ECLI:NL:GHARL:2018:7755

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 augustus 2018
Publicatiedatum
29 augustus 2018
Zaaknummer
200.181.904
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van een uitspraak van de Commissie van Beroep van de KNVB inzake excessief geweld door een voetballer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over een tuchtzaak die was aangespannen tegen [appellant], een voetballer en aanvoerder van [voetbalclub 1]. De zaak betreft een incident dat plaatsvond op 20 september 2014 tijdens een wedstrijd tussen [voetbalclub 1] en [voetbalclub 2]. Na afloop van de wedstrijd ontstonden er schermutselingen tussen spelers van beide teams, waarbij [appellant] beschuldigd werd van het gebruik van buitensporig fysiek geweld. De KNVB had hem hiervoor een schorsing van achttien maanden opgelegd, welke beslissing door de Commissie van Beroep van de KNVB werd bekrachtigd.

[Appellant] ging in beroep tegen deze schorsing en vorderde in eerste aanleg dat de rechtbank de uitspraken van de Tuchtcommissie en de Commissie van Beroep nietig zou verklaren. De rechtbank Midden-Nederland wees zijn vorderingen af, waarna [appellant] in hoger beroep ging. Het hof heeft de procedure in hoger beroep beoordeeld aan de hand van de stukken en de argumenten van beide partijen. Het hof oordeelde dat de rechtbank de juiste toetsingskaders had gehanteerd en dat de bewijsvoering van de KNVB voldoende was om de schorsing te rechtvaardigen.

Het hof bekrachtigde het vonnis van de rechtbank en veroordeelde [appellant] in de kosten van het hoger beroep. De uitspraak benadrukt het belang van de integriteit van de sport en de noodzaak om excessief geweld in het amateurvoetbal aan te pakken. De beslissing van het hof is een bevestiging van de bevoegdheid van de KNVB om tuchtrechtelijke maatregelen te nemen tegen spelers die zich niet aan de gedragsregels houden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.181.904
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht 386878)
arrest van 28 augustus 2018
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. B. Coskun,
tegen:
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
De Koninklijke Nederlandse Voetbalbond,
gevestigd te Zeist,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: de KNVB,
advocaat: mr. M.B. Kerkhof.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van
15 april 2015 en 2 september 2015 die de rechtbank Midden-Nederland (afdeling civiel recht, handelskamer, locatie Utrecht) heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 25 november 2015;
- de memorie van grieven;
- de memorie van antwoord.
2.2
Vervolgens heeft de KNVB de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3
[appellant] vordert in hoger beroep - kort samengevat - dat het hof het bestreden vonnis van 2 september 2015 zal vernietigen en, opnieuw recht doende, bij arrest uitvoerbaar bij voorraad de vorderingen van [appellant] zal toewijzen en de KNVB zal veroordelen in de kosten van beide instanties.

3.De vaststaande feiten

3.1
[appellant] heeft als speler en aanvoerder van [voetbalclub 1] (hierna: [voetbalclub 1] ) deelgenomen aan een voetbalwedstrijd tussen [voetbalclub 1] en [voetbalclub 2] (hierna: [voetbalclub 2] ) op 20 september 2014.
3.2
Na afloop van deze voetbalwedstrijd zijn er schermutselingen geweest tussen spelers van beide voetbalverenigingen.
3.3
De bij de wedstrijd betrokken scheidsrechter heeft een wedstrijdformulier ingevuld. Naar aanleiding van het in het formulier vermelde is tegen [appellant] een tuchtzaak aanhangig gemaakt bij de Landelijke Tuchtcommissie Amateurvoetbal van de KNVB (hierna: de Tuchtcommissie).
3.4
Aan [appellant] is schriftelijk ten laste gelegd dat hij zich bij gelegenheid van de wedstrijd tussen [voetbalclub 2] en [voetbalclub 1] na afloop van de wedstrijd onbehoorlijk heeft gedragen door één of meerdere keren grove/beledigende taal en/of discriminerende opmerkingen te maken richting een speler van [voetbalclub 2] en/of één of meerdere spelers van [voetbalclub 2] één of meerdere keren te slaan en/of één of meerdere keren te schoppen.
3.5
[appellant] heeft een verweerschrift ingediend bij de Tuchtcommissie. Vervolgens heeft op 30 september 2014 een mondelinge behandeling plaatsgevonden, waarbij de scheidsrechter, [appellant] , twee andere spelers van [voetbalclub 1] ( [speler 1] en [speler 2] ), zes spelers van [voetbalclub 2] ( [teamgenoot 1] , [teamgenoot 2] , [teamgenoot 3] , [teamgenoot 4] , [teamgenoot 5] en [teamgenoot 6] ), twee bestuursleden van [voetbalclub 1] ( [bestuurslid 1] en [bestuurslid 2] ) en een bestuurslid van [voetbalclub 2] ( [naam ] ) zijn gehoord.
3.6
De Tuchtcommissie heeft [appellant] bij uitspraak van 30 september 2014 met ingang van 1 oktober 2014 geschorst voor de duur van achttien maanden. De commissie achtte bewezen dat [appellant] zich na afloop van de wedstrijd tussen [voetbalclub 2] en [voetbalclub 1] van 20 september 2014 “onbehoorlijk heeft gedragen door meerdere spelers, althans ten minste één speler van [voetbalclub 2] meerdere keren te hebben geslagen, althans ten minste één keer te hebben geslagen.” De bewezenverklaring grondt de Tuchtcommissie volgens haar uitspraak op de schriftelijke en mondelinge verklaringen van de scheidsrechter, de schriftelijke verklaring van de [voorzitter] (voorzitter van [voetbalclub 2] ) en de mondelinge verklaringen van [teamgenoot 2] en [teamgenoot 6] .
3.7
Naar aanleiding van het door [appellant] ingestelde beroep tegen de uitspraak van de Tuchtcommissie heeft de Landelijke Commissie van Beroep van de KNVB (hierna: de Commissie van Beroep) uitspraak gedaan op 21 november 2014. De Commissie van Beroep heeft de uitspraak van de Tuchtcommissie bekrachtigd. De Commissie van Beroep heeft haar oordeel gebaseerd op:
I. de verklaringen van de scheidsrechter,
“die zonder enige terughoudendheid en in niet voor meerdere uitleg vatbare bewoordingen heeft verklaard dat u(hof: [appellant] )
in ieder geval eenmaal raak hebt geslagen”en
II. het feit dat de lezing van de scheidsrechter door drie andere getuigen wordt bevestigd.
De Commissie van Beroep citeert de volgende verklaringen:
a. van de scheidsrechter, in zijn eerste verklaring (hof: rapport bij het wedstrijdformulier):

Collectieve vechtpartij na afloop van de wedstrijd. Betreffende speler(hof: [appellant] )
was deelnemer aan de vechtpartij. Van betreffende speler is gezien dat hij minimaal 1 maal raak sloeg naar een tegenstander.”
b. van de scheidsrechter, aanvullend:
“Hij (lees: [appellant] ) begon te duwen en te trekken aan de spelers.”
(…)
Ik zag dat [appellant] vervolgens opstond en hem een klap raak gaf in zijn gezicht.”
c. van de scheidsrechter tijdens het mondeling onderzoek:
“Vervolgens tracht speler [appellant] , speler [teamgenoot 6] (…) te slaan, dit is een rake klap.”
(…)
Ook raakt speler [appellant] de speler in het [voetbalclub 2] -trainingspak.”
d. van de heer [teamgenoot 2] tijdens het mondeling onderzoek:
“Hij (lees: [teamgenoot 2] ) ziet dat speler [appellant] vol uithaalt op het hoofd (achterhoofd) van speler [teamgenoot 6] . Speler [teamgenoot 6] is hierdoor aangeslagen.
(…)
Speler [appellant] heeft speler [teamgenoot 6] een klap gegeven.”
Ook ten aanzien van de strafmaat heeft de Commissie van Beroep de Tuchtcommissie gevolgd:
“U heeft buitensporig fysiek geweld gebruikt, buiten een spelsituatie, waarbij dus geen sprake was van een strijd om de bal. (…)
De commissie van beroep ziet geen aanleiding van deze minimumstraf af te wijken. Uw handelwijze verschilt niet (zozeer) van de handelwijze van de anderen dat op u een straf van toepassing zou kunnen zijn die lager is dan de straf die de andere betrokkenen opgelegd hebben gekregen, laat staan lager dan de minimumstraf.”
3.8
Het Reglement Tuchtrechtspraak Amateurvoetbal 2014/2015 (hierna: het RTA) bepaalt het volgende:
“(…)
Artikel 25 – Indeling tuchtzaken
1. Tuchtzaken worden verdeeld in overtredingen, excessieve overtredingen en administratieve verzuimen.
(…)
3. a. Als excessieve overtredingen worden beschouwd individuele en collectieve overtredingen, nader gespecificeerd in het overzicht excessen, bestaande uit:
- buitensporig fysiek geweld jegens een individu of meerdere individuen;
- ernstige bedreiging van een individu of meerdere individuen;
- raak spuwen van een individu of meerdere individuen;
voor, gedurende, dan wel na de wedstrijd.
b. Voor de bestraffing van excessieve overtredingen gelden minimum- en maximumstraffen.
Straffen hoger dan de (onvoorwaardelijk op te leggen) minimumstraf, maar lager dan de (onvoorwaardelijk op te leggen) maximumstraf, kunnen gedeeltelijk voorwaardelijk worden opgelegd. Het onvoorwaardelijke deel van de gedeeltelijk voorwaardelijke op te leggen straf mag niet lager zijn dan de minimumstraf.
(…)
d. Het overzicht excessen en de minimum- en maximumstraffen wordt door de algemene vergadering amateurvoetbal vastgesteld en maakt onverbrekelijk deel uit van dit reglement.
(…)
Artikel 76 - Bewijsmiddelen
1. Als bewijsmiddelen kunnen uitsluitend dienen:
a. mondelinge of schriftelijke verklaringen van de betrokkene;
b. mondelinge of schriftelijke verklaringen van een getuige;
c. mondelinge of schriftelijke verklaringen van een deskundige;
d. overige schriftelijke stukken;
e. de schriftelijk vastgelegde eigen waarneming van de commissie aan de hand van beeld- en geluidsdragers.
2. (…)
3. In afwijking van het in lid 2 bepaalde volstaat in de volgende gevallen één bewijsmiddel:
a. indien sprake is van overtredingen van de wedstrijdbepalingen volstaat de mondelinge of schriftelijke verklaring van de scheidsrechter of van de door de KNVB aangestelde assistent-scheidsrechter van door hen waargenomen feiten;
b. indien sprake is van excessieve overtredingen zoals bedoeld in artikel 25 lid 3 onder a van dit reglement volstaat de mondelinge of schriftelijke verklaring van de scheidsrechter of van de door de KNVB aangestelde assistent-scheidsrechter van door hen waargenomen feiten;
(…)
Bijlage: Overzicht excessen en onvoorwaardelijke minimum- en maximumstraffen excessen
Bedoeld in artikel 25 lid 3 onder a Reglement Tuchtrechtspraak Amateurvoetbal
__________________________________________________________________________
Individuele excessieve Minimumstraf Maximumstraf
overtredingen door spelers, (onvoorwaardelijk (onvoorwaardelijk
functionarissen en/of toeschouwers op te leggen) op te leggen)
(…) (…) (…)
__________________________________________________________________________
Gericht tegen spelers, functionarissen
en/of toeschouwers
__________________________________________________________________________
- Buitensporig fysiek geweld buiten schorsing van 18 maanden ontzetting uit het
de spelsituatie en waarbij geen sprake lidmaatschap van de
is van strijd om de bal KNVB
__________________________________________________________________________
(…)
BIJLAGE 1: VOORBEELDEN VAN OVERTREDINGEN DIE ALS EXCES KUNNEN WORDEN AANGEMERKT
(…)
Individuele overtredingen gericht tegen spelers, functionarissen en/of toeschouwers
-Het gebruiken van buitensporig fysiek geweld buiten een spelsituatie
- Het buitensporig gewelddadig handelen al dan niet met ernstig letsel tot gevolg
- Hetbij herhalinggewelddadig handelen, bijvoorbeeld:
 Het geven van een vuistslag en trap
 Het geven van een trap en kopstoot
 Het geven van twee vuistslagen
-Het van een grote afstand rennen naar en gewelddadig handelen
-Het deelnemen aan een collectieve vechtpartij door gewelddadig te handelen
Onder gewelddadig handelen wordt onder andere verstaan: het geven van een
vuistslag/stomp/trap/kopstoot/elleboogstoot/kniestoot
(…)
DEZE BIJLAGE IS GEEN LIMITATIEVE OPSOMMING!
(…)”
3.9
In verband met het bewuste handgemeen op 20 september 2014 is ook aan zes andere spelers de minimumstraf van 18 maanden schorsing wegens een excessieve overtreding opgelegd.
3.1
[appellant] heeft de KNVB in kort geding gedagvaard en gevorderd dat de KNVB de hem opgelegde schorsing van 18 maanden zal opheffen totdat de bodemrechter uitspraak zal hebben gedaan in deze zaak.
De voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, heeft bij vonnis in kort geding van 4 februari 2015 de uitspraak van de Tuchtcommissie en de Commissie van Beroep geschorst in afwachting van een beslissing over de vernietigbaarheid van de tuchtrechtelijke uitspraak door de bodemrechter.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1
[appellant] heeft in eerste aanleg gevorderd dat de rechtbank
- zal verklaren voor recht dat de uitspraken van de Tuchtcommissie van 30 september 2014 en de Commissie van Beroep van 21 november 2014 inhoudende schorsing van 18 maanden ten aanzien van de KNVB nietig zijn;
- zal verklaren voor recht dat de KNVB onrechtmatig heeft gehandeld jegens [appellant] en zijn schade als gevolg daarvan dient te vergoeden, welke schade nader is op te maken bij staat;
- de KNVB zal veroordelen in de proceskosten en de nakosten.
4.2
De KNVB heeft verweer gevoerd.
4.3
De rechtbank heeft bij vonnis van 2 september 2015 de vorderingen van [appellant] afgewezen en hem in de proceskosten veroordeeld.

5.De beoordeling van de grieven en de vordering

5.1
Bij zijn bezwaar tegen het door de rechtbank gehanteerde toetsingskader van artikel 2:15 in verband met artikel 2:8 van het Burgerlijk Wetboek (BW), heeft [appellant] geen belang. Het door [appellant] gewenste en door de voorzieningenrechter gehanteerde toetsingskader van het eerste lid van artikel 7:904 BW brengt immers ook mee dat het besluit van de Commissie van Beroep terughoudend dient te worden getoetst. Alleen indien gebondenheid aan een beslissing van een partij of van een derde in verband met inhoud of wijze van totstandkoming daarvan in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn, is die beslissing vernietigbaar.
5.2
Anders dan [appellant] heeft aangevoerd, is de rechtbank niet buiten de rechtsstrijd van partijen getreden. Daarvan zou sprake zijn, indien de rechtbank zou zijn uitgegaan van andere feiten dan waarvan beide partijen zijn uitgegaan. Zoals de KNVB terecht heeft aangevoerd, stond het de rechtbank vrij de rechtsgronden aan te vullen.
5.3
Volgens artikel 257 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv.) brengt een uitspraak in kort geding geen nadeel toe aan de bodemzaak. De bodemrechter is dus niet gebonden aan de uitspraak van de voorzieningenrechter.
5.4
Het bezwaar van [appellant] tegen de inhoud van rechtsoverweging 4.9 van het bestreden vonnis faalt. Het hof verenigt zich met de overweging van de rechtbank, dat voor het bewijs van excessief geweld van een speler buiten een spelsituatie - waarvoor als minimale straf een schorsing van 18 maanden wordt opgelegd - de verklaring van de scheidsrechter of van een door de KNVB aangestelde assistent-scheidsrechter voldoende is. Overigens steunt de bewezenverklaring in de uitspraak van de Commissie van Beroep, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, niet alleen op de verklaring van de scheidsrechter.
5.5
Ook de klacht van [appellant] tegen het oordeel van de rechtbank dat in het besluit van de Commissie van Beroep voldoende is gemotiveerd dat sprake was van excessief geweld, faalt. Het hof verwijst daartoe naar de in rechtsoverweging 3.7 samengevatte uitspraak van de Commissie van Beroep, waarin is vermeld dat de wedstrijd al was afgelopen, zodat het handelen van [appellant] buiten een spelsituatie plaatsvond, en waarin is vermeld dat sprake was van een rake klap tegen het hoofd, een, zoals de rechtbank terecht heeft overwogen, vitaal onderdeel van het menselijk lichaam.
5.6
Het betoog van [appellant] dat het fundamenteel beginsel van hoor en wederhoor is geschonden, faalt eveneens. [appellant] is immers, evenals de andere betrokkenen, gehoord door de Tuchtcommissie, waarbij zij elkaar vragen hebben kunnen stellen. Daarvan is een uitgebreid verslag opgemaakt. Verder heeft [appellant] een beroepschrift en een aanvullend beroepschrift ingediend, waarvan de Commissie van Beroep blijkens de samenvatting van het verweer van [appellant] kennis heeft genomen.
5.7
Het bewijsaanbod van [appellant] wordt gepasseerd. [appellant] heeft weliswaar aangeboden [teamgenoot 2] als getuige te laten horen, maar heeft niet vermeld wat deze meer of anders kan verklaren dan hij eerder heeft gedaan en waarop de Commissie van Beroep haar uitspraak mede heeft doen steunen. [appellant] heeft alleen aangevoerd dat [teamgenoot 2] “nadien heeft weten te verklaren dat deze verklaring onjuist was.” Overigens zou een andersluidende verklaring van [teamgenoot 2] geen afbreuk zou doen aan de verklaringen van de scheidsrechter, waarop de Commissie van Beroep haar oordeel in de eerste plaats heeft gestoeld. [appellant] heeft nog gesteld dat de verklaringen van “meerdere scheidsrechters” uiteen lopen, maar heeft deze stelling niet toegelicht, zodat het hof daaraan voorbij gaat. Het aanbod om “andere teamgenoten” als getuigen te laten horen passeert het hof eveneens als onvoldoende gespecificeerd.
5.8
Uit het voorgaande volgt dat de door [appellant] gestelde feiten en omstandigheden niet meebrengen dat (gebondenheid van [appellant] aan) het besluit van de Commissie van Beroep onaanvaardbaar is.

6.De slotsom

6.1
De grieven falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.
6.2
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellant] in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
6.3
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van de KNVB zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 711,-
- salaris advocaat € 1.074,- (1 punt x tarief II).
6.4
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.

7.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het tussen de partijen gewezen vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 2 september 2015;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de KNVB vastgesteld op € 711,- voor verschotten en op € 1.074,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en - voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
veroordeelt [appellant] en in de nakosten, begroot op € 131,-, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 68,- in geval [appellant] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving en betekening.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.A. Katz-Soeterboek, A.E.F. Hillen en A.A. van Rossum en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 augustus 2018.