Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een verzoek van de moeder om vervangende toestemming te verkrijgen voor verhuizing met haar minderjarige dochter naar [C]. De moeder en vader hebben gezamenlijk het gezag over hun dochter, die in 2012 is geboren. Na de beëindiging van hun relatie in 2016 hebben zij een co-ouderschapsregeling getroffen. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 12 oktober 2017 het verzoek van de moeder om te verhuizen afgewezen. De moeder is in hoger beroep gegaan tegen deze beschikking.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld en de mondelinge behandeling vond plaats op 9 juli 2018. De moeder heeft aangevoerd dat de verhuizing noodzakelijk is om samen met haar nieuwe partner en zijn kinderen een gezinsleven op te bouwen. De vader heeft verweer gevoerd en betoogd dat de verhuizing niet in het belang van de minderjarige is, omdat zij in [A] geworteld is en daar haar sociale leven heeft.
Het hof heeft de belangen van de minderjarige en de ouders tegen elkaar afgewogen. Het hof concludeert dat de verhuizing van de moeder naar [C] geen ingrijpende gevolgen zal hebben voor de minderjarige. De moeder heeft de verhuizing goed doordacht en voorbereid, en de zorgregeling kan worden voortgezet. Het hof oordeelt dat het belang van de moeder om te verhuizen zwaarder weegt dan het belang van de vader bij een afwijzing van het verzoek. Daarom verleent het hof de moeder alsnog toestemming voor de verhuizing.