Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
verder te noemen: de vader,
Stichting Jeugdbescherming Brabant,
1.1. Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
200.232.934/01blijkt uit:
200.231.008/01blijkt uit:
3.De feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
De moeder heeft op dit moment geen acute gezondheidsproblemen, Zij volgt beroepsonderwijs aan het [G] in [A] , te weten de opleiding tot verzorgende, die in de Nederlandse taal wordt gegeven.
De raad heeft daarnaast geen enkel zicht gegeven op de vraag hoe het nu met [de minderjarige] gaat, en wat zij nodig heeft, anders dan de mededelingen ter zitting dat haar schoolrapporten goed zijn en dat de omgang met de moeder positief verloopt. Dat [de minderjarige] op dit moment therapie zou hebben is niet met stukken onderbouwd, en is evenmin met de moeder gecommuniceerd. De door de raad genoemde incidenten tussen de ouders en de betrokken instanties kunnen naar het oordeel van het hof wellicht worden geplaatst in het licht van het onbegrip dat bij de ouders heeft geleefd (en nog steeds leeft) over het feit dat zij niet zelf voor hun kind mogen zorgen, en de verwachtingen die de ouders hebben gehad bij het (in hun ogen tijdelijk) afstaan van [de minderjarige] toen de moeder in het ziekenhuis werd opgenomen. Er is sprake van een groot cultuurverschil, en niet kan worden uitgesloten dat de GI en de raad hiervoor onvoldoende oog hebben gehad.