ECLI:NL:GHARL:2018:6622

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 juli 2018
Publicatiedatum
19 juli 2018
Zaaknummer
21-005455-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meermalen seksueel misbruik van minderjarige kleindochter

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte is veroordeeld tot een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van vier jaren. De veroordeling betreft het meermalen seksueel misbruiken van zijn zevenjarige kleindochter. Het hof heeft het eerdere vonnis vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het hof tot de conclusie kwam dat het primair tenlastegelegde, namelijk seksueel binnendringen, wettig en overtuigend bewezen is. De verdachte heeft tijdens de zittingen verklaard dat hij met zijn hand over de vagina van het slachtoffer is gegaan, maar ontkende seksueel binnendringen. Het hof oordeelde echter dat de handelingen van de verdachte, waaronder het betasten van de vagina en het likken daarvan, onder het begrip seksueel binnendringen vallen volgens de geldende wetgeving. De verdachte is in een licht verminderde mate toerekeningsvatbaar geacht, maar het hof oordeelde dat dit niet leidt tot een lagere straf. De ernst van de feiten, de kwetsbaarheid van het slachtoffer en het schenden van het vertrouwen van de kleindochter zijn zwaar meegewogen in de strafoplegging. Het hof heeft bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder meldplicht bij de reclassering.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-005455-16
Uitspraak d.d.: 23 juli 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 10 oktober 2016 met parketnummer 05-740009-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1956,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 21 juni 2017, 9 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte voor het primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van vierentwintig maanden, waarvan acht maanden voorwaardelijk met een proeftijd van vier jaren onder algemene en bijzondere voorwaarden. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. A.M. Smetsers, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

In eerste aanleg is verdachte – kort gezegd en zakelijk weergegeven – veroordeeld tot een gevangenisstraf van vierentwintig maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van vier jaren onder algemene en bijzondere voorwaarden, wegens het meermalen seksueel misbruiken van zijn zevenjarige kleindochter.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
primair:
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 01 oktober 2015 tot en met 1 januari 2016 te Opheusden en/of te Kesteren , in ieder geval in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 2008, één of meer handelingen heeft gepleegd, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten,
- het brengen van zijn penis en/of één of meer van zijn vingers in haar vagina, in ieder geval tussen haar schaamlippen en/of
- het (met zijn vingers en/of zijn penis) betasten van haar vagina en/of haar billen en/of
- het likken van de vagina van die [slachtoffer] en/of
- het zich door die [slachtoffer] aan zijn penis laten betasten,
terwijl die [slachtoffer] toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt en/of aan de zorg en/of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd;
subsidiair:
hij (op meerdere tijdstippen) in of omstreeks de periode van 01 oktober 2015 tot en met 1 januari 2016 te Opheusden en/of te Kesteren , in ieder geval in Nederland, met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 2008, buiten echt, één of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, te weten
- het met één of meer van zijn vingers betasten van haar vagina en/of haar billen en/of
- het met zijn penis langs en/of tegen haar vagina wrijven en/of
- het likken van haar vagina van die [slachtoffer] en/of
- het zich door haar aan zijn penis laten betasten,
terwijl die [slachtoffer] toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt en/of aan de zorg en/of waakzaamheid van verdachte was toevertrouwd.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het hem primair ten laste gelegde seksueel binnendringen. Hij heeft daartoe – kort gezegd – aangevoerd dat verdachte uitdrukkelijk ontkent dat er sprake zou zijn van seksueel binnendringen. Verdachte stelt alleen de buitenste schaamlippen te hebben aangeraakt en niet tussen de binnenste schaamlippen te zijn geweest. De overige handelingen bekent verdachte te hebben gepleegd.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt in het bijzonder het volgende.
Verdachte heeft op 14 januari 2016 ten overstaan van de rechter-commissaris verklaard dat hij met zijn hand over de vagina van [slachtoffer] is gegaan, maar geen opening kon vinden. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft verdachte dit bevestigd en verklaard dat hij met zijn vingers ‘niet verder kon’. Bovendien heeft verdachte ten overstaan van het hof verklaard dat hij ‘er met zijn vingers overheen ging en van lieverlee er iets verder in’. Het hof leidt uit deze verklaring van verdachte af dat hij met zijn vingers tussen de schaamlippen van [slachtoffer] is geweest.
Het ‘seksueel binnendringen van het lichaam’ in de zin van artikel 244 Sr omvat ieder binnendringen van het lichaam wat in redelijkheid op één lijn kan worden gesteld met geslachtsgemeenschap of een wat betreft de ernst van de inbreuk op de seksuele integriteit daarmee vergelijkbare gedraging. De Hoge Raad heeft in 2013 geoordeeld dat van het brengen van de vingers tussen de schaamlippen in redelijkheid niet kan worden gezegd dat dat niet op één lijn kan worden gesteld met geslachtsgemeenschap of een wat betreft de ernst van de inbreuk op de seksuele integriteit daarmee vergelijkbare gedraging (ECLI:NL:2013:BZ3627). Het betasten van de vagina tussen de schaamlippen, valt daarmee dus onder het bestanddeel ‘seksueel binnendringen’.
Het hof acht – evenals de rechtbank – het primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
primair:
hij (op meerdere tijdstippen) in
of omstreeksde periode van 01 oktober 2015 tot en met 1 januari 2016 te Opheusden en
/ofte Kesteren ,
in ieder geval in Nederland,met [slachtoffer] , geboren op [geboortedag] 2008,
één of meerhandelingen heeft gepleegd, mede bestaande uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [slachtoffer] , te weten,
- het brengen van
zijn penis en/of één of meer vanzijn vingers
in haar vagina, in ieder gevaltussen haar schaamlippen en
/of
- het (met zijn vingers en
/ofzijn penis) betasten van haar vagina en
/ofhaar billen en
/of
- het likken van de vagina van die [slachtoffer] en
/of
- het zich door die [slachtoffer] aan zijn penis laten betasten,
terwijl die [slachtoffer] toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt en
/ofaan de zorg en
/ofwaakzaamheid van verdachte was toevertrouwd.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het primair bewezen verklaarde levert op:
met iemand beneden de leeftijd van twaalf jaren handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, terwijl de schuldige dat feit begaat tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Rapporteur H. Scharft, GZ-psycholoog, adviseert in de (NIFP)rapportage Pro Justitia van 22 september 2017 om het tenlastegelegde in een verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Nader gespecificeerd zegt hij hierover bij de beantwoording van vraag 5b dat verdachte in een licht verminderde mate heeft kunnen inzien hoe schadelijk zijn delictgedrag was. Verdachte is lijdende aan een gebrekkige ontwikkeling in de vorm van een beperkt mentaliserend vermogen. Hiermee wordt bedoeld dat hij beperkt zicht heeft op zijn eigen emoties en drijfveren en hij ook het gedrag en de emoties van anderen niet goed kan inschatten. Verdachte wist dat zijn gedrag strafbaar was, maar door zijn beperkt mentaliserend vermogen kon hij minder dan de gemiddelde mens inschatten hoe schadelijk zijn gedrag was voor het slachtoffer. Ook kon hij daardoor makkelijker een cognitieve vervorming ontwikkelen, waardoor hij de onterechte overtuiging ontwikkelde dat het slachtoffer seksuele toenadering tot hem zocht.
Gelet op het bovenstaande is het hof van oordeel dat de feiten verdachte in licht verminderde mate kunnen worden toegerekend. Nu niet is gebleken dat verdachte het tenlastegelegde in het geheel niet valt toe te rekenen en er ook anderszins geen strafuitsluitingsgronden aanwezig worden geacht, acht het hof verdachte strafbaar.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij de straftoemeting in het bijzonder in aanmerking genomen – en vindt daarin de redenen die tot de keuze van een deels onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van de hierna aan te geven duur leiden – dat verdachte zich schuldig heeft gemaakt uit het meermalen seksueel misbruiken van zijn destijds zevenjarige kleindochter [slachtoffer] . Hij heeft haar vagina aangeraakt met zijn vingers en zijn penis, waarbij hij ook tussen haar schaamlippen is geweest, en hij heeft haar vagina gelikt. Ook heeft hij [slachtoffer] zijn penis laten aanraken en moest zij hem aftrekken. Verdachte heeft deze handelingen op verschillende momenten verricht. Ondanks dat verdachte wist dat het strafbaar was is hij niet gestopt met het misbruik. Hij is steeds verder gegaan en heeft elke mogelijkheid aangegrepen om zijn kleindochter te betasten en seksuele handelingen met haar te verrichten. Verdachte ging zelfs zover dat hij op één dag op verschillende momenten achtereenvolgende seksuele handelingen met zijn kleindochter heeft uitgevoerd door eerst in de douche seksuele handelingen met haar te verrichten en daarna ook nog bij haar in bed is gekropen om daar verder te gaan.
Verdachte heeft door zijn handelen enkel en alleen gehandeld ter bevrediging van zijn eigen seksuele gevoelens, zonder ook maar enig moment na te denken over het welzijn van zijn kleindochter en de gevolgen voor haar. Het handelen van verdachte kan zeer nadelige gevolgen – onder meer in de zin van psychologische en emotionele schade – hebben voor [slachtoffer] , waarbij zijn handelen tevens schade kan hebben veroorzaakt voor de verdere (psychische) ontwikkeling van [slachtoffer] . Het hof rekent dat verdachte zwaar aan, des te meer nu verdachte ten tijde van het misbruik aan het oppassen was op [slachtoffer] en zij aan zijn zorg en waakzaamheid was toevertrouwd. Een kleinkind moet zich veilig voelen bij haar grootouders en in haar eigen huis. In plaats daarvan heeft verdachte haar verschillende malen seksueel misbruikt. Verdachte heeft daarbij tegen [slachtoffer] gezegd dat het ‘een geheim’ was om te voorkomen dat het misbruik bekend zou worden. Verdachte heeft door zijn handelen niet alleen het vertrouwen van [slachtoffer] ernstig geschaad, maar eveneens het vertrouwen van zijn gezin en familie.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend en noodzakelijk is. Voor het opleggen van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf – zoals door de verdediging bepleit – is het bewezenverklaarde te ernstig. Dat verdachte door een onvoorwaardelijke gevangenisstraf wellicht zijn baan en zijn sociale contacten (opnieuw) zal verliezen, zoals verdachte heeft aangevoerd, kan evenmin leiden tot afzien van het opleggen van een deels onvoorwaardelijk gevangenisstraf.
Het hof houdt bij de strafoplegging rekening met de (NIFP)rapportage Pro Justitia van
22 september 2017 en het daarin neergelegde advies om het tenlastegelegde in een verminderde mate aan verdachte toe te rekenen. Het recidiverisico wordt op grond van de risicotaxatie instrumenten en het klinisch oordeel als laag ingeschat. De rapporteur acht het weliswaar opmerkelijk dat behandeling geen effect heeft gehad op de cognitieve vervorming van verdachte, die er toe leidt dat verdachte er van overtuigd is dat het slachtoffer seksueel toenadering tot hem zocht, maar dit maakt volgens de rapporteur niet dat het recidivegevaar als hoger ingeschat moet worden. Verdachte is zich – ondanks deze cognitieve vervorming – volledig bewust van het feit dat hij geen seksuele handelingen bij kinderen mag plegen. Het hof houdt voorts rekening met het verdachte betreffende uittreksel uit de justitiële documentatie van 8 juni 2018, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder voor (soortgelijke) strafbare feiten is veroordeeld.
Alles afwegende komt het hof tot de oplegging van een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van vier jaren en daarbij oplegging van bijzondere voorwaarden. De substantiële voorwaardelijke straf dient daarbij tevens als stok achter de deur om te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 57 en 244, 248 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het primair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
18 (achttien) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
9 (negen) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, omdat:
- de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
4 (vier) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
- de verdachte gedurende de proeftijd van 4 (vier) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken, of
- geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

- dat de veroordeelde zich zal melden bij Reclassering Nederland en gedurende de proeftijd zich zal blijven melden bij deze instelling, zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- dat de veroordeelde zich zal houden aan de afspraken en aanwijzingen van [naam zorgkantoor] , of soortgelijke instantie, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht.
Geeft opdracht aan Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarde(n) en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. F.A.M. Bakker, voorzitter,
mr. H.M.E. Tebbenhoff Rijnenberg en mr. C.P.J. Scheele, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. I. Vugs, griffier,
en op 23 juli 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr. C.P.J. Scheele is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 23 juli 2018.
Tegenwoordig:
mr. F.A.M. Bakker, voorzitter,
mr. A. de Vries, advocaat-generaal,
mr. R.W.P. Soons, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.