ECLI:NL:GHARL:2018:731

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 januari 2018
Publicatiedatum
23 januari 2018
Zaaknummer
200.175.438/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming deskundige in geschil over geluidsoverlast door honden

In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 23 januari 2018, wordt een deskundige benoemd in een geschil tussen een huurder en Woningstichting Goedestede over vermeende geluidsoverlast door blaffende honden. De appellante, die in hoger beroep is gegaan, stelt dat de beschuldigingen van overlast ongegrond zijn. Het hof heeft eerder in een tussenarrest van 1 augustus 2017 vastgesteld dat een deskundigenonderzoek noodzakelijk is om de claims van geluidsoverlast te onderzoeken. De Woningstichting betwist de noodzaak van dit onderzoek en stelt dat de honden van de appellante regelmatig blaffen, wat leidt tot overlast voor de omwonenden. Het hof oordeelt dat de bewijslast bij de Woningstichting ligt en dat er onvoldoende bewijs is geleverd dat de appellante ernstige overlast veroorzaakt. Het hof benoemt ir. A. Eisses van TNO als deskundige om de situatie te onderzoeken en vragen te beantwoorden over de normen en richtlijnen voor het meten van geluidsoverlast door honden. De kosten van het deskundigenonderzoek worden op € 9.000,- vastgesteld, te betalen door de Woningstichting. Het hof bepaalt dat de deskundige een concept-rapport zal opstellen en dat partijen de gelegenheid krijgen om hierop te reageren. De zaak wordt aangehouden voor verdere behandeling na het deskundigenbericht.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.175.438/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 2838826 MC 14-2279)
arrest van 23 januari 2018
in de zaak van
[appellante] ,
wonende te [A] ,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. B. Eskes, kantoorhoudend te Almere,
tegen
Woningstichting Goedestede,
gevestigd te Almere,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
Goedestede,
advocaat: mr. T. Mulder, kantoorhoudend te Almere

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
[appellante] heeft een akte uitlating deskundigenbericht genomen. Goedestede heeft een akte na tussenarrest genomen.
1.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

2.Verder over de grieven

2.1
In het tussenarrest van 1 augustus 2017 heeft het hof overwogen dat een deskundigenbericht noodzakelijk is om antwoord te krijgen op de vraag of het onderzoek van Geluidconsult voldoet aan de eisen die aan een dergelijk onderzoek kunnen worden gesteld en of de conclusies die Geluidconsult verbindt aan het door haar verrichte onderzoek een deugdelijke basis hebben. Het hof heeft partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over het aantal en de persoon van de deskundige(n) en de aan deze(n) te stellen vragen.
2.2
Volgens Goedestede is een deskundigenonderzoek niet nodig. Volgens haar staat vast dat de honden van [appellante] geregeld hebben geblaft. Zij meent bovendien dat zij heeft bewezen dat [appellante] op geen enkele wijze bereid is rekening te houden met de gerechtvaardigde belangen van de omwonenden.
2.3
Voor zover Goedestede met haar betoog het hof verzoekt terug te komen op het tussenarrest, honoreert het hof het verzoek van Goedestede niet. Het hof is van oordeel dat Goedestede, op wie in deze de bewijslast rust, nog niet heeft bewezen dat [appellante] ernstige overlast heeft bewezen. Zoals het hof heeft overwogen, betekent het enkele feit dat [appellante] vijf honden heeft (gehad) nog niet dat zij overlast veroorzaakt of anderszins in strijd handelt met haar verplichtingen uit de huurovereenkomst. Het enkele feit dat de honden weleens blaffen, rechtvaardigt evenmin de conclusie dat sprake is (geweest) van overlast. Of sprake is van overlast, is onder meer afhankelijk van de frequentie, de duur en de intensiteit van het geblaf. Daartoe is een beoordeling van het door Goedestede in het geding gebrachte rapport van Geluidconsult noodzakelijk, gelet op de conclusie van dat rapport, dat sprake is van ernstige overlast door het geblaf van de honden en de op dat rapport door [appellante] uitgeoefende kritiek.
2.4
Goedestede meent dat indien een deskundigenonderzoek wordt verricht, volstaan kan worden met de vraag of Geluidconsult in redelijkheid tot haar conclusies heeft kunnen komen. Het hof vindt een dergelijke vraagstelling te beperkt. Het is belangrijk dat de deskundige het hof voorlicht over de meest geëigende methode om een dergelijk geluidsonderzoek te doen, over eventuele wetenschappelijke richtlijnen en standaarden voor een dergelijk onderzoek en toepasselijke normen voor het 'wegen' van geluidsoverlast door blaffende honden. Tegen die achtergrond kan de validiteit van het deskundigenoordeel over het door Geluidconsult verrichte onderzoek en de conclusies van Geluidconsult voor het hof inzichtelijk worden gemaakt.
2.5
[appellante] stelt voor tal van gedetailleerde vragen aan de te benoemen deskundige(n) voor te leggen. Het hof zal veel van de door [appellante] voorgestelde vragen niet overnemen, omdat deze een te sturend karakter hebben en de deskundige al te zeer dwingen om zich te richten op de aspecten van het onderzoek van Geluidconsult die [appellante] relevant vindt, waardoor de kans aanwezig is dat andere aspecten onderbelicht blijven.
2.6
Het hof formuleert, met inachtneming van wat hiervoor is overwogen, de volgende vragen:
a. Zijn er standaarden, richtlijnen of andere voorschriften van toepassing op het meten en beoordelen van geluidsoverlast door het geblaf van honden?
b. Indien het antwoord op vraag a. bevestigend luidt: welke standaarden, richtlijnen of voorschriften betreft het en wat is de inhoud ervan?
c. Indien dat niet het geval is: zijn er standaarden, richtlijnen of andere voorschriften van toepassing op het meten en beoordelen van burenlawaai, die van betekenis zijn voor het meten en beoordelen van geluidsoverlast door het geblaf van honden?
d. Indien het antwoord op vraag c. bevestigend luidt: welke standaarden, richtlijnen of voorschriften betreft het en wat is de inhoud ervan?
e. Aan welke eisen dient een onderzoek naar geluidsoverlast door honden naar uw oordeel te voldoen?
f. Zijn er algemeen aanvaarde (en zo niet: in de praktijk gangbare) normen van toepassing voor het bepalen van geluidsoverlast door blaffende honden en, zo ja, hoe luiden die?
g. Indien uw antwoord op vraag f. ontkennend luidt: zijn er algemeen aanvaarde (en zo niet: in de praktijk gangbare) normen van toepassing op geluidsoverlast door buren, die van belang zijn voor de beoordeling van geluidsoverlast door blaffende honden? Indien dat het geval is, hoe luiden die normen en dient op deze normen een correctie te worden aangebracht om ze geschikt te maken voor het beoordelen van de geluidsoverlast door blaffende honden?
h. Indien u bij uw antwoord op vraag f. of g. uitgaat van gangbare normen, wilt u dan toelichten waarom de normen door u worden beschouwd als gangbare normen.
i. Wilt u in het licht van uw antwoorden op de vragen a. tot en met e. het door Geluidconsult verrichte onderzoek d.d. 4 juni 2014 (prod. 40 bij CvR) beoordelen? Wilt u bij deze beoordeling ook de door [appellante] in grief 6 en productie 4 bij de MvG geformuleerde kritiek betrekken en de reactie van Geluidconsult op deze kritiek (prod. G bij MvA)?
j. Hoe beoordeelt u, in het licht van uw antwoord op vraag i. en uw antwoord op de vragen f. en g. de conclusie van Geluidconsult dat sprake is van "burenlawaai klasse 3: ontoelaatbare geluidhinder lawaai"?
Wordt deze conclusie gedragen door de bevindingen / metingen van Geluidconsult en door de toepasselijke normen?
k. Geeft uw onderzoek u aanleiding tot het maken van opmerkingen die mogelijk van belang zijn voor een beoordeling van deze zaak?
2.7
Goedestede heeft geen suggestie gedaan voor de persoon van een deskundige. [appellante] stelt de benoeming voor van ir. A. Eisses, verbonden aan TNO. Het hof ziet geen reden om ir. Eisses niet te benoemen. Ir. Eisses treedt vaker op als deskundige, heeft te kennen gegeven bereid en in staat te zijn een benoeming te aanvaarden en vrij te staan jegens partijen. Nu partijen er kennelijk mee instemmen dat één deskundige wordt benoemd, zal het hof naast ir. Eisses geen andere deskundige benoemen.
2.8
Zoals het hof in het tussenarrest heeft overwogen, zal het voorschot op de kosten van het deskundigenonderzoek ten laste worden gebracht van Goedestede. Op Goedestede rust immers de bewijslast van haar stelling dat [appellante] ernstige geluidsoverlast veroorzaakt. Gelet op de door ir. Eisses te verwachten tijdsbesteding (46 uren) en het toepasselijke uurtarief (€ 160,00 per uur, te vermeerderen met btw) zal het hof het voorschot bepalen op - afgerond - € 9.000,- (inclusief btw).

3.De beslissing

Het gerechtshof, alvorens nader te beslissen:
benoemt tot deskundige: ir. A. Eisses, verbonden aan TNO locatie Delft, Postbus 155, 2600AD Delft, telefoon [0000] , e-mail: [----] .nl,
om een onderzoek in te stellen en schriftelijk bericht uit te brengen over de in rechtsoverwegingen 2.6 onder a. tot en met k. geformuleerde vragen;
bepaalt dat de deskundige tijdens het onderzoek partijen in de gelegenheid zal stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat daarvan uit het schriftelijk bericht zal blijken;
bepaalt dat de deskundige een concept-deskundigenbericht aan partijen zal sturen en partijen in de gelegenheid zal stellen op dat concept te reageren alvorens een definitief bericht uit te brengen. In het definitieve deskundigenbericht zal de deskundige de reacties van partijen op het concept bespreken;
bepaalt dat Goedestede aan de deskundige een kopie van het volledige procesdossier ter beschikking zal stellen;
beveelt partijen om aan de deskundige alle door hem gewenste inlichtingen te verstrekken;
bepaalt dat de deskundige het ondertekende deskundigenbericht vóór (4 maanden na arrest) toestuurt aan de griffie van dit hof (Postbus 1704, 8901 CA Leeuwarden);
bepaalt het voorschot van de kosten van de deskundige op € 9.000,- (incl. btw), tenzij (een van) partijen het hof binnen twee weken na dagtekening van dit arrest schriftelijk laten weten dat zij niet kunnen instemmen met de hoogte van het voorschot, in welk geval het hof een nieuwe beslissing zal nemen;
bepaalt dat Goedestede het voorschot dient te betalen, conform de nota met betaalinstructies die Goedestede zal ontvangen van het Landelijke Dienstencentrum voor de Rechtspraak;
bepaalt dat dit voorschot (in beginsel) binnen vier weken na dagtekening van de nota van het Landelijk Dienstencentrum moet zijn voldaan;
bepaalt dat de deskundige niet met het onderzoek zal starten voordat de griffier heeft laten weten dat het voorschot is betaald;
bepaalt dat de deskundige zich - door tussenkomst van de griffie - met eventuele vragen en opmerkingen zal wenden tot mr. H. de Hek, die hierbij wordt benoemd tot raadsheer-commissaris;
draagt de griffier op een afschrift van dit arrest aan de deskundige te verzenden;
verwijst de zaak naar de roldatum van vier weken na de datum waarop het definitieve deskundigenbericht ter griffie is ingeleverd voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van Goedestede;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. H. De Hek, mr. D.H. De Witte en mr. J.M. Rowel-van der Linde en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 januari 2018.