebbende met een risicoprofiel 'matig defensief'. De bewindvoerder, die tevens de broer van de rechthebbende is, had eerder bij de rechtbank Gelderland een verzoek ingediend dat was afgewezen. De kantonrechter had geoordeeld dat beleggen met een risicovoller profiel niet in het belang van de rechthebbende was, conform de aanbevelingen van het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel-Kanton (LOVCK).

De bewindvoerder heeft in hoger beroep drie grieven ingediend, waarbij hij aanvoert dat de kantonrechter ten onrechte zonder mondelinge behandeling heeft beslist en dat de inhoudelijke beoordeling van het verzoek niet correct was. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de bewindvoerder zijn argumenten toegelicht, waarbij hij stelde dat de gekozen beleggingsstrategie noodzakelijk is om de levensstandaard van de rechthebbende te behouden.

Het hof heeft vastgesteld dat de bewindvoerder voldoende onderbouwing heeft geleverd voor zijn verzoek, onder andere door scenarioanalyses te overleggen die de risico's en rendementsverwachtingen van de verschillende beleggingsprofielen in kaart brachten. Het hof oordeelde dat de bewindvoerder in dit specifieke geval recht heeft op de gevraagde machtiging en vernietigde de eerdere beschikking van de kantonrechter.

De beslissing van het hof houdt in dat de bewindvoerder nu de machtiging heeft om het vermogen van de rechthebbende met een risicoprofiel 'matig defensief' te beleggen, zonder dat er een proceskostenveroordeling is opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.234.343
(zaaknummer rechtbank Gelderland 6309165)
beschikking van 30 augustus 2018
inzake
[bewindvoerder],
wonende te [woonplaats] ,
in zijn hoedanigheid van bewindvoerder over de goederen van na te noemen rechthebbende, verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de bewindvoerder of de broer van de rechthebbende,
advocaat: mr. H.J. Kastein te Zevenaar.
Als overige belanghebbende is aangemerkt:
[rechthebbende],
wonende te [woonplaats] ,
verder te noemen: de rechthebbende.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de (kantonrechter in de) rechtbank Gelderland, team bewind en erfrecht, zittingsplaats Zutphen, van 7 november 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 6 februari 2018 en
  • een journaalbericht van mr. Kastein van 4 juni 2018 met één brief en vier producties.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 31 juli 2018 plaatsgevonden. De bewindvoerder is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. De rechthebbende is niet verschenen.

3.De feiten

3.1
De rechthebbende (roepnaam [rechthebbende] ) is geboren op [geboortedatum] te [woonplaats] .
3.2
De bewindvoerder (roepnaam [bewindvoerder] ) is de broer van de rechthebbende. De ouders van de bewindvoerder en de rechthebbende, [vader] en [moeder] , zijn overleden. De rechthebbende heeft nog twee zusters, te weten [zus 1] en [zus 2] (roepnamen [zus 1] respectievelijk [zus 2] ).
3.3
De rechthebbende heeft een ‘minimal brain damage disorder’. De goederen die aan de rechthebbende (zullen) toebehoren zijn op 18 oktober 2002 onder bewind gesteld. Aanvankelijk zijn de broer van de rechthebbende en zijn vader tot bewindvoerders benoemd. Na het overlijden van de vader in 2009 is de broer van de rechthebbende de enige bewindvoerder.
3.4
Bij zijn overlijden heeft de vader aan elk van de kinderen een bedrag nagelaten van circa 1,5 miljoen euro. Na de afwikkeling van de nalatenschap zijn in 2011 de erfdelen van alle vier de kinderen ondergebracht bij de afdeling ‘Private banking’ van – thans – ABN AMRO MeesPierson. De bewindvoerder heeft voor het door de rechthebbende ontvangen erfdeel, gelijk aan de keuze voor zijn eigen erfdeel, gekozen voor het beleggingsprofiel ‘matig defensief’.
3.5
De bewindvoerder heeft jaarlijks aan de kantonrechter een verantwoording gezonden van zijn bewind. Hij heeft nooit een opmerking gekregen over de gehanteerde wijze van beleggen en het daarmee gerealiseerde rendement. In 2017 heeft de bank de bewindvoerder erop gewezen dat hij voor het beleggen volgens het profiel ‘matig defensief’ een machtiging van de kantonrechter nodig heeft.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de rechtbank op 12 september 2017, heeft de bewindvoerder verzocht machtiging te verlenen om het vermogen van de rechthebbende met een risicoprofiel ‘matig defensief’ te beleggen.
4.2
Bij beschikking van 7 november 2017 (hierna: de bestreden beschikking) heeft de kantonrechter het verzoek om van het vermogen van de rechthebbende te mogen beleggen afgewezen.
4.3.
De bewindvoerder is met drie grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Grief I ziet op de beslissing van de kantonrechter om beschikking te wijzen zonder voorafgaande mondelinge behandeling. De grieven II en III zien op de inhoudelijke beoordeling van het verzoek.
De bewindvoerder verzoekt het hof de bestreden beschikking te vernietigen en de gevraagde machtiging om het vermogen van de rechthebbende met een risicoprofiel ‘matig defensief’ te beleggen alsnog te verlenen, kosten rechtens.
4.4
Het hof zal de grieven per onderwerp bespreken.

5.De motivering van de beslissing

Mondelinge behandeling
5.1
De bewindvoerder stelt in de toelichting op zijn eerste grief dat de bestreden beschikking moet worden vernietigd, nu de kantonrechter in strijd met artikel 279 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) zonder eerst een mondelinge behandeling te houden een beslissing heeft genomen.
5.2
Artikel 279 lid 1 Rv bepaalt dat de rechter, tenzij hij zich aanstonds onbevoegd verklaart of het verzoek toewijst, onverwijld dag uur bepaalt waarop de behandeling aanvangt. Van voornoemde uitzonderingen is naar het oordeel van het hof in het onderhavige geval geen sprake. Hoewel de grief terecht is voorgesteld en de kantonrechter inderdaad voor het nemen van de beslissing eerst een mondelinge behandeling had moeten houden, geldt dat dit verzuim in hoger beroep is hersteld, nu alsnog een mondelinge behandeling is gehouden.
De bewindvoerder heeft derhalve geen belang meer bij grief I.
Beoordeling van het verzoek
5.3
De tweede en derde grief van de bewindvoerder zijn gericht tegen de overwegingen van de kantonrechter dat in de aanbevelingen van het Landelijk Overleg Vakinhoud Civiel-Kanton (hierna: het LOVCK) is opgenomen dat beleggingen slechts zeer defensief of defensief mogen zijn én dat het niet in het belang van de rechthebbende is om voor een risicovoller profiel te kiezen.
5.4
Aanbeveling B.9. van de ‘Aanbevelingen meerderjarigenbewind', zoals deze door het LOVCK met het oog op de gewenste uniformering in de rechtstoepassing binnen de bewindspraktijk zijn vastgesteld, luidt, zover hier van belang:
“(…) Het beleggen, herbeleggen en wisselen van aandelen en obligaties is slechts toegestaan binnen de grenzen van een defensief of zeer defensief beleggingsprofiel, waarbij mede acht wordt geslagen op de omvang van de spaarsaldi. Voor belegging volgens meer risicovolle profielen dient vooraf machtiging van de kantonrechter te worden gevraagd. (…)”
5.5
De bewindvoerder stelt terecht dat van voornoemde aanbeveling met toestemming van de kantonrechter kan worden afgeweken. Dit volgt immers uit de laatste zin van die aanbeveling, zoals hiervoor aangehaald. Ten aanzien van de vraag of in de onderhavige situatie de gevraagde machtiging - om het vermogen van de rechthebbende met een risicoprofiel ‘matig defensief’ te beleggen - alsnog moet worden verleend, overweegt het hof verder als volgt.
5.6
De bewindvoerder heeft toegelicht dat de door hem voorgestane beleggingsstrategie beantwoordt aan het doel dat de rechthebbende in staat is en blijvend in staat wordt gesteld zijn levensstandaard te behouden. Dit is niet het geval bij beleggen volgens een defensief beleggingsprofiel, omdat dat beleggingsprofiel uiteindelijk als resultaat heeft dat op het vermogen van de rechthebbende wordt ingeteerd. De bewindvoerder heeft ter onderbouwing van zijn stellingen inzichtelijk gemaakt wat het verschil is tussen de risico’s en rendementsverwachtingen van een defensief beleggingsprofiel en een matig defensief beleggingsprofiel door het overleggen van vier scenarioanalyses van ABN AMRO MeesPierson, waarbij rekening is gehouden met de onttrekkingen ten behoeve van de rechthebbende (jaarlijks € 60.000,-) en de gemiddelde levensverwachting. Hiermee heeft de bewindvoerder voldoende onderbouwd dat het in het belang van de rechthebbende is om te kiezen voor het beleggingsprofiel matig defensief.
5.7
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat in dit specifieke geval de verzochte machtiging, om het vermogen van de rechthebbende te beleggen volgens het profiel ‘matig defensief’, dient te worden verleend. De grieven II en III slagen en leiden tot vernietiging van de bestreden beschikking. Het hof zal beslissen als volgt. Het hof ziet geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, van 7 november 2017, en opnieuw beschikkende:
verleent aan de bewindvoerder alsnog machtiging om het vermogen van de rechthebbende met een risicoprofiel ‘matig defensief’ te beleggen.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, C.J. Laurentius-Kooter en R. Feunekes, bijgestaan door de griffier, en is op 30 augustus 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.