Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van de procedures in hoger beroep
hoofdzaak 200.195.103, verkort weergegeven, dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen waar het Pensioenfonds in het ongelijk werd gesteld en de vorderingen van [appellant] alsnog in al hun onderdelen zal afwijzen, onder zijn veroordeling in de proceskosten in beide instanties, inclusief de nakosten en wettelijke rente daarover. [appellant] vordert met wijziging van zijn eis in het incidenteel hoger beroep in de
hoofdzaak 200.195.103, verkort weergegeven, dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en het Pensioenfonds uitvoerbaar bij voorraad zal veroordelen tot betaling van:
hoofdzaak 200.195.805, na wijziging van zijn eis, verkort weergegeven dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en Oldenboom uitvoerbaar bij voorraad zal veroordelen tot betaling van:
vrijwaringszaak 200.195.808, verkort weergegeven, dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en haar vordering alsnog zal toewijzen, onder veroordeling van het Pensioenfonds in de proceskosten in beide instanties, inclusief de nakosten en de wettelijke rente.
2.De vaststaande feiten
Wij maken u er nog op attent dat aan deze brief geen rechten kunnen worden ontleend. Vaststelling van een uitkering vindt plaats op de datum waarop deze dient in te gaan aan de hand van de dan geldende bepalingen en de dan bekend zijnde gegevens.”
- Periode 01.04.2012 tot 01.02.2013 € 4.676 bruto per maand
- Periode 01.02.2013 levenslang € 2.592 bruto per maand
NB. Bovenstaande aanvraag wordt gedaan op basis van de berekeningen die wij van u hebben ontvangen op 23 februari jl. en de herberekening hiervan, die aan ons is bevestigd in uw e-mail van 26 maart jl.”
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van de grieven en de vordering
Gegevens aanvrager”) en dat de stempel van de werkgever ervoor dient dat deze instaat voor de juistheid van de door de werkgever aan het Pensioenfonds verstrekte gegevens. Bij gebreke van een overeenkomst tussen [appellant] en Oldenboom kan van wederzijdse dwaling geen sprake zijn. [appellant] heeft geen andere grondslagen aangevoerd voor aansprakelijkheid van Oldenboom en ook overigens valt in dit geval niet in te zien waarom Oldenboom jegens [appellant] zou moeten instaan voor de gevolgen van door het Pensioenfonds gemaakte fouten.