In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep van een appellant die in eerste aanleg door de rechtbank Noord-Nederland was toegelaten tot de wettelijke schuldsaneringsregeling. De appellant had op 2 mei 2018 hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 24 april 2018, waarin de schuldsaneringsregeling was toegepast. Hij verzocht het hof om het vonnis te vernietigen en de zaak terug te wijzen naar de rechtbank, met het verzoek om CMIS Nederland B.V. te bevelen in te stemmen met de door hem aangeboden schuldenregeling.
Het hof heeft vastgesteld dat op grond van artikel 292 lid 2 van de Faillissementswet (Fw) hoger beroep tegen de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling uitdrukkelijk is uitgesloten. Dit verbod is bedoeld om de efficiëntie van de schuldsanering te waarborgen. De appellant voerde aan dat er gronden waren voor doorbreking van het appelverbod, maar het hof oordeelde dat de door hem aangevoerde fouten door de gemeente en de Kredietbank niet onder de doorbrekingsgronden vielen, aangezien deze niet door de rechter in eerste aanleg waren gemaakt.
Het hof concludeerde dat de appellant niet-ontvankelijk moest worden verklaard in zijn hoger beroep, omdat de wet geen mogelijkheid biedt om tegen de uitspraak tot toepassing van de schuldsaneringsregeling in beroep te gaan. De beslissing van het hof werd genomen in aanwezigheid van de griffier tijdens de openbare terechtzitting.