Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Vaststaande feiten
3.Geschil
4.Beoordeling van het geschil
5.Griffierecht en proceskosten
6.Beslissing
31 juli 2018in het openbaar uitgesproken.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 31 juli 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [X] B.V. tegen de heffingsambtenaar van de gemeente Nijmegen. De zaak betreft de waardevaststelling van een onroerende zaak, bestaande uit een terrein met bedrijfsruimte, kantoor, technische ruimte, weegbrug en opslagtanks, per waardepeildatum 1 januari 2015. De heffingsambtenaar had de waarde vastgesteld op € 11.871.000, wat door belanghebbende werd betwist. Belanghebbende stelde dat de tanks roerende zaken zijn en bepleitte een lagere WOZ-waarde van € 822.000. De rechtbank Gelderland had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende in hoger beroep ging.
Tijdens de zitting op 10 juli 2018 werd het geschil besproken, waarbij de vraag centraal stond of de opslagtanks als onroerend of roerend moeten worden aangemerkt. Het Hof oordeelde dat de tanks, gezien hun aard en inrichting, als onroerend moeten worden beschouwd, omdat ze duurzaam met de grond zijn verenigd. Het Hof concludeerde dat de heffingsambtenaar niet had aangetoond dat de waarde te hoog was vastgesteld en stelde de waarde van de onroerende zaak in goede justitie vast op € 10.000.000.
Het Hof vernietigde de uitspraak van de rechtbank, verklaarde het beroep gegrond en veroordeelde de heffingsambtenaar tot betaling van de proceskosten van belanghebbende, die in totaal op € 3.862 werden vastgesteld. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen zes weken beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad.