ECLI:NL:GHARL:2018:7272

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 augustus 2018
Publicatiedatum
14 augustus 2018
Zaaknummer
21-001282-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vonnis van de rechtbank Noord-Nederland inzake diefstal met geweld en mishandeling in Forensisch Psychiatrische Kliniek

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, waarin de verdachte is veroordeeld voor diefstal met geweld en mishandeling. De verdachte wordt verweten dat hij op 8 november 2017 in een Jumbo supermarkt vier verpakkingen babyvoeding heeft gestolen, waarbij hij geweld heeft gebruikt tegen medewerkers van de supermarkt. De verdachte heeft verklaard dat hij handelde uit zelfverdediging, maar het hof oordeelt dat er geen sprake was van een rechtvaardigingsgrond voor zijn geweld. Het hof komt tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, en legt een gevangenisstraf van vijf maanden op, met aftrek van voorarrest. Daarnaast is de verdachte ook veroordeeld voor het medeplegen van mishandeling van een medepatiënt in de Forensisch Psychiatrische Kliniek en mishandeling van zijn behandelend psychiater. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en doet opnieuw recht, waarbij het de vordering tot tenuitvoerlegging van een eerdere voorwaardelijke gevangenisstraf toewijst en een andere afwijst.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001282-18
Uitspraak d.d.: 14 augustus 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 15 februari 2018 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, met parketnummers 18‑930265-17 en 18-186065-17, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissingen op de vordering tot tenuitvoerlegging, met parketnummers 10-161537-15 en 10-741121-16, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1980,
wonende te [woonplaats] ,
thans uit anderen hoofde verblijvende in PI [locatie]

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 31 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het in de zaak met parketnummer 18‑930265-17 onder 1 primair ten laste gelegde en in de zaak met parketnummer 18-186065-17 onder 1 en 2 ten laste gelegde en veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf van vijf maanden met aftrek van de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 10-161537-15 toe te wijzen en de vordering tot tenuitvoerlegging met parketnummer 10-741121-16 af te wijzen. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. L.M.F. Aarts, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft bij vonnis van 15 februari 2018 verdachte ter zake van diefstal met geweld, medeplegen van mishandeling en van mishandeling veroordeeld tot een gevangenisstraf van vijf maanden met aftrek van de tijd die door verdachte in voorarrest is doorgebracht. De rechtbank heeft de vordering tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf van twee maanden, de verdachte voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 november 2015 met parketnummer 10-161537-15, toegewezen. De rechtbank heeft voorts de vordering tot tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf van 245 dagen, de verdachte voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 25 augustus 2016 met parketnummer 10-741121-16 gedeeltelijk toegewezen, namelijk voor wat betreft een gevangenisstraf van 125 dagen, en voor wat betreft het resterende deel van 120 dagen afgewezen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
Zaak met parketnummer 18-930265-17:
1 primair:
verdachte op of omstreeks 8 november 2017, te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een viertal, in elk geval een of meer, verpakking(en) (Nutrilon) babyvoeding, in elk geval enig goed, (alles) geheel of ten dele toebehorende aan winkelketen Jumbo, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte
- voornoemde [slachtoffer 2] (hardhandig) een duw heeft gegeven en/of
- (vervolgens) om zich heen is gaan slaan, in elk geval een worsteling is ontstaan en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] (onverhoeds) bij diens keel heeft vast gepakt/gegrepen en/of diens keel (enige tijd) heeft dichtgedrukt en/of dicht gedrukt gehouden, waardoor deze [slachtoffer 1] de adem werd benomen;
1 subsidiair:
1. verdachte op of omstreeks 8 november 2017, te [plaats] , (althans) in de gemeente [gemeente] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer verpakking(en) (Nutrilon) babyvoeding, in elk geval enig goed, (alles) geheel of ten dele toebehorende aan winkelketen Jumbo, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
2. verdachte op of omstreeks 8 november 2017, te [plaats] , (althans) in de gemeente [gemeente] , [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] heeft mishandeld door
- die [slachtoffer 2] (hardhandig) omver te duwen, in elk geval een duw te geven en/of vervolgens om zich heen is gaan slaan, in elk geval een worsteling is ontstaan en/of - die [slachtoffer 1] (onverhoeds) bij diens keel vast te pakken of vast te grijpen en/of diens keel dicht te drukken en/of dicht gedrukt te houden, waardoor, althans mede waardoor, die Steenbergen de adem werd benomen;
Zaak met parketnummer 18-186065-17 (gevoegd):
1 primair:
hij op of omstreeks 11 juli 2017 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer 3] heeft mishandeld door deze (meermalen) in het gezicht en/of tegen het hoofd en/of tegen het lichaam te stompen en/of te slaan en/of (meermalen) tegen (een) be(e)n(en) te schoppen en/of te trappen;
2:
hij op of omstreeks 12 juli 2017 te [plaats] , [slachtoffer 4] heeft mishandeld door deze met een tafel tegen de borst, althans tegen het lichaam te slaan en/of te duwen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Overweging met betrekking tot het bewijs van het in de zaak met parketnummer 18‑930265-17 onder 1 primair ten laste gelegde
Verdachte wordt in de zaak met parketnummer 18‑930265-17 onder 1 primair verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan diefstal van vier verpakkingen babyvoeding, gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , medewerkers van Jumbo supermarkt. Verdachte heeft dit feit ontkend. Verdachte heeft verklaard dat hij voor een ander babyvoeding zou kopen en dat hij door het telefoongesprek dat hij voerde in de supermarkt werd afgeleid en daardoor per ongeluk de kassa heeft gepasseerd zonder te betalen voor de babyvoeding. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij vervolgens door medewerkers van Jumbo naar het kantoor van de supermarkt werd gebracht en daar hardhandig op een stoel werd geduwd. Verdachte wilde vervolgens buiten gaan wachten op de persoon voor wie hij de babyvoeding zou kopen. Deze persoon zou het geld voor de babyvoeding komen brengen. Verdachte werd door het personeel van Jumbo tegengehouden in het kantoor, waarna een worsteling is ontstaan, aldus verdachte.
De raadsvrouw van verdachte heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Verdachte had geen oogmerk op het wederrechtelijk toe-eigenen van de babyvoeding. Voorts heeft verdachte zich noodzakelijk en proportioneel beschermd tegen de gedragingen van de medewerkers van Jumbo tegen verdachte.
Het hof overweegt als volgt.
De diefstal
Uit het proces-verbaal van bevindingen van 9 november 2017 blijkt dat de verbalisanten op de camerabeelden van de Jumbo zien dat verdachte vier pakken babyvoeding uit het schap pakt en deze in zijn meegenomen tas (een big shopper) doet. Daarna verlaat verdachte de winkel zonder zich bij de kassa te melden of zijn goederen te koop aan te bieden. [slachtoffer 2] heeft gezien dat verdachte al ongeveer één meter buiten de winkel liep met, zo bleek later, in zijn tas vier Nutrilon verpakkingen. Het hof acht de verklaring van verdachte dat hij per ongeluk de kassa is gepasseerd zonder de pakken babyvoeding te koop aan te bieden bij de kassa onaannemelijk. Verdachte heeft deze bedoeling niet kenbaar gemaakt door middel van zijn handelen of door een mededeling van hem aan de medewerkers van Jumbo. Deze aangedragen goede bedoeling van verdachte vindt voorts geen steun in het strafdossier en wordt bovendien weerlegd door het volgende. [slachtoffer 1] heeft verklaard dat op het moment dat hij in het kantoor met verdachte de camerabeelden bekeek en hij aan verdachte vertelde dat hij de babyvoeding heeft gestolen, [slachtoffer 1] verdachte dit hoorde toegeven. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat verdachte bij het bekijken van de camerabeelden heeft gezegd dat hij de pakken babyvoeding uit de winkel (het hof begrijpt: de Jumbo) had gehaald en dat hij geld nodig had.
Uit de hiervoor vastgestelde gang van zaken kan naar de uiterlijke verschijningsvorm redelijkerwijs niet anders worden afgeleid dan dat verdachte het oogmerk had om zich de vier pakken Nutrilon babyvoeding wederrechtelijk, namelijk zonder daarvoor te betalen, toe te eigenen.
Het toegepaste geweld
Uit de verklaringen van [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] volgt dat verdachte, toen hem in het kantoor werd verteld dat de politie zou worden gebeld, opstond en richting de deur van het kantoor liep. [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] hielden verdachte tegen, waarna hij boos werd en er een worsteling ontstond. [slachtoffer 1] en [getuige 1] hebben verklaard dat verdachte om zich heen begon te slaan. Volgens de verklaringen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] , [getuige 1] en [getuige 2] pakte verdachte vervolgens [slachtoffer 1] bij zijn keel vast en hield hij hem op deze manier ongeveer 10 seconden vast.
Uit het voorgaande stelt het hof vast dat er in het geheel geen situatie is geweest waarin verdachte zich gerechtvaardigd tegen enige geweldshandeling van de Jumbo medewerkers heeft kunnen en moeten verzetten. Het hof overweegt daartoe dat, nu verdachte – later bleek gerechtvaardigd – werd verdacht van het plegen van winkeldiefstal, verdachte medewerking had moeten verlenen aan het Jumbo personeel en de komst van de politie had moeten afwachten in de winkel, onder toeziend oog van het personeel. Het hof constateert op basis van de door [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] , [getuige 1] en [getuige 2] geschetste gang van zaken in combinatie met verdachtes opmerking bij zijn poging weg te komen uit het kantoor, namelijk ‘omdat hij geld nodig heeft’, dat het door verdachte gebruikte geweld tegen [slachtoffer 1] verband hield met de wens van verdachte om weg te komen uit het kantoor en de winkel van Jumbo en daarmee aan zichzelf bij betrapping op heterdaad van de winkeldiefstal de vlucht mogelijk te maken.
Nu het onder 1 primair ten laste gelegde geweld tegen [slachtoffer 2] , te weten het geven van een (hardhandige) duw, slechts volgt uit de verklaring van [slachtoffer 2] en voorts niet wordt bevestigd door de verklaringen van [slachtoffer 1] , [getuige 1] dan wel [getuige 2] , acht het hof niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte geweld op voornoemde manier heeft gepleegd tegen [slachtoffer 2] en zal het hof verdachte vrijspreken van dit onderdeel van de tenlastelegging.
Conclusie
Het hof ziet geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van voornoemd proces‑verbaal van bevindingen wat betreft de camerabeelden noch aan de verklaringen van [slachtoffer 2] , [slachtoffer 1] , [getuige 1] en [getuige 2] te twijfelen. Het hof verwerpt het door de raadsvrouw gevoerde verweer en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte vier verpakkingen Nutrilon babyvoeding heeft gestolen bij Jumbo, welke diefstal gevolgd is van geweld tegen [slachtoffer 1] .
Overweging met betrekking tot het bewijs van het in de zaak met parketnummer 18‑186065-17 onder 1 ten laste gelegde
Verdachte wordt in de zaak met parketnummer 18‑186065-17 onder 1 verweten dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van mishandeling van zijn medepatiënt [slachtoffer 3] . Verdachte heeft erkend dat hij samen met zijn medepatiënt [medeverdachte] [slachtoffer 3] meerdere malen heeft geslagen. Verdachte heeft voorts verklaard dat hij het noodzakelijk vond om in te grijpen in de ontstane dreigende situatie, nu de medewerkers van de Forensisch Psychiatrische Kliniek (hierna: FPK) [slachtoffer 3] niet vast en daarmee niet onder controle hadden.
De raadsvrouw van verdachte heeft betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken. Verdachte kon niet anders dan zich op dat moment met de situatie te bemoeien en om in te grijpen. De verklaringen van de medewerkers dat zij [slachtoffer 3] vasthielden zijn onjuist.
Het hof overweegt als volgt.
Uit de verklaringen van [slachtoffer 3] volgt dat hij een woordenwisseling had met het personeel van de FPK, waarna hij werd beetgepakt bij zijn linker- en rechterschouder en daaraan werd vastgehouden door het personeel. [slachtoffer 3] stond tussen twee medewerkers met zijn rug tegen de muur en met zijn armen op zijn rug gedraaid toen verdachte op een gegeven moment met zijn gebalde vuist naar zijn gezicht kwam. Vervolgens werd [slachtoffer 3] losgelaten door het personeel, omdat [slachtoffer 3] zich niet kon verdedigen tegen de aanval van verdachte. Daarop voegde medeverdachte [medeverdachte] zich bij verdachte en gaven zij samen klappen aan [slachtoffer 3] . [getuige 3] en [getuige 4] , medewerkers van de FPK, hebben verklaard dat [slachtoffer 3] tegen de muur gefixeerd stond toen verdachte [slachtoffer 3] aanviel.
Naar het oordeel van het hof kunnen de gedragingen van [slachtoffer 3] , te weten het schreeuwen, schelden en uiten van dreigende taal op de gang van de FPK, niet worden aangemerkt als een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding van verdachtes eigen of andermans lijf, eerbaarheid of goed. Voorts is niet aannemelijk geworden dat sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor. [slachtoffer 3] stond op het moment dat verdachte hem begon te slaan immers tussen twee medewerkers van de FPK in met zijn handen op zijn rug tegen de muur. [slachtoffer 3] had zodoende geen enkele bewegingsruimte om een fysieke aanval in te zetten. In lijn met de rechtbank overweegt het hof dat voorafgaand aan het geweld van verdachte en medeverdachte [medeverdachte] zich weliswaar een dreigende situatie voordeed ten aanzien van één van de medewerkers van de FPK, maar dat op het moment waarop verdachte en medeverdachte [medeverdachte] [slachtoffer 3] aanvielen, daar geen sprake (meer) van was.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat de verdachte de hem verweten gedragingen niet heeft verricht in een situatie waarin en op een tijdstip waarop voor hem de noodzaak bestond tot verdediging van zijn of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding, dan wel het onmiddellijk dreigend gevaar daarvoor.
Het hof verwerpt het door de raadsvrouw gevoerde noodweerverweer en acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan het medeplegen van mishandeling van [slachtoffer 3] .

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-930265-17 primair en in de zaak met parketnummer 18-186065-17 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
Zaak met parketnummer 18-930265-17:
1 primair:
verdachte op 8 november 2017, te [plaats] , in de gemeente [gemeente] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een viertal verpakkingen Nutrilon babyvoeding, toebehorende aan winkelketen Jumbo, welke diefstal werd gevolgd van geweld tegen [slachtoffer 1] , gepleegd met het oogmerk om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat verdachte
- om zich heen is gaan slaan en
- voornoemde [slachtoffer 1] (onverhoeds) bij diens keel heeft vast gepakt en diens keel enige tijd heeft dichtgedrukt en dicht gedrukt gehouden, waardoor deze [slachtoffer 1] de adem werd benomen;
Zaak met parketnummer 18-186065-17 (gevoegd):
1:
hij op 11 juli 2017 te [plaats] , tezamen en in vereniging met een ander [slachtoffer 3] heeft mishandeld door deze (meermalen) in het gezicht en tegen het hoofd en tegen het lichaam te stompen en tegen een been te schoppen;
2:
hij op 12 juli 2017 te [plaats] , [slachtoffer 4] heeft mishandeld door deze met een tafel tegen de borst te duwen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-930265-17 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal, gevolgd van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf de vlucht mogelijk te maken.
Het in de zaak met parketnummer 18-186065-17 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
medeplegen van mishandeling.
Het in de zaak met parketnummer 18-186065-17 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een diefstal gevolgd van geweld, mishandeling van een medepatiënt in de FPK en mishandeling van zijn behandelend psychiater in de FPK. Dergelijke strafbare feiten veroorzaken schade en overlast, zowel bij de samenleving in het algemeen als ten opzichte van de aangevers in het bijzonder. Het handelen van verdachte toont een gebrek aan respect voor de eigendomsrechten en de lichamelijke integriteit van anderen. Jumbo medewerker [slachtoffer 1] werd door het dichtknijpen van zijn keel door verdachte duizelig en had na afloop van het voorval striemen op zijn keel. Medepatiënt in de FPK [slachtoffer 3] had ten gevolge van de mishandeling door verdachte en medeverdachte [medeverdachte] een blauw oog, een gescheurde lip en een scheve tand. De mishandeling van de psychiater [slachtoffer 4] door het duwen van een tafelblad tegen de borst veroorzaakte bij hem pijn en een blauwe plek op zijn rechterborst. Het hof rekent het verdachte aan dat hij zich op meerdere momenten agressief heeft gedragen ten opzichte van anderen en met zijn gewelddadige gedragingen bij hen pijn en letsel heeft veroorzaakt.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffende uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 3 juli 2018, waaruit blijkt dat verdachte eerder veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van geweldsdelicten en vermogensdelicten. Kennelijk hebben deze eerdere veroordelingen verdachte er niet van weerhouden zich opnieuw schuldig te maken aan het plegen dergelijke strafbare feiten.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met een reclasseringsrapportage van 21 november 2017 waaruit volgt dat er aanwijzingen zijn voor problematisch middelengebruik, namelijk cocaïne en heroïne en dat sprake is van ernstige persoonlijkheidsproblematiek bij verdachte. Voorts volgt uit deze reclasseringsrapportage dat verdachte bij spanningen ineens kan omslaan in zijn gedrag, wat kan leiden tot psychotische momenten die gepaard gaan met agressief gedrag. Verdachte heeft geen veranderwensen.
Het hof houdt bij de strafoplegging tevens rekening met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, zoals door de verdachte en zijn raadsman naar voren gebracht ter terechtzitting van het hof. Verdachte heeft verklaard geen middelen en alcohol meer te gebruiken, dat hij een woning en werk wil gaan zoeken en dat hij graag een omgangsregeling wil om zijn kinderen te kunnen zien.
De strafoplegging van de rechtbank komt het hof – met de advocaat-generaal – als passend en geboden voor. Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien en met name gelet op de ernst van de bewezenverklaarde feiten en het strafblad van verdachte, ziet het hof geen aanleiding om ten gunste van verdachte af te wijken van de door de rechtbank opgelegde straf.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 10-161537-15

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 26 november 2015 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 maanden, parketnummer 10-161537-15. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt. Daarom zal de tenuitvoerlegging van die voorwaardelijk opgelegde straf worden gelast. De raadsvrouw heeft ter terechtzitting van het hof betoogd dat, gelet op het tijdsverloop, de noodzaak ontbreekt van toewijzing van de vordering tot tenuitvoerlegging in toevoeging op de voor de bewezenverklaarde feiten opgelegde en reeds door verdachte uitgezeten gevangenisstraf. Het hof ziet geen aanleiding om – zoals door de raadsvrouw betoogd – de proeftijd de verlengen.

Vordering tenuitvoerlegging met parketnummer 10-741121-16

Het openbaar ministerie heeft gevorderd de tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank te Rotterdam van 25 augustus 2016 opgelegde voorwaardelijke gevangenisstraf van 245 dagen, parketnummer 10-741121-16. Deze vordering is in hoger beroep opnieuw aan de orde.
Op 23 december 2016 heeft de rechtbank Rotterdam van deze voorwaardelijke gevangenisstraf 120 dagen tenuitvoergelegd, de proeftijd verlengd en de bijzondere voorwaarden aangepast. Bij het onderzoek ter terechtzitting is verder gebleken dat bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 4 april 2018 met parketnummer 10‑741121-16 het resterende deel van de voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf, te weten 125 dagen, reeds ten uitvoer is gelegd.
Op grond van het voorgaande zal de vordering tot tenuitvoerlegging worden afgewezen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 14h, 14i, 14j, 47, 57, 300 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-930265-17 primair en in de zaak met parketnummer 18-186065-17 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-930265-17 primair en in de zaak met parketnummer 18-186065-17 onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
5 (vijf) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 26 november 2015 met parketnummer 10-161537-15, te weten van een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Wijst af de vordering van de officier van justitie in het arrondissement te Noord-Nederland van 17 januari 2018, strekkende tot tenuitvoerlegging van de bij vonnis van de rechtbank Rotterdam van 25 augustus 2016 met parketnummer 10-741121-16 voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 245 dagen.
Aldus gewezen door
mr. M.C. Fuhler, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. M.C.J. Groothuizen, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. K.M. Diender, griffier,
en op 14 augustus 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mrs. G.A. Versteeg en M.C.J. Groothuizen zijn buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.