ECLI:NL:GHARL:2018:7288
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- M. van Schuijlenburg
- A. Stoop
- Rechtspraak.nl
Gebruik van busbaan of -strook en de vereisten voor aanduiding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 augustus 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Amsterdam van 26 juli 2016. De zaak betreft een administratieve sanctie van € 140,- die aan de betrokkene was opgelegd voor het gebruik van een busbaan of -strook aangeduid met 'lijnbus'. De overtreding vond plaats op 28 november 2014 op de Van Baerlestraat te Amsterdam. De betrokkene ontkende de gedraging niet, maar stelde dat het niet voldoende kenbaar was gemaakt welk deel van de rijbaan voor bussen en trams bestemd was. Hij voerde aan dat het woord 'lijnbus' niet correct was aangegeven en niet na elke zijweg was herhaald.
Het hof overweegt dat de regelgeving niet vereist dat het woord 'lijnbus' na elke zijweg herhaald moet worden. De toelichting op de Uitvoeringsvoorschriften BABW inzake verkeerstekens geeft aan dat de werking van verkeersborden beperkt is tot het wegvak waarlangs ze zijn geplaatst, maar dit is niet van toepassing op verkeerstekens op de weg. Het hof concludeert dat de uiterlijke kenmerken van de busstrook voldoende kenbaar waren voor de weggebruiker. De verklaring van de verbalisant bevestigt dat de betrokkene de busstrook gebruikte.
Het hof oordeelt dat de betrokkene in redelijkheid geen verwijt kan worden gemaakt voor zijn gedraging, gezien de duidelijke afscheiding van de busstrook van de overige rijbanen. De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene terecht ongegrond verklaard, en het hof bevestigt deze beslissing. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor weggebruikers om alert te zijn op aanwezige verkeerstekens en de geldigheid van de aanduidingen op de weg.