ECLI:NL:GHARL:2018:7673

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 augustus 2018
Publicatiedatum
27 augustus 2018
Zaaknummer
WAHV 200.200.500
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • A. Wijmenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zekerheidstelling in het kader van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam, die op 30 september 2016 het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk heeft verklaard. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om vergoeding van kosten. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de betrokkene geen zekerheid heeft gesteld, wat volgens artikel 11 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) een vereiste is voordat de betrokkene of diens gemachtigde de stukken van het dossier kan inzien.

De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat hij tijdig een draagkrachtverweer had gevoerd, maar het hof oordeelde dat deze claim niet aannemelijk was, aangezien de betreffende brief niet in het dossier aanwezig was. Het hof benadrukte dat het risico van het niet kunnen aantonen van verzending van documenten bij de verzender ligt. Het hof bevestigde dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de betrokkene niet-ontvankelijk was, omdat er geen tijdig draagkrachtverweer was gevoerd en de verplichting tot zekerheidstelling niet was nageleefd.

Het hof concludeerde dat de beslissing van de kantonrechter correct was en dat het verzoek tot vergoeding van kosten werd afgewezen. De uitspraak benadrukt het belang van de zekerheidstelling in het kader van de Wahv en de gevolgen van het niet voldoen aan deze verplichting voor de toegang tot de rechter.

Uitspraak

WAHV 200.200.500
27 augustus 2018
CJIB 188846232
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam
van 30 september 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een verweerschrift in te dienen. Hiervan is geen gebruik gemaakt.
Op 6 oktober 2017 en 16 juli 2018 zijn nog brieven van de gemachtigde van de betrokkene ontvangen.

Beoordeling

1. De kantonrechter heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat geen zekerheid is gesteld.
2. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat hij bij brief van 16 maart 2016 en aldus tijdig namens de betrokkene een draagkrachtverweer heeft gevoerd, maar dat de kantonrechter hier ten onrechte geen acht op heeft geslagen. Daartoe heeft hij een afschrift van deze brief als bijlage aan het hoger beroepschrift toegevoegd. Daarnaast had de rechtbank de mogelijkheid moeten bieden om de financiële situatie van de betrokkene nader toe te lichten op een zitting. Verder heeft de rechtbank in strijd met artikel 11, vierde lid (oud), van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) geen afschrift van het procesdossier verstrekt.
3. Als uitgangspunt heeft te gelden dat een zekerheidstelling ingevolge de Wahv in het algemeen niet in de weg zal staan aan de toegang tot de rechter. Op het voorgaande dient een uitzondering te worden gemaakt, indien de hoogte van het gevraagde bedrag aan zekerheid gelet op de financiële omstandigheden van de betrokkene een zodanige belemmering oplevert, dat toepassing van het stelsel van zekerheidstelling in het onderhavige geval zou neerkomen op een ontoelaatbare beperking van het in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden gegarandeerde recht op toegang tot een onafhankelijke rechterlijke instantie.
4. Dat de gemachtigde bij brief van 16 maart 2016 een draagkrachtverweer zou hebben gevoerd, acht het hof niet aannemelijk geworden. Deze brief bevindt zich namelijk niet bij de stukken. In beginsel aanvaardt degene die per gewone post een stuk verzendt het risico dat hij of zij niet over een schriftelijk bewijs van verzending beschikt. Het ligt dan op zijn of haar weg om op andere wijze aan te tonen dat de verzending (tijdig) heeft plaatsgevonden. De gemachtigde heeft geen feiten of omstandigheden naar voren gebracht op grond waarvan dit aannemelijk is geworden. Het enkel overleggen van een afschrift van de beweerdelijk verzonden brief volstaat daartoe niet.
5. Uit het systeem van de wet, zoals dat besloten ligt in de artikelen 11 tot en met 13 van de Wahv, volgt, dat in geval van het niet of niet tijdig stellen van zekerheid dan de kantonrechter op het beroep kan beslissen zonder de betrokkene te horen (vgl. HR 3 maart 1992,
VR1992, 68). Daarop behoeft alleen een uitzondering te worden gemaakt, indien tijdig een draagkrachtverweer wordt gevoerd. In het onderhavige geval heeft de kantonrechter er van mogen afzien de betrokkene op een zitting te horen nu er geen draagkrachtverweer is gevoerd.
6. Voor zover de gemachtigde klaagt dat de rechtbank geen afschrift van het dossier heeft verstrekt overweegt het hof dat naar vaste rechtspraak uit artikel 11 Wahv volgt dat een betrokkene in de procedure bij de kantonrechter eerst zekerheid dient te stellen, alvorens aan de betrokkene of diens gemachtigde de gelegenheid wordt geboden om te stukken van het dossier in te zien en daarvan afschriften te vragen.
7. Aangezien niet gebleken is dat het niet (tijdig) voldoen aan de verplichting tot zekerheidstelling verschoonbaar is, heeft de kantonrechter het beroep terecht niet-ontvankelijk verklaard. Het hof zal de beslissing daarom bevestigen.
8. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Wijmenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.