Uitspraak
Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waarvan beroep
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 26 november 2016 in de gemeente [plaats] openlijk, te weten op of aan de openbare weg, [straat 1], in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het
hij op of omstreeks 26 november 2016 in de gemeente [plaats] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen [slachtoffer] heeft mishandeld door hem
Overwegingen met betrekking tot het bewijs
Bewezenverklaring
hij op november 2016 in de gemeente [plaats] openlijk, te weten op of aan de openbare weg, [straat 1], in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer], welk geweld bestond uit het
Strafbaarheid van het feit
Strafbaarheid van de verdachte
- naar de kern bezien - als aanvallend moet worden gezien.
Oplegging van straf en/of maatregel
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
€ 1.385,00, waarvan € 1.000,- aan immateriële schade. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
taakstrafvoor de duur van
100 (honderd) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
50 (vijftig) dagen hechtenis.
Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer]
€ 1.385,00 (duizend driehonderdvijfentachtig euro) bestaande uit € 385,00 (driehonderdvijfentachtig euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, waarvoor de verdachte met de mededader(s) hoofdelijk voor het gehele bedrag aansprakelijk is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
€ 1.385,00 (duizend driehonderdvijfentachtig euro) bestaande uit € 385,00 (driehonderdvijfentachtig euro) materiële schade en € 1.000,00 (duizend euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
23 (drieëntwintig) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.