ECLI:NL:GHARL:2018:6878

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 juli 2018
Publicatiedatum
30 juli 2018
Zaaknummer
200.223.118/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Informatieplicht en de rol van de minderjarige in omgangsregelingen

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 24 juli 2018, staat de omgangsregeling tussen een vader en zijn minderjarige dochter centraal. De moeder, verzoekster in het hoger beroep, heeft bezwaar gemaakt tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland, die de moeder verplichtte om de vader tweemaal per jaar een recente foto van hun dochter te sturen. De vader, die in incidenteel hoger beroep is gegaan, verzoekt om contactherstel met zijn dochter, die sinds 2006 geen contact meer met hem heeft gehad. Het hof heeft de procedure in hoger beroep gevolgd, waarbij de belangen van de minderjarige zwaar zijn meegewogen. Tijdens de mondelinge behandeling is de minderjarige zelf gehoord, en zij heeft duidelijk gemaakt dat zij niet wil dat haar vader een foto van haar ontvangt. Het hof heeft in zijn oordeel een belangrijke stem toegekend aan de mening van de minderjarige, die bijna zestien jaar oud is en zich kwetsbaar voelt door de voorgeschiedenis met haar vader. Het hof heeft uiteindelijk besloten het verzoek van de vader om de moeder te verplichten hem een foto te sturen af te wijzen, omdat het belang van de minderjarige dit vereist. De beslissing van de rechtbank is vernietigd voor zover deze de verplichting tot het sturen van de foto bevatte, en het hof heeft de verzoeken van de vader in het incidenteel hoger beroep afgewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.223.118/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland C/17/145028 / FA RK 15-1850)
beschikking van 24 juli 2018
inzake
[verzoekster] ,
wonende op een geheim adres,
verzoekster in (het principaal) hoger beroep,
verweerster in (het incidenteel) hoger beroep,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. S.A. Wilman, kantoorhoudend te Leeuwarden,
en
[verweerder] ,
wonende te [A] ,
verweerder in (het principaal) hoger beroep,
verzoeker in (het incidenteel) hoger beroep,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. R.A. Remport Urban te Bergen op Zoom.

1.1. Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikkingen van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 11 mei 2016 en 21 juni 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 12 september 2017;
- het verweerschrift tevens incidenteel hoger beroep;
- het verweerschrift in het incidenteel hoger beroep;
- een journaalbericht van mr. Wilman van 17 oktober 2017 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Wilman van 9 april 2018 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Wilman van 16 mei 2018 met productie(s).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 11 juni 2018V plaatsgevonden. De moeder is niet in persoon verschenen, zij is ter zitting vertegenwoordigd door haar advocaat mr. Wilman. De vader is verschenen, bijgestaan door zijn advocaat mr. Remport Urban en een beëdigd tolk in de Servisch-Kroatische taal, mevrouw [B] (tolknummer [0000] ). Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is de heer [C] verschenen.
2.3
Op 18 juni 2018 is [de minderjarige] verschenen, die buiten aanwezigheid van de ouders en de raad door het hof is gehoord. Van dit kindgesprek is proces-verbaal opgemaakt, waarvan een afschrift aan de moeder, de vader en de raad is toegezonden.
2.4
Het hof heeft kennisgenomen van de daarna bij journaalberichten van mr. Remport Urban respectievelijk mr. Wilman op 3 juli 2018 binnengekomen reacties van de vader en de moeder. Van de raad is binnen de gestelde termijn geen reactie ontvangen.

3.De feiten

3.1
De vader en de moeder zijn met elkaar gehuwd geweest. Uit dit huwelijk is [in] 2002 te [D] (Hongarije) de thans nog minderjarige [de minderjarige] (hierna: [de minderjarige] ) geboren. [de minderjarige] heeft haar hoofdverblijf bij de moeder.
3.2
[de minderjarige] heeft sinds 2006 geen contact met de vader.
3.3
Bij beschikking van 1 april 2009 heeft de (toenmalige) rechtbank Zwolle-Lelystad de moeder belast met het eenhoofdig gezag over [de minderjarige] . Het verzoek van de vader om een omgangsregeling met [de minderjarige] , alsmede het verzoek van de vader om een informatie- en consultatieregeling vast te stellen, heeft de rechtbank afgewezen. Het (toenmalige) gerechtshof Arnhem, nevenzittingsplaats Leeuwarden, heeft deze beschikking bij beschikking van 23 maart 2010 bekrachtigd.
3.4
Bij beschikking van 26 maart 2014 heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, bepaald dat de moeder de vader eens per zes maanden schriftelijk op de hoogte dient te stellen omtrent gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon van [de minderjarige] , in die zin dat de moeder tenminste met betrekking tot de gezondheid, schoolvorderingen en hobby's van [de minderjarige] informatie zal verstrekken. Het verzoek van de vader om een omgangsregeling met [de minderjarige] vast te stellen, alsmede het verzoek van de vader om te bepalen dat de moeder gehouden is eenmaal in de zes maanden ook een recente (pas)foto van [de minderjarige] mee te sturen, heeft de rechtbank afgewezen. Het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Leeuwarden, heeft deze beschikking bij beschikking van 16 oktober 2014 bekrachtigd. In aanvulling op de bij de bestreden beschikking vastgestelde informatieregeling heeft het gerechtshof bepaald dat de moeder de vader dient te informeren per 1 januari en per 1 juli van ieder jaar.
3.5
Op 2 november 2015 heeft de vader op grond van gewijzigde omstandigheden de rechtbank opnieuw verzocht om te bepalen dat de moeder de vader maandelijks dient te informeren over het wel en wee van [de minderjarige] en tweemaal per jaar een goed lijkende, recente kleurenfoto van [de minderjarige] aan de vader dient te doen toekomen, en om een omgangsregeling tussen hem en [de minderjarige] vast te stellen (van eenmaal per maand), die de moeder dient na te komen onder verbeurte van een dwangsom van € 250,-- voor elke dag dat de moeder daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 50.000,--. Subsidiair heeft de vader verzocht een bijzondere curator voor [de minderjarige] te benoemen.
De moeder heeft verweer gevoerd. Zij heeft verzocht de vader het recht op omgang met [de minderjarige] te ontzeggen tot de minderjarige volwassen is, dan wel voor een periode van drie jaar.
3.6
Voor zover hier van belang heeft de rechtbank bij (tussen)beschikking van 11 mei 2016 de raad verzocht een onderzoek in te stellen naar het belang van [de minderjarige] bij een omgangsregeling, bij het wel of niet periodiek verstrekken van haar foto aan haar vader en bij de inschakeling van een bijzondere curator. De rechtbank heeft voorts iedere verdere beslissing aangehouden.
3.7
De raad heeft gerapporteerd op 18 januari 2017.
3.8
Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank - conform het advies van de raad - bepaald dat de moeder de vader tweemaal per jaar een recente foto van [de minderjarige] moet toesturen en de beslissing ten aanzien van de verzochte omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] aangehouden in afwachting van het verloop van en de ontwikkeling binnen het hulpverleningstraject van [de minderjarige] (bij [E] ). De rechtbank heeft, voor zover hier verder van belang, de raad verzocht aanvullend aan de rechtbank en partijen te rapporteren of er mogelijkheden zijn voor contactherstel tussen de vader en [de minderjarige] en voorts de rechtbank te adviseren over het verzoek van de vader om te bepalen dat de moeder hem maandelijks dient te informeren over gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon van [de minderjarige] .
3.9
De raad heeft gerapporteerd op 9 mei 2018.

4.De omvang van het geschil

4.1
De moeder is met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking van 21 juni 2017. Deze grief ziet op de eindbeslissing waarin de rechtbank heeft bepaald dat de moeder tweemaal per jaar een recente foto van [de minderjarige] aan de vader moet toesturen.
De moeder verzoekt het hof het bestreden gedeelte van de beschikking inhoudende een eindbeslissing te vernietigen en opnieuw rechtdoende het verzoek van de vader om te bepalen dat de moeder tweemaal per jaar een goed lijkende, recente kleurenfoto van [de minderjarige] aan de vader dient te doen toekomen, alsnog af te wijzen, dan wel de raad te verzoeken een aanvullend onderzoek te doen naar de wenselijkheid om het betreffende verzoek van de vader toe dan wel af te wijzen.
4.2
De vader voert verweer en is op zijn beurt met één grief in incidenteel hoger beroep gekomen. Deze grief ziet op het oordeel van de rechtbank dat het verloop van en de ontwikkeling binnen het hulpverleningstraject van [de minderjarige] afgewacht dient te worden alvorens er contact tussen de vader en [de minderjarige] kan plaatsvinden. De vader verzoekt het hoger beroep van de moeder af te wijzen en de beslissing van de rechtbank te vernietigen voor wat betreft de beslissing ten aanzien van de omgang en daarbij te bepalen dat [de minderjarige] en de vader de mogelijkheid krijgen om elkaar reeds vóór afgifte van het raadsrapport te kunnen ontmoeten op een door het hof te bepalen wijze.
4.3
De moeder voert verweer en zij verzoekt primair de vader niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek en subsidiair het incidenteel appel van de vader af te wijzen.

5.De motivering van de beslissing

De ontvankelijkheid/het verzoek van de vader in het incidenteel appel
5.1
De bestreden beschikking van 21 juni 2017 is aan te merken als een gedeeltelijke eindbeschikking, voor zover daarbij in het dictum het verzoek van de vader ten aanzien van de informatieplicht gedeeltelijk is toegewezen, te weten voor zover is bepaald dat de moeder de vader tweemaal per jaar een recente foto van [de minderjarige] moet toesturen, en als een tussenbeschikking, voor zover daarbij in het dictum aan de raad is opgedragen aanvullend aan de rechtbank en partijen te rapporteren of er mogelijkheden zijn voor contactherstel tussen de vader en [de minderjarige] en voorts de rechtbank te adviseren over het verzoek van de vader om te bepalen dat de moeder hem maandelijks dient te informeren over gewichtige aangelegenheden met betrekking tot de persoon van [de minderjarige] , waarbij iedere verdere beslissing is aangehouden.
5.2
De vader heeft incidenteel beroep ingesteld tegen de beschikking van 21 juni 2017, doch uitsluitend voor zover daarbij de beslissing ten aanzien van de verzochte omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] is aangehouden in afwachting van het verloop van en de ontwikkeling binnen het hulpverleningstraject van [de minderjarige] en het door de raad uit te brengen nadere raadsrapport betreffende de vraag of er mogelijkheden zijn voor contactherstel tussen de vader en [de minderjarige] .
5.3
Nu de moeder in het principaal appel slechts hoger beroep heeft ingesteld tegen de eindbeschikkingscomponent van de beschikking van 21 juni 2017 en niet tegen de tussenbeschikkingscomponent van die beschikking, kan de vader op zijn beurt incidenteel appelleren tegen die tussenbeschikkingscomponent. Hij kan dan ook worden ontvangen in zijn verzoek om te bepalen dat [de minderjarige] en de vader de mogelijkheid krijgen om elkaar reeds vóór afgifte van het raadsrapport te kunnen ontmoeten op een door het hof te bepalen wijze.
5.4
Het hof stelt echter vast dat de raad inmiddels zijn onderzoek heeft afgerond en omtrent de (on)mogelijkheden van omgang tussen de vader en [de minderjarige] aan de rechtbank heeft gerapporteerd en geadviseerd bij raadsrapport van 9 mei 2018. Gelet hierop is het door de vader op dit punt verzochte niet meer te realiseren.
5.5
Hoewel de vader ter zitting van het hof zijn verzoek tot contactherstel tussen hem en [de minderjarige] heeft gehandhaafd is het nu niet aan het hof zich daarover inhoudelijk uit te laten, omdat de kwestie inzake het door de vader verzochte contactherstel op dit moment nog aan de rechtbank voorligt. Het is nu aan de rechtbank om zich daarover een oordeel te vormen. Het hof zal de verzoeken van de vader in incidenteel hoger beroep afwijzen.
Ten aanzien van de informatieregeling (foto)
5.6
In dit hoger beroep ligt voor de eindbeslissing van de rechtbank, inhoudende dat de moeder tweemaal per jaar een recente foto van [de minderjarige] aan de vader moet toesturen.
5.7
De moeder stelt dat de rechtbank met deze beslissing onvoldoende rekening heeft gehouden met de belangen van [de minderjarige] .
[de minderjarige] is nog steeds een broos en kwetsbaar meisje. De moeder wijst erop dat zowel bij haar als bij [de minderjarige] sprake is van een posttraumatisch stresssyndroom, waarbij er bij [de minderjarige] sprake is van een complexe variant. [de minderjarige] kampt met forse gedragsproblemen die lijken voort te komen uit haar belaste voorgeschiedenis. [de minderjarige] volgt vanwege haar problemen een intensief traject bij [E] . In dit traject zal er zicht moeten komen op de mogelijkheden om de traumatische gebeurtenissen uit het verleden, welke verband houden met de vader, te verwerken. Voor [de minderjarige] is dan ook van belang dat zij kan profiteren van een stabiele en steunende omgeving.
De advocaat van de moeder heeft ter zitting nogmaals uitdrukkelijk erop gewezen dat de moeder en [de minderjarige] er alles aan doen om veilig te zijn/zich veilig te voelen. De moeder en [de minderjarige] verblijven op een geheim adres in Nederland, op facebook is alles afgeschermd, en ook op de school van [de minderjarige] wordt aan hun veiligheid gedacht. Zij leven in die wereld, in die omstandigheden die ze hebben gecreëerd om veilig te zijn. Het feit dat de vader een recente foto van [de minderjarige] moet worden toegezonden, brengt bij de moeder een grote angst teweeg en maakt inbreuk op die veiligheid. Het gevoel van veiligheid van het gezin wordt daardoor aangetast. De moeder vraagt zich af wat de vader met de foto gaat doen. De moeder is bevreesd dat de vader met de huidige vormen van communicatie, bijvoorbeeld via diverse sociale media, door middel van een afbeelding van [de minderjarige] haar verblijfplaats zal kunnen achterhalen. De moeder is bang voor eerwraak en ontvoering.
5.8
De vader betwist dat hij de foto van [de minderjarige] zou gebruiken om haar op te zoeken. Hij stelt al lang bekend te zijn met haar woonplaats en benadrukt dat hij de moeder en [de minderjarige] al jaren met rust heeft gelaten. De vader begrijpt de angst van de moeder dan ook niet. Hij heeft nooit eigenrichting toegepast en heeft telkens de rechterlijke uitspraak geaccepteerd en gevolgd. Hij zoekt thans naar de laatste mogelijkheden om [de minderjarige] te laten zien dat hij aan haar denkt en van haar houdt. Het steekt de vader dat [de minderjarige] in een wereld leeft, - naar zijn zeggen een eigen creatie van de moeder van de werkelijkheid - waarin hij wordt afgebeeld als een slechte en gevaarlijke man.
De vader vraagt begrip voor zijn situatie. Hij is 75 jaar oud en ziek. De vader heeft onlangs twee operaties ondergaan aan zijn hart en zijn longen functioneren niet goed.
De vader is van mening dat hij recht heeft op een foto, om te zien hoe zijn dochter zich in al die jaren heeft ontwikkeld, hoe zij eruit ziet en hoe groot ze is geworden. Desgevraagd heeft de vader verklaard de foto te willen inlijsten en ernaar te willen kijken. Het is nooit zijn bedoeling geweest om [de minderjarige] bang te maken.
5.9
De raad heeft zich in zijn rapport van 9 mei 2018 -ondanks het feit dat [de minderjarige] tijdens het raadsonderzoek niet specifiek is bevraagd op het toesturen van een foto aan de vader- op het standpunt gesteld dat de vader recht heeft op een recente foto van zijn dochter. Ter zitting is daar op toegelicht dat de raad het niet verstandig acht om volledig in de weigering van [de minderjarige] om haar vader te leren kennen mee te gaan.
5.1
Het hof kent in zijn oordeel een belangrijke stem toe aan de mening van [de minderjarige] zelf. [de minderjarige] is inmiddels bijna zestien jaar oud en heeft tijdens het kindgesprek op 18 juni 2018 heel duidelijk als haar mening kenbaar gemaakt dat zij niet wil dat de vader een foto van haar zal ontvangen.
Uit het gesprek is gebleken dat [de minderjarige] er last van heeft dat de vader nu opnieuw via de rechter contact met haar zoekt en haar foto wil ontvangen. Zij moet telkens weer uitleggen waarom zij geen contact met de vader wil. De vader heeft nooit naar haar omgekeken, behalve die ene keer per jaar dat [de minderjarige] naar de rechtbank moet. De vader had op een andere manier moeten laten zien dat hij er voor haar is. Op welke wijze de vader dat had moeten doen weet [de minderjarige] eigenlijk niet. Hij zou bijvoorbeeld wel via zijn advocaat een kaart kunnen sturen voor haar verjaardag. De raadsheer-commissaris heeft [de minderjarige] voorgelegd dat volgens de raad, die ook de voorgeschiedenis kent en op grond van alle informatie een advies heeft uitgebracht, het opsturen van een foto in haar belang is, waarop [de minderjarige] uitdrukkelijk heeft aangegeven dit toch niet te willen. [de minderjarige] is bang dat de vader, als hij weet hoe zij eruit ziet, haar komt opzoeken. Zij heeft aangegeven dat de vader nu niet weet hoe zij eruit ziet en dat zij dat graag zo wil houden. [de minderjarige] heeft verteld dat zij niet wil dat zij achterdochtig moet zijn en voortdurend rond moet kijken als ze door de stad loopt. [de minderjarige] mocht toen zij vier jaar oud was een nieuwe voornaam uitzoeken van haar moeder. Niemand van haar vriendenkring weet haar eigen naam. Als de vader [de minderjarige] op straat zou aanspreken met haar eigen naam, zouden al haar vrienden om uitleg vragen, aldus [de minderjarige] .
5.11
Gelet op de leeftijd van [de minderjarige] en op haar uitdrukkelijke, gemotiveerde bezwaren met betrekking tot het sturen van foto's aan haar vader, is het hof van oordeel dat haar mening zwaar dient te wegen bij de beoordeling van het verzoek van de vader. In het gesprek van de raadsheer-commissaris met [de minderjarige] heeft het hof geen bevestiging gevonden van de door de vader aangevoerde stelling dat de mening van [de minderjarige] met betrekking tot de foto's tot stand is gekomen door bovenmatige beïnvloeding door de moeder. Ongetwijfeld zal het zo zijn dat [de minderjarige] wordt beïnvloed door de spanningen die de moeder ondervindt, maar het hof heeft geen aanwijzingen dat de bij [de minderjarige] levende weerstand tegen contact met de vader slechts, althans in overwegende mate, als gevolg van deze beïnvloeding is ontstaan.
5.12
Het hof zal op grond van het bovenstaande het verzoek van de vader om de moeder te verplichten hem twee keer per jaar een goed lijkende recente kleurenfoto van [de minderjarige] te sturen alsnog afwijzen, nu het belang van [de minderjarige] dit vereist.
5.13
Verder ziet het hof aanleiding het volgende op te merken.
Hoewel [de minderjarige] in het gesprek met de rechter-commissaris heeft aangegeven dat zij een ontmoeting met haar vader op dit moment niet ziet zitten, heeft zij wel uit zichzelf verteld dat zij een halfbroer heeft, die zij erg graag zou willen ontmoeten. [de minderjarige] weet niet hoe hij heet of hoe oud hij is, en zou graag meer van hem willen weten. Zij weet dat haar halfbroer wel een goed contact heeft met haar vader. Het idee dat zij een halfbroer heeft, geeft haar, zoals [de minderjarige] het verwoordt, een familiegevoel. [de minderjarige] wil graag haar broer leren kennen, zij wil hem graag ontmoeten. [de minderjarige] is niet bang dat haar broer stiekem haar vader zou meenemen naar de ontmoeting; mocht dat gebeuren dat weet ze ook gelijk dat ze haar broer niet kan vertrouwen.
Alhoewel een contact(herstel) tussen [de minderjarige] en haar halfbroer in dit hoger beroep niet voorligt, geeft het hof partijen in overweging om aan deze wens -al dan niet met inschakeling van de bij [de minderjarige] betrokken hulpverlening- op enigerlei wijze invulling te geven.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen zal het hof de bestreden beschikking, voor zover de rechtbank daarin heeft bepaald dat de moeder tweemaal per jaar een recente foto van [de minderjarige] aan de vader moet toesturen vernietigen en beslissen als volgt. Het incidenteel appel van de vader zal worden afgewezen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende
in het principaal hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van 21 juni 2017 voor zover daarin is bepaald dat de moeder tweemaal per jaar een recente foto van [de minderjarige] aan de vader moet toesturen en opnieuw rechtdoende:
wijst het inleidende verzoek van de vader om te bepalen dat de moeder tweemaal per jaar een goed lijkende, recente kleurenfoto van [de minderjarige] aan de vader dient te doen toekomen, alsnog af;
in het incidenteel hoger beroep:
wijst de verzoeken van de vader af.
Deze beschikking is gegeven door mr. C. Koopman, mr. A.R. van der Winkel en mr. I.M. Dölle, bijgestaan door mr. M. Marsnerova als griffier, en is op 24 juli 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.