Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een verzoek tot afgifte van een bruidsschat en de toewijzing van het gezag over twee kinderen na een echtscheiding. De man, verzoeker in hoger beroep, heeft in eerste aanleg een afwijzing gekregen van zijn verzoek om eenhoofdig gezag over de kinderen en om de afgifte van de bruidsschat, bestaande uit gouden sieraden en munten, aan de vrouw, verweerster in hoger beroep. De man heeft in hoger beroep grieven ingediend tegen deze beslissingen. Het hof heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter rechtsmacht heeft en dat het Nederlands recht van toepassing is. De man heeft aangevoerd dat de vrouw psychische problemen heeft en dat dit een risico vormt voor de kinderen. De vrouw daarentegen stelt dat zij stabiel is en goed kan communiceren over de kinderen. Het hof heeft besloten dat er onvoldoende informatie is om een beslissing te nemen over het gezag en heeft de raad voor de kinderbescherming verzocht om een onderzoek in te stellen naar de situatie van de moeder en haar vermogen om weloverwogen beslissingen te nemen. Wat betreft de bruidsschat heeft het hof geoordeeld dat de man niet kan worden verplicht tot afgifte, omdat niet is komen vast te staan dat de sieraden en munten nog in zijn bezit zijn. De beschikking van de rechtbank Gelderland is in zoverre vernietigd en het verzoek van de vrouw tot afgifte van de bruidsschat is afgewezen. De behandeling van de zaak met betrekking tot het gezag is aangehouden totdat het rapport van de raad is ontvangen.