Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft de vader op 12 januari 2018 een verzoekschrift ingediend tot herroeping van een eerdere beschikking van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 7 maart 2017, waarin de moeder met het gezag over hun gezamenlijke dochter [kind] werd belast. De vader stelt dat de moeder na hun echtscheiding opnieuw is getrouwd en dat zij dit heeft verzwegen, wat volgens hem bedrog inhoudt. De moeder heeft verweer gevoerd en betwist dat de vader tijdig zijn verzoek tot herroeping heeft ingediend. Het hof heeft op 16 augustus 2018 uitspraak gedaan en de verzoeken van de vader afgewezen. Het hof oordeelde dat de vader niet heeft aangetoond dat aan de gronden voor herroeping is voldaan. Bovendien werd opgemerkt dat zelfs als de validiteit van de door de vader overgelegde aktes vaststond, dit niet tot een toewijzing van zijn verzoek zou hebben geleid, omdat het bedrog reeds tijdens de eerdere procedure had kunnen worden ontdekt. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat elke partij zijn eigen kosten draagt.