ECLI:NL:GHARL:2018:7608

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
1 augustus 2018
Publicatiedatum
23 augustus 2018
Zaaknummer
05-880674-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Beschikking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid hoger beroep van het Openbaar Ministerie tegen gedeeltelijk niet toewijzen van vordering tot verlenging van gevangenhouding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 augustus 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep ingesteld door de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland. Het hoger beroep was gericht tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 5 juli 2018, waarin de rechtbank had besloten tot gedeeltelijke afwijzing van de vordering tot verlenging van de gevangenhouding van de verdachte. De verdachte, geboren in 1974 en verblijvende in het huis van bewaring te Vught, was in deze zaak betrokken bij ernstige strafbare feiten, waaronder een feit met terroristisch oogmerk.

Het hof heeft de advocaat-generaal en de verdachte, bijgestaan door zijn advocaat mr. F.G.W.M. Huijbers, gehoord in raadkamer. Na het bestuderen van de beschikking van de rechtbank en de akte van de griffier, heeft het hof geconcludeerd dat er ernstige bezwaren bestaan tegen de verdachte voor feit 1 en het terroristisch oogmerk van feit 2. Dit staat in contrast met de eerdere beslissing van de rechtbank, die de vordering tot verlenging van de gevangenhouding gedeeltelijk had afgewezen.

Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd voor zover deze betrekking had op de vordering tot verlenging van de gevangenhouding voor feit 1 en het terroristisch oogmerk van feit 2. Het hof heeft vervolgens bevolen dat de gevangenhouding van de verdachte wordt verlengd voor deze feiten, waarbij het de motivering van de rechtbank met betrekking tot de ernstige bezwaren en recidivegrond heeft overgenomen. De beslissing van de rechtbank is voor het overige bevestigd.

Uitspraak

beschikking
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Arnhem
pkn: 05-880674-18
avnr: 001118-18 -10
Het gerechtshof heeft te beslissen op het hoger beroep ingesteld door de officier van justitie in het arrondissement Oost-Nederland in de strafzaak tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1974,
verblijvende in het huis van bewaring te Vught.
Het hoger beroep is ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem van 5 juli 2018, houdende de verlenging van de geldigheidsduur van het bevel tot gevangenhouding van verdachte.
Het hof heeft gehoord de advocaat-generaal en verdachte, bijgestaan door
mr F.G.W.M. Huijbers, advocaat te Nijmegen, in raadkamer van heden.
Het hof heeft gezien bovengenoemde beschikking en de akte opgemaakt door de griffier bij die rechtbank van 18 juli 2018.

OVERWEGINGEN:

Wil een bevel tot voorlopige hechtenis kunnen worden gegeven, dan dient er sprake te zijn van verdenking van een strafbaar feit, genoemd in artikel 67 lid 1 en 2 van het Wetboek van Strafvordering. De vordering tot voorlopige hechtenis kan derhalve niet worden los gezien van het/de (gekwalificeerde) feit(en) waarop de vordering is gebaseerd. Dat betekent dat, indien de voorlopige hechtenis wordt gevorderd op basis van verschillende feiten en de vordering niet voor alle feiten wordt toegewezen, de vordering geacht moet worden gedeeltelijk niet te zijn toegewezen, hetgeen gelijk gesteld mag worden aan “niet toegewezen” in de zin van artikel 446 van het Wetboek van Strafvordering. De conclusie is dat de officier van justitie ontvankelijk is in zijn hoger beroep.
Het hof is na onderzoek gebleken dat er, anders dan de rechtbank heeft geoordeeld, ook ernstige bezwaren bestaan voor het feit onder 1 en voor het terroristisch oogmerk, genoemd in feit 2. Dat betekent dat de beslissing waarvan beroep vernietigd dient te worden voor zover deze inhield het niet toewijzen van de vordering tot verlenging van de gevangenhouding voor feit 1 en het terroristisch oogmerk genoemd in feit 2 en de verlenging van de geldigheidsduur van de gevangenhouding eveneens voor feit 1 en het terroristisch oogmerk van feit 2 dient te worden bevolen waarbij het hof de door de rechtbank bij beslissing van 7 juni 2018 gegeven motivering met betrekking tot de ernstige bezwaren en de recidivegrond overneemt. Voor toewijzing van de door de advocaat-generaal ter zitting aangevoerde onderzoeksgrond acht het hof geen termen aanwezig.
Het hof heeft gelet op het bepaalde in de artikelen 65, 66, 67, 67a en 71 van het Wetboek van Strafvordering.

BESLISSING:

Het hof:
- vernietigt de beschikking waarvan beroep ten aanzien van feit 1 en het terroristisch oogmerk van feit 2;
- beveelt de verlenging van de geldigheidsduur van de gevangenhouding ten aanzien van feit 1 en het terroristisch oogmerk van feit 2;
- bevestigt de beschikking voor het overige.
Aldus gegeven op 1 augustus 2018 door mrs A.B.A.P.M. Ficq, voorzitter, A.R. van der Winkel en Y.A.J.M. van Kuijck, raadsheren, in tegenwoordigheid van B.F. Peters, griffier, en ondertekend door de voorzitter en de griffier.