Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om de uithuisplaatsing van een minderjarige, die sinds 20 december 2010 bij haar grootmoeder woont op basis van een machtiging tot uithuisplaatsing. De grootmoeder heeft in hoger beroep beroep aangetekend tegen een beschikking van de kinderrechter die de gecertificeerde instelling (GI) toestemming verleende om de verblijfplaats van de minderjarige te wijzigen naar een gezinshuis. De grootmoeder stelt dat zij de zorg en opvoeding kan bieden die de minderjarige nodig heeft en dat de wijziging van verblijf in strijd is met de ontwikkelingsbelangen van het kind. De moeder en de GI verzetten zich tegen het verzoek van de grootmoeder en stellen dat de huidige leefsituatie schadelijk is voor de minderjarige.
Tijdens de mondelinge behandeling op 19 juni 2018 zijn de grootmoeder, de moeder en vertegenwoordigers van de GI verschenen. De vader is niet verschenen. Het hof heeft vastgesteld dat de opvoedsituatie van de minderjarige niet is gewijzigd en dat de grootmoeder onvoldoende tegenwicht kan bieden tegen de invloed van de vader, die bij haar inwoont. Het hof oordeelt dat het in het belang van de minderjarige is dat zij wordt geplaatst in een gezinshuis, waar zij de duidelijkheid en structuur in de opvoeding kan ervaren die zij nodig heeft. Het hof bekrachtigt de beschikking van de rechtbank Midden-Nederland en wijst het verzoek van de grootmoeder af.