ECLI:NL:GHARL:2018:6756

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
24 juli 2018
Publicatiedatum
24 juli 2018
Zaaknummer
200.163.284/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Eindarrest na bewijsopdracht inzake brandschade aan plafondplaten in kapsalon

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, ging het om een hoger beroep van [appellante] tegen Humphrey's Zwolle B.V. inzake schadevergoeding na een brand in de kapsalon van [appellante]. Het hof heeft op 24 juli 2018 arrest gewezen, waarbij het eerdere vonnis van de rechtbank Overijssel gedeeltelijk is vernietigd. De zaak betreft een eindarrest na een bewijsopdracht die volgde op een tussenarrest van 12 september 2017. In dat tussenarrest werd vastgesteld dat Humphrey's aansprakelijk was voor de schade die [appellante] had geleden door de brand. Tijdens het getuigenverhoor op 27 maart 2018 heeft [appellante] vier getuigen gehoord, waaronder zichzelf, om de schade aan de plafondplaten te bewijzen. De getuigenverklaringen bevestigden dat de schade aan de plafondplaten het gevolg was van de brand, waarbij water en roet de platen hadden aangetast. Het hof heeft de vordering van [appellante] tot schadevergoeding voor de plafondplaten en de kosten van een onderzoeksrapport toegewezen. Het totaalbedrag dat Humphrey's aan [appellante] moet betalen, bedraagt € 2.094,50, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten in eerste aanleg blijven in stand, maar in hoger beroep worden de proceskosten gecompenseerd, aangezien [appellante] grotendeels in het ongelijk is gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.163.284/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel C/08/154265 / HA ZA 14-184)
arrest van 24 juli 2018
in de zaak van
[appellante] ,
wonende te [A] ,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
[appellante],
advocaat: mr. A.A. Bos, kantoorhoudend te Zwolle,
tegen
Humphrey's Zwolle B.V.,
gevestigd te Zwolle,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
Humphrey's,
advocaat: mr. C.W. Houtman, kantoorhoudend te Nijmegen.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 12 september 2017 hier over.
1.2.
Ingevolge dit tussenarrest heeft op 27 maart 2018 een getuigenverhoor plaatsgevonden. Het hiervan opgemaakte proces-verbaal bevindt zich in afschrift bij de stukken. Humphrey's heeft afgezien van een tegengetuigenverhoor.
1.3.
Vervolgens hebben partijen afgezien van het nemen van een memorie na enquête en hebben zij de (aanvullende) stukken overgelegd voor het wijzen van arrest. Het hof heeft arrest bepaald.

2.De verdere beoordeling in hoger beroep

2.1.
Bij voornoemd tussenarrest heeft het hof het volgende overwogen. Humphrey's is gehouden aan [appellante] de schade te vergoeden die zij als gevolg van de brand heeft geleden. Met betrekking tot de door [appellante] gevorderde vergoeding van de schade ligt de post gederfde inkomsten voor een bedrag van € 261,60 voor toewijzing gereed. Ten aanzien van de post plafondplaten wordt zij in de gelegenheid gesteld bewijs te leveren. De overige posten liggen voor afwijzing gereed.
2.2.
[appellante] is toegelaten tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat de schade aan de plafondplaten het gevolg is van de brand. [appellante] heeft in het kader van de bewijsopdracht vier getuigen, waaronder zichzelf doen horen.
De verklaring van [appellante] als partijgetuige omtrent door haar te bewijzen feiten kan geen bewijs in haar voordeel opleveren, tenzij de verklaring van [appellante] strekt ter aanvulling van onvolledig bewijs. De verklaring van de partijgetuige kan geen bewijs in haar voordeel opleveren tenzij aanvullende bewijzen voorhanden zijn die zodanig sterk zijn en zodanig essentiële punten betreffen, dat zij de verklaring van de partijgetuige voldoende geloofwaardig maken. (ECLI:NL:HR:1995:ZC1688).
2.3.
Partijgetuige [appellante] heeft voor zover van belang verklaard:
"Er hing een zware rookwolk in de kapsalon. Het was niet alleen rook maar ook roetdeeltjes. Het eerste wat opviel was dat er best veel plafondplaten op de grond lagen. Links en rechts van de plafondplaten lag water. De plafondplaten die op de grond lagen waren zwart. Zodanig dat ik er zelf van schrok. De kapsalon is ongeveer 68m2 groot. Ongeveer de helft van de plafondplaten was zwaar beschadigd daarvan hing ongeveer de helft nog in het plafond en de andere helft lag op de grond. De helft was echt aangetast met zwarte en donkerbruine vlekken. We hebben het frame kunnen redden door eerst alle platen eruit te halen. De overgebleven platen heb ik gebruikt als een soort dambord om het plafond weer te vullen. Ik had ook nog een paar dozen plafondplaten liggen van toen ik 2,5 jaar daarvoor de kapsalon heb laten inrichten. Die heb ik ook gebruikt. Ik heb vervolgens bij een bedrijf Gemar in Kampen, een aantal dozen met plafondplaten in dezelfde kleur bij besteld. Die heb ik zelf op maat gesneden. "
Getuige [B] heeft voor zover van belang verklaard:
"Ik ben directeur van Christ’s Hope. Wij zijn huurder van beide bovenverdiepingen van de kapsalon van mevrouw [appellante] . Op de dag van de brand mocht ik ’s avonds tussen 6 en 7 onder begeleiding even naar mijn pand. De deuren van de opgang naar boven en de toegang tot de kapsalon liggen naast elkaar. De deuren en het glas waren ingeslagen. Het was een chaos. Het water kwam van de trap naar beneden. Ik zag in de kapsalon het water via het plafond en de muren naar beneden stromen. (…) In de kapsalon waren de plafondplaten ernstig beschadigd. De eerste meter vanaf de ingang viel nog mee. U vraagt mij of er ook plafondplaten naar beneden waren gevallen. Dat weet ik niet meer zo goed, maar ik dacht bij de deur van de wc dat daar de plafondplaten op de grond lagen. In de hoek bij de verhoging in de kapsalon, zeg maar het wasgedeelte, daar was het plafond erg beschadigd. Ik ben later wel in de kapsalon geweest toen viel op dat er kleurverschillen in het plafond zaten. Het plafond was drie kleuren. (…) Er zaten waterkringen op het plafond, roetachtig bruin en gelig. "
Getuige [C] heeft voor zover van belang verklaard:
"Ik kwam de kapsalon binnen het was een chaos. Er lag water op de vloer, overal rommel van het bluswater en plafondplaten waren naar beneden gekomen. (…) De platen waren gedeeltelijk naar beneden gekomen. Die platen zuigen ook water op waardoor zij waren vervormd. Het hele plafond was stuk, verkleurd, nat en verpulverd. Overal op de plafondplaten zag je roetvegen. Ook waren ze vies door het vieze bluswater. De kapsalon zelf is ongeveer 5 keer 12 meter groot en daarachter heb je een magazijn, keuken en een toilet. Ook daar was het plafond aangetast. Je kon nauwelijks meer van een plafond spreken. (…)"
Getuige [D] heeft verklaard, voor zover van belang:
"Ik ben op de dag van de brand of de dag erna, dat weet ik niet meer precies, in de kapsalon geweest. Het was een en al waterschade toen ik binnen kwam. Het water stroomde langs de muren en het plafond naar beneden. Ik weet niet of het bluswater was of dat er sprake was van gesprongen leidingen, maar het was niet om aan te zien. (…) Het water liep door de plafondplaten heen. Het was vervuild en het vervormde. Het plafond kwam deels naar beneden en de rest stond op springen. Je zag op bepaalde stukken zwarte plekken. Het merendeel van plafondplaten was al gescheurd."
2.4.
Het hof is van oordeel dat uit de verklaring van [appellante] , aangevuld met de verklaringen van de overige drie getuigen volgt dat de schade aan de plafondplaten het gevolg is van de brand. Alle getuigen hebben kort na de brand; te weten op de dag van de brand (getuige [B] ), danwel een dag later ( [appellante] , [D] en [C] ) de kapsalon bezocht en geconstateerd dat er (blus)water door de platen naar beneden kwam en de plafondplaten nat, vervormd en verkleurd waren door roet en water. Dat daarbij kleine verschillen zijn aan te wijzen met betrekking tot de omvang van de schade aan de plafondplaten acht het hof gelet op het tijdsverloop sinds de brand niet zo vreemd.
2.5.
[appellante] heeft een bedrag van € 1.832,90 als vergoeding gevorderd voor het vervangen van de plafondplaten. Zij heeft hiertoe een offerte overgelegd van bestelplafond.nl. van 3 februari 2012 (prod. 9 bij mvg). Nu de hoogte van dit bedrag niet is weersproken door Humphrey's zal het hof dit bedrag toewijzen.
2.6.
Het door [appellante] gevorderde bedrag van € 1.532,13 terzake van de aankoop van het onderzoeksrapport van Gorissen en van der Zande (memorie van grieven, productie 24) zal, nu het hierbij gaat om redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid, worden toegewezen.
Slotsom
2.7.
Het beroep tegen het vonnis van 18 juni 2014 zal worden verworpen (zie het tussenarrest van 12 september 2017 rov. 4.10). Grief 1 slaagt deels. Het vonnis van
15 oktober 2014 zal worden vernietigd voor zover de vorderingen (geheel) zijn afgewezen. Humphrey's zal worden veroordeeld tot betaling aan [appellante] tot een bedrag van
€ 2.094,50 (€ 261,60 + € 1.832,90), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 juni 2011 over het bedrag van tot aan de dag van algehele voldoening en een bedrag van € 1.532,13 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 maart 2016 (memorie van grieven) tot aan de dag van algehele voldoening. De proceskostenveroordeling in eerste aanleg wordt in stand gelaten, aangezien [appellante] eerst in hoger beroep de door haar gestelde aansprakelijkheid van Humphrey's en daarmee de grondslag van haar vordering heeft onderbouwd. Dit leidt er tevens toe dat de door [appellante] gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen worden afgewezen. In hoger beroep zullen de proceskosten tussen partijen worden gecompenseerd, nu [appellante] - gelet op de verhouding tussen het gevorderde en het toegewezen bedrag - grotendeels in het ongelijk wordt gesteld.

3.De beslissing

Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
verwerpt het beroep tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle,
van 18 juni 2014;
vernietigt het vonnis van 15 oktober 2014 voor zover daarbij de vordering tot vergoeding van de schade geheel is afgewezen, en opnieuw rechtdoende:
veroordeelt Humphrey's tot betaling aan [appellante] tot een bedrag van:
- € 2.094,50 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juni 2011 tot aan de dag van algehele voldoening, en
- € 1.532,13 vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 maart 2016 tot aan de dag van algehele voldoening;
bekrachtigt het vonnis voor het overige;
compenseert de proceskosten in hoger beroep in die zin dat ieder van de partijen zijn eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. I. Tubben, mr. G. van Rijssen en mr. G.T. de Jong en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag
24 juli 2018.