Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de uitbreiding van de grondslag van de onderbewindstelling van de rechthebbende, geboren in 1969. De rechthebbende had eerder verzocht om een bewind in te stellen over zijn goederen en gelden, wat door de kantonrechter op 12 januari 2018 was toegewezen. De rechthebbende verzocht het hof om de grondslag van de onderbewindstelling aan te vullen, zodat deze ook zou omvatten dat hij door zijn lichamelijke of geestelijke toestand niet in staat is zijn vermogensrechtelijke belangen behoorlijk waar te nemen. Daarnaast vroeg hij om ontslag van de huidige bewindvoerder en benoeming van een opvolgend bewindvoerder.
De bewindvoerder stemde in met de aanvulling van de grondslag, maar verzet zich tegen het verzoek tot wijziging van de bewindvoerder. Het hof oordeelde dat er aanleiding was om de grondslag van de onderbewindstelling aan te vullen, gezien de zorgen over de rol van de huidige bewindvoerder en de financiële situatie van de rechthebbende. Het hof concludeerde dat de rechthebbende niet in staat is zijn belangen te behartigen en dat de huidige bewindvoerder zijn taken nog niet volledig heeft kunnen uitvoeren door gebrek aan medewerking van de rechthebbende.
Het hof bekrachtigde de beschikking van de kantonrechter, breidde de grondslag van de onderbewindstelling uit en wees het verzoek tot wijziging van de bewindvoerder af. De beslissing benadrukt de noodzaak van ondersteuning voor de rechthebbende, die in een kwetsbare financiële situatie verkeert.