ECLI:NL:GHARL:2018:7134

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 augustus 2018
Publicatiedatum
7 augustus 2018
Zaaknummer
200.201.077/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Non-conformiteit mesttank en de gevolgen voor de koopovereenkomst

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van [appellant], die een loonbedrijf exploiteert en in 2010 een mesttank heeft aangeschaft van de besloten vennootschap Wasse Beheer BV. [appellant] was ontevreden over de prestaties van de mesttank, vooral bij het verwerken van dikke mest, en heeft Wasse in gebreke gesteld. De rechtbank Assen heeft in eerste aanleg de vorderingen van [appellant] afgewezen, omdat niet vaststond dat de rechten van Amstel Lease op Wasse aan [appellant] waren gecedeerd en omdat [appellant] niet had voldaan aan zijn stelplicht met betrekking tot de non-conformiteit van de mesttank.

In hoger beroep heeft [appellant] zes grieven aangevoerd en geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank. Het hof heeft echter geoordeeld dat, zelfs als er sprake zou zijn van een rechtsgeldige cessie, de vorderingen van [appellant] niet toewijsbaar zijn. Het hof heeft vastgesteld dat de mesttank, geleverd door Wasse, niet in staat is om dikke mest op te pompen, wat niet in strijd is met de overeenkomst. De deskundige had aangegeven dat de centrifugaal vulpomp van de mesttank niet geschikt is voor dikke mest. Het hof heeft ook geoordeeld dat de door [appellant] gestelde toezeggingen niet zijn onderbouwd en dat de mesttank de eigenschappen bezit die op grond van de overeenkomst mochten worden verwacht.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bekrachtigd en [appellant] veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. De kosten zijn vastgesteld op € 1.957,00 aan griffierecht en € 1.959,00 aan salaris advocaat, met wettelijke rente en nakosten. Het arrest is uitgesproken op 7 augustus 2018.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.201.077/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/19/11262 / HA ZA 15-236)
arrest van 7 augustus 2018
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. H.A. van Beilen, kantoorhoudend te Leeuwarden,
tegen
de besloten vennootschap Wasse Beheer BV,
gevestigd te Hijken,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: Wasse,
advocaat: mr. J.J. Veldhuis, kantoorhoudend te Leeuwarden.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenarrest van 29 november 2016 waarbij het hof een comparitie van partijen heeft gelast;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 9 januari 2017;
- de memorie van grieven met producties;
- de memorie van antwoord.
1.3
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.

3.De vaststaande feiten

3.1.
Het hof gaat uit van de volgende feiten:
3.1.1.
[appellant] exploiteert een loonbedrijf dat zich onder meer bezig houdt met het
oppompen en verwerken van mest.
3.1.2.
In 2009 is [appellant] in contact getreden met een vertegenwoordiger van Wasse in verband met de aanschaf van een mesttank. Dit heeft ertoe geleid dat [appellant] in januari 2010 een mesttank, merk Samson, type PG18, bouwjaar 2010, serienummer 678466 (hierna: de mesttank) heeft aangeschaft via een constructie van financial lease.
3.1.3.
Wasse en Amstel Lease Maatschappij NV (hierna: Amstel Lease) hebben in januari 2010 een koopovereenkomst gesloten, waarbij Amstel Lease de mesttank van Wasse heeft gekocht voor een prijs van € 94.010,00 inclusief BTW. Amstel Lease en [appellant] hebben op 20 januari 2010 een financiële leaseovereenkomst gesloten, waarbij [appellant] de mesttank met ingang van 22 januari 2010 van Amstel Lease heeft geleased voor een periode van 72 maanden en een maandelijks leasebedrag van € 1.332,00 met
na afloop van de leaseperiode een koopoptie voor een bedrag van € 100,00.
3.1.4.
Omdat [appellant] ontevreden was over de prestaties van de mesttank, vooral bij het
verwerken van dikke mest, heeft hij contact gezocht met Wasse. Bij brief van 29 juni 2010
heeft [appellant] Wasse in gebreke gesteld.
3.1.5.
Bij beschikking van 1 februari 2012 heeft de rechtbank Assen op verzoek van [appellant] een voorlopig deskundigenbericht gelast ter beantwoording van onder meer de vraag of de mesttank in staat is om dikke mest over te pompen. De rechtbank heeft in dat kader de heer [B] tot deskundige benoemd. In februari 2014 heeft de deskundige een rapport uitgebracht.
3.1.5.
[appellant] heeft de leasetermijnen telkens voldaan aan Amstel Lease en is na betaling van de slottermijn van € 100,00 eigenaar geworden van de mesttank.
3.1.6.
[appellant] en Amstel Lease (inmiddels genaamd ABN AMRO Lease NV) hebben
een cessieovereenkomst gesloten. [appellant] heeft voor het eerst bij inleidende dagvaarding van deze procedure aan Wasse hiervan mededeling gedaan. Op dat moment was er nog geen getekende akte van cessie voorhanden. De akte van cessie is later door beide partijen getekend, door ABN AMRO Lease op 21 maart 2016.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1
[appellant] heeft in eerste aanleg – samengevat – gevorderd;
- ( gedeeltelijke) ontbinding van de koopovereenkomst tussen Wasse en Amstel Lease ten aanzien van de mesttank;
- veroordeling van Wasse tot (gedeeltelijke) terugbetaling van de koopprijs van
€ 94.010,00;
- veroordeling van Wasse tot vergoeding van de schade die [appellant] , althans Amstel Lease, heeft geleden als gevolg van de toerekenbare tekortkoming, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
- veroordeling van Wasse in de proceskosten.
[appellant] heeft aan zijn vorderingen ten grondslag gelegd dat Wasse tekortgeschoten is in de nakoming van haar verplichtingen uit de koopovereenkomst, omdat de mesttank niet de eigenschappen bezit die [appellant] op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Volgens [appellant] is de mesttank niet in staat om met een snelheid van 12 m3 per minuut een tank vol te krijgen en om dikke mest te verpompen. [appellant] heeft voorts gesteld dat Amstel Lease zekerheidshalve haar rechten jegens Wasse aan hem heeft gecedeerd.
4.2.
Wasse heeft hiertegen gemotiveerd verweer gevoerd, onder meer inhoudende dat niet [appellant] maar Amstel Lease haar wederpartij is en dat geen sprake is van een rechtsgeldige cessie. Daarnaast heeft Wasse betwist dat sprake is van non-conformiteit.
4.3
De rechtbank heeft bij vonnis van 11 mei 2016 de vorderingen van [appellant] afgewezen en [appellant] veroordeeld in de proceskosten. De rechtbank heeft daartoe, samengevat, overwogen dat niet vaststaat dat Amstel Lease haar op grond van de koopovereenkomst tegen Wasse uit te oefenen rechten heeft geleverd aan [appellant] . De rechtbank heeft hierbij in aanmerking genomen dat de door de wet vereiste akte ten tijde van de inleidende dagvaarding niet bestond, dat uit de niet ondertekende akte kan worden afgeleid dat het niet de bedoeling van Amstel Lease is geweest een eventueel recht op ontbinding te cederen en dat [appellant] de cessie niet aan Wasse heeft medegedeeld op de in de niet getekende akte voorgeschreven wijze. De rechtbank heeft voorts ten overvloede overwogen dat [appellant] ten aanzien van de door hem gestelde non-conformiteit van de mesttank niet heeft voldaan aan zijn stelplicht.

5.De beoordeling in hoger beroep

5.1.
[appellant] voert zes grieven aan tegen voornoemd vonnis en concludeert tot vernietiging van dat vonnis en tot alsnog toewijzing van zijn vorderingen, met veroordeling van Wasse in de kosten van beide instanties.
5.2.
Met grieven 2 tot en met 4 komt [appellant] op tegen het oordeel van de rechtbank dat niet vast staat dat Amstel Lease haar op grond van de koopovereenkomst jegens Wasse uit te oefenen rechten heeft geleverd aan [appellant] . Naar het oordeel van het hof kan echter in het midden worden gelaten of sprake is van een rechtsgeldige cessie van de vorderingen van Amstel Lease op Wasse aan [appellant] . Ook als ervan wordt uitgegaan dat dit het geval is, leidt dat niet tot toewijzing van de vorderingen van [appellant] . Dit wordt hierna toegelicht.
5.3.1.
In hoger beroep legt [appellant] enkel nog aan zijn vordering ten grondslag dat de mesttank niet beantwoordt aan de overeenkomst, omdat deze niet in staat is om dikke mest op te pompen. Tussen partijen staat vast dat de door Wasse geleverde mesttank beschikt over een centrifugaal vulpomp. De deskundige heeft in zijn rapport van februari 2014 aangegeven dat bij een dergelijke pomp de dikte van de mest maximaal 12 à 15 % mag bedragen, omdat de pomp anders niet meer functioneert en vast komt te staan, en dat de mest altijd goed gemixt moet zijn. Hieruit leidt het hof af dat het oppompen van dikke en/of niet gemixte mest niet tot de capaciteiten van een mesttank met een centrifugaal pomp behoort. De door [appellant] overgelegde verklaringen van personen/bedrijven die in dezelfde branche werkzaam zijn als partijen (productie 4 bij memorie van grieven) leiden niet tot een ander oordeel. In de eerste plaats wordt in deze verklaringen geen onderscheid gemaakt tussen verschillende types mesttanken. Daarnaast kan uit deze verklaringen niet worden afgeleid dat alle mesttanken in staat zouden moeten zijn dikke en niet gemixte mest op te pompen, laat staan de onderhavige mesttank in het bijzonder.
5.3.2.
[appellant] stelt dat door Wasse (in de persoon van de heer [C] ) bij aanschaf van de mesttank is toegezegd dat de mesttank ook dikke mest zou kunnen oppompen. [appellant] laat echter na deze stelling tegenover de betwisting daarvan door Wasse nader te onderbouwen. Van [appellant] had mogen verwacht dat hij had aangegeven wat [C] precies en concreet tegen hem, [appellant] , in dat verband heeft gezegd, in het bijzonder wat [C] heeft gezegd over wat hij, [C] , verstond onder ‘dikke mest’. [appellant] biedt evenmin specifiek op dit punt bewijs aan. De door hem gestelde toezegging is dan ook niet komen vast te staan, zodat het hof hieraan voorbij gaat.
[appellant] voert voorts in hoger beroep nog aan dat de mesttank ook ongemixte en/of gasvormige mest niet goed kan verwerken. Dat Wasse bij de aanschaf van de mesttank heeft verzekerd dat de mesttank hiertoe in staat was, is evenwel niet door [appellant] gesteld.
Aldus gaat het hof ervan uit dat de door Wasse geleverde mesttank de eigenschappen bezit die op grond van de overeenkomst (bij normaal gebruik) mochten worden verwacht. De vorderingen van [appellant] zijn hierom al niet toewijsbaar.
5.3.3.
[appellant] biedt bewijs aan van al zijn stellingen. Dit bewijsaanbod is echter niet toegesneden op een of meer stellingen die tot een ander oordeel kunnen leiden zodat het hof daaraan voorbijgaat. Het hof gaat ook voorbij aan het aanbod van [appellant] om de heer [D] van de firma VDL als deskundige te laten horen, nu het hof geen behoefte heeft aan nadere deskundige voorlichting.
5.4.
Uit het voorgaande volgt dat de vijfde grief, gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat [appellant] ten aanzien van de gestelde non-conformiteit niet heeft voldaan aan zijn stelplicht, faalt.
5.5.
De zesde grief (door [appellant] genummerd als grief 7) betreft een algemene grief en behoeft geen afzonderlijke behandeling.

6.De slotsom

6.1
Het bestreden vonnis zal dus worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep. Deze kosten
Zullen aan de zijde van Wasse tot op heden worden vastgesteld op € 1.957,00 aan griffierecht en op € 1.959,00 aan salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (1 punt [memorie van antwoord] maal tarief IV).
6.2.
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde nakosten en wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.

7.De beslissing

Het hof:
bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Assen van 11 mei 2016;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Wasse vastgesteld op € 1.957,00 aan griffierecht en op € 1.959,00 aan salaris advocaat, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW te rekenen na afloop van bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt [appellant] in de nakosten, begroot op € 157,00, dan wel op € 239,00 vermeerderd met de explootkosten indien niet binnen veertien dagen na de datum van dit arrest is voldaan aan de bij dit arrest uitgesproken veroordeling en betekening van dit arrest heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
verklaart dit arrest wat voornoemde kostenveroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.J. van Sandick, O.G.H. Milar en K. de Blécourt en is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2018.