ECLI:NL:GHARL:2018:7156

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 augustus 2018
Publicatiedatum
8 augustus 2018
Zaaknummer
21-006539-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest in hoger beroep inzake medeplegen van verkeersdelict met dodelijk slachtoffer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 augustus 2018 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1984, is in hoger beroep gegaan tegen een eerdere uitspraak van de rechtbank, die op 17 november 2017 werd gedaan. Het hof heeft de onderzoekswensen van de verdediging beoordeeld, die onder andere vroegen om het houden van een schouw en het verstrekken van camerabeelden en medische dossiers. Het hof heeft enkele verzoeken van de verdediging ingewilligd, maar de meeste verzoeken afgewezen op basis van het noodzaakcriterium. Het hof oordeelde dat de noodzaak voor het houden van een schouw niet aanwezig was en dat de gevraagde camerabeelden al beschikbaar zouden worden gesteld aan de verdediging. De verzoeken om bloedresultaten en telefoonrekeningen werden afgewezen, omdat er geen aanwijzingen waren dat de betrokkenen alcohol hadden genuttigd of gebeld tijdens het rijden. Het hof heeft besloten dat het onderzoek voor de inhoudelijke behandeling van de zaak zal worden hervat op een nog nader te bepalen datum, met oproeping van de verdachte en de benadeelde partijen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006539-17
Uitspraak d.d.: 9 augustus 2018
TEGENSPRAAK

Tussenarrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank
Midden-Nederland van 17 november 2017 met parketnummer 16-659110-17
in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1984,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben respectievelijk op 29 november 2017 en
30 november 2017 tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit tussenarrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 26 juli 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman,
mr. F.J.E. Hogewind, door mr. A.J.J.G. Schijns, advocaat van de nabestaanden, en door de advocaat-generaal naar voren is gebracht.

Onderzoekswensen van de verdediging

Door de verdediging zijn de navolgende onderzoekswensen ingediend, zoals nader omschreven en toegelicht in de appelschriftuur d.d. 12 december 2017, en zoals verder ter zitting van het hof nader toegelicht en aangevuld:
1. het houden van een schouw ex artikel 415 juncto artikel 318 van het Wetboek van Strafvordering op de posities van waar - naar het hof begrijpt - de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] , [getuige 4] , [getuige 5] , [getuige 6] , [getuige 7] en [getuige 8] stellen verdachte en zijn medeverdachte te hebben waargenomen, nu deze getuigen niet hebben kunnen waarnemen wat ze stellen te hebben waargenomen;
2. het verstrekken van (een kopie van) de beelden die door de camera’s van [bedrijf 1] en
[bedrijf 2] zijn gemaakt van de referentieritten en het toevoegen van deze beelden aan het dossier in verband met de beoordeling van de betrouwbaarheid van het NFI onderzoek;
3. het verstrekken van de resultaten van het bij [slachtoffer] in het ziekenhuis afgenomen bloed, dat terug te vinden moet zijn op het opnameformulier, in verband met de causaliteitsvraag tussen haar rijgedrag en het ongeval;
4. het bij de telefoonprovider opvragen van de rekeningafschriften van het op 16 maart 2016 bij [slachtoffer] in gebruik zijnde telefoonnummer, op welke rekeningafschriften duidelijk staat gespecificeerd wanneer zij heeft gebeld, in verband met de causaliteitsvraag tussen haar rijgedrag en het ongeval;
5. het verstrekken van de brief dan wel een verklaring van de officier van justitie, waaruit blijkt dat het volledige medische dossier van [slachtoffer] van opname in het [ziekenhuis] van 16 maart 2016 tot 1 april 2016, dat de officier van justitie heeft ontvangen van
mr. A.J.J.G. Schijns, advocaat van de nabestaanden, aan de deskundige Van der Hoeven is toegezonden, om vast te kunnen stellen of zijn deskundigenverslag is opgesteld op basis van een compleet medisch dossier;
6. het opheffen van het beslag op de Porsche en het laten uitlezen van de gegevens van deze Porsche door [bedrijf 3] om de eerder vastgestelde storingsregistraties, snelheidswaarden en de daaraan verbonden conclusies van het NFI te kunnen controleren;
7. het plannen van een tweede regiezitting, nu de uitkomsten van het onderzoek op basis van de hiervoor onder 1. tot en met 6. weergegeven onderzoekswensen tot nader onderzoek zouden kunnen leiden.

Standpunt van de advocaat-generaal over de onderzoekswensen van de verdediging

De advocaat-generaal heeft met betrekking tot de hiervoor onder 2. genoemde verzoek meegedeeld dat de door de raadsman bedoelde camerabeelden aanwezig zijn, dat de raadsman (een kopie van) deze beelden kan ontvangen, maar dat er nog een programma moet worden opgestuurd waarmee deze camerabeelden afgespeeld kunnen worden, hetgeen in verband met vakantie en dergelijke nog niet is gebeurd. Zodra dit programma aanwezig is, zal de raadsman (een kopie van) deze beelden ontvangen.
De advocaat-generaal heeft met betrekking tot de hiervoor onder 3. en 4. genoemde verzoeken verzocht deze wegens gebrek aan relevantie af te wijzen, nu uit de processtukken noch uit het verhandelde ter zitting blijkt van enige aanwijzing dat [slachtoffer] alcoholhoudende drank heeft genuttigd en/of tijdens het rijden heeft gebeld.
De advocaat-generaal heeft verzocht de overige verzoeken af te wijzen, nu daartoe telkens geen noodzaak bestaat.

Beoordeling van de onderzoekswensen van de verdediging

Het hof heeft de verzoeken getoetst aan het noodzaakcriterium.
Het overweegt het volgende:
Het hof wijst het hiervoor onder 1. genoemde verzoek af nu het hof in dit stadium van het proces het houden van een schouw niet noodzakelijk acht. De noodzaak daartoe kan thans, zonder dat de bewijsmiddelen ter zitting van het hof zijn besproken en de advocaat-generaal en de verdediging daarop hun visies hebben gegeven, niet worden vastgesteld.
Het hof behoeft over het hiervoor onder 2. genoemde verzoek geen beslissing meer te nemen, nu de advocaat-generaal heeft meegedeeld dat de gevraagde beelden aan de verdediging zullen worden verstrekt.
Het hof wijst de hiervoor onder 3. en 4. genoemde verzoeken af. Noch uit de processtukken, noch uit het verhandelde ter zitting blijkt van enige aanwijzing dat [slachtoffer] alcoholhoudende drank heeft genuttigd en/of tijdens het rijden haar telefoon heeft gebruikt. Daarmee acht het hof de noodzaak tot inwilliging van de verzoeken niet aanwezig.
Het hof wijst het hiervoor onder 5. genoemde verzoek af. Het hof leidt uit de inhoud van het (ongedateerde) verslag van de deskundige Van der Hoeven, in combinatie met hetgeen door de advocaat-generaal en mr. Schijns ter zitting van het hof is opgemerkt, af dat de deskundige het volledige medische dossier van [slachtoffer] van opname in het [ziekenhuis] van 16 maart 2016 tot 1 april 2016 heeft ontvangen. De noodzaak om dit te doen bevestigen door middel van een brief of een verklaring van de officier van justitie acht het hof niet aanwezig.
Het hof wijst het hiervoor onder 6. genoemde verzoek af omdat uit de onderbouwing van het verzoek de noodzaak tot inwilliging daarvan niet is gebleken.
Gelet op de vorenstaande beslissingen wijst het hof het hiervoor onder 7. genoemde verzoek eveneens af.

BESLISSING

Het hof:
Stelt vast dat de advocaat-generaal het hiervoor onder 2. genoemde verzoek heeft ingewilligd, zodat het hof hier geen beslissing meer over hoeft te nemen.
Wijst af de overige verzoeken zoals door de verdediging gedaan.
Bepaalt dat het onderzoek voor inhoudelijke behandeling van de zaak zal worden hervat tegen een nog nader te bepalen terechtzitting.
Beveelt de oproeping van de verdachte tegen het nog nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsman van verdachte, aan de benadeelde partijen
[benadeelde 1] en [benadeelde 2] en aan mr. A.J.J.G. Schijns, advocaat van de nabestaanden.
Aldus gewezen door
mr. E. de Witt, voorzitter,
mr. W.M. van Schuijlenburg en mr. A. Dijkstra, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G.A. Boersma, griffier,
en op 9 augustus 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.