ECLI:NL:GHARL:2018:6616

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 juli 2018
Publicatiedatum
19 juli 2018
Zaaknummer
21-001980-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot verwijzing naar de raadsheer-commissaris voor deskundigenonderzoek in strafzaak

In deze strafzaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 juli 2018 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in 1979 en thans verblijvende in een PPC, heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van 24 maart 2016. Het hof heeft kennisgenomen van de argumenten van de advocaat-generaal en de verdediging, vertegenwoordigd door mr. J.A.W. Knoester. In een eerder tussenarrest van 27 oktober 2016 is de zaak verwezen naar de raadsheer-commissaris voor het laten opstellen van een contra-expertise en een multidisciplinaire rapportage over de verdachte. De deskundigen prof. dr. R.J. Verkes en prof. dr. J.G. Ramaekers zijn benoemd om deze rapportages op te stellen.

Tijdens de zittingen op 13 oktober 2016 en 5 juli 2018 is de voortgang van het onderzoek besproken. De advocaat-generaal heeft zich verzet tegen een N=1-onderzoek, terwijl de verdediging dit onderzoek noodzakelijk achtte. De raadsheer-commissaris heeft op 19 januari 2018 besloten de zaak terug te verwijzen naar het hof om te beslissen over de voortgang van het onderzoek. Het hof heeft vervolgens drie punten ter beslissing voorgelegd gekregen: de noodzaak van een N=1-onderzoek, de uitvoering van de multidisciplinaire rapportage, en het verzoek van de verdediging om de zaak opnieuw naar de raadsheer-commissaris te verwijzen.

Het hof heeft geoordeeld dat het N=1-onderzoek niet kan plaatsvinden omdat de verdachte niet bereid is hieraan mee te werken. Ook is besloten dat de eerder gegeven opdracht voor de multidisciplinaire rapportage kan worden uitgevoerd, met uitzondering van prof. dr. R.J. Verkes als rapporteur. Het verzoek van de verdediging om de zaak opnieuw naar de raadsheer-commissaris te verwijzen is afgewezen, omdat het hof van mening is dat artikel 230 van het Wetboek van Strafvordering geen onbeperkte bevoegdheid biedt voor de verdachte om deskundigenonderzoek te laten uitvoeren in elk stadium van het proces. Het hof heeft de stukken in handen gesteld van de raadsheer-commissaris voor de verdere behandeling van de zaak.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001980-16
Uitspraak d.d.: 19 juli 2018
TEGENSPRAAK

Tussenarrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 24 maart 2016 met parketnummer 05-780070-13 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1979] ,
thans verblijvende in [PPC] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 13 oktober 2016, 5 juli 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen de advocaat-generaal naar voren heeft gebracht.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en haar raadsman, mr. J.A.W. Knoester, naar voren is gebracht.

Stand van zaken

Op 27 oktober 2016 is tussenarrest gewezen in onderhavige zaak. De zaak is toen verwezen naar de raadsheer-commissaris voor:
- het laten opstellen van een contra-expertise over de mogelijke relatie tussen de door verdachte gebruikte medicatie en de door verdachte gepleegde geweldshandelingen op 2 oktober 2013, en;
- het laten opstellen van een multidisciplinaire rapportage over verdachte.
Na verwijzing is de raadsheer-commissaris het onderzoek gestart en heeft hij de deskundigen prof. dr. R.J. Verkes en prof. dr. J.G. Ramaekers benoemd. Vervolgens hebben zij gerapporteerd. De vraag kwam voor te liggen of en, zo ja, hoe het onderzoek dient te worden voortgezet, met name of een N=1- onderzoek moet worden uitgevoerd. De advocaat-generaal heeft zich daartegen verzet. De verdediging was van mening dat dit wel moet gebeuren.
De raadsheer-commissaris heeft op 19 januari 2018 besloten tot terugwijzing van de zaak naar het hof, zodat de zittingscombinatie kan beslissen over bovengenoemde vraag.
Het laten opstellen van een multidisciplinaire rapportage over verdachte heeft, met instemming van de verdediging, nog niet plaatsgevonden.

Door het hof te nemen beslissingen

Het hof heeft op een drietal punten te beslissen:
de vraag of het N=1-onderzoek dient plaats te vinden en/of ander onderzoek noodzakelijk is;
de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan het reeds bij tussenarrest van 27 oktober 2016 gelaste multidisciplinaire onderzoek;
het verzoek van de verdediging de zaak naar de raadsheer-commissaris te verwijzen om verdachte op grond van artikel 230 van het Wetboek van Strafvordering een deskundige te laten aanwijzen.

Ad 1.

Verdachte heeft -na ondervraging van de deskundigen door alle partijen- aangegeven niet te zullen meewerken aan een N=1-onderzoek. Gelet daarop verzet de verdediging zich tegen het doen van een N=1-onderzoek. Ander onderzoek is door de verdediging slechts gevraagd onder de vlag van punt 3. Ook de advocaat-generaal is van mening dat het onderzoek niet kan plaatsvinden als verdachte haar medewerking weigert. Hij stelt zich op het standpunt dat de door het hof gegeven opdracht tot contra-expertise voltooid is. Het N=1-onderzoek kan slechts plaatsvinden indien verdachte bereid is gedurende een lange periode medicatie (paroxetine of een placebo, wellicht gecombineerd met een ander middel) in te nemen. Nu die bereidheid er niet is, is het hof van oordeel dat het N=1-onderzoek niet plaats kan vinden. Gelet op het feit dat de deskundigen hebben verklaard in dat geval geen verdere rol te kunnen vervullen in de contra-expertise is dat onderzoek naar het oordeel van het hof afgerond.

Ad 2.

In het tussenarrest van 27 oktober 2016 heeft het hof beslist tot een multidisciplinaire rapportage door twee andere gedragsdeskundigen dan drs. H.T.J. Boerboom en drs. B. Koudstaal. Aan die opdracht kan thans uitvoering worden gegeven, met dien verstande dat ook prof. dr. R.J. Verkes niet wordt benoemd als rapporteur. De zaak zal worden verwezen naar de raadsheer-commissaris.

Ad 3.

De raadsman heeft -kort gezegd- verzocht tot verwijzing van de zaak naar de raadsheer-commissaris om op grond van artikel 230, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, een door de verdediging aan te wijzen deskundige het rapport van prof. dr. R.J. Verkes en prof. dr. J.G. Ramaekers en het rapport van J.M. Loonen te onderzoeken.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het laatstgenoemde verzoek dient te worden afgewezen.
Artikel 230, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, biedt aan de verdachte, aan wie van de uitslag van het onderzoek (waarvan rapport is ingezonden zoals bedoeld in artikel 230, eerste lid, Wetboek van Strafvordering) is kennis gegeven, de bevoegdheid een deskundige aan te wijzen, die het recht heeft het toegezonden verslag te onderzoeken. De vraag die thans voorligt is of het bepaalde in dat artikel in dit stadium van het proces noopt tot een verwijzing naar de raadsheer-commissaris. Het hof beantwoordt die vraag ontkennend. Anders dan de verdediging betoogt schept dit artikel naar het oordeel van het hof geen onbeperkte bevoegdheid voor de verdachte om ieder deskundigenonderzoek in elk stadium van het proces te laten (tegen-)onderzoeken. De rapporten die de verdediging noemt zijn van 29 juli 2017 en 5 december 2017, en zijn al in het kader van een contra-expertise opgemaakt, door deskundigen die met instemming van de verdediging zijn benoemd. Gelet op het voorgaande beslist het hof tot afwijzing van het verzoek.

BESLISSING

Het hof:
Stelt de stukken in handen van de raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof voor:
- Het laten opmaken van een multidisciplinaire rapportage over verdachte en het daartoe benoemen van twee deskundigen met inachtneming van hetgeen daarover ad 2 is overwogen.
Wijst de verzoeken voor het overige af.
Aldus gewezen door
mr. R.W. van Zuijlen, voorzitter,
mr. Z.J. Oosting en mr. C. Caminada, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A.C. Jochems en dr. N. Laan, griffiers,
en op 19 juli 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 19 juli 2018.
Tegenwoordig:
mr. C. Caminada, voorzitter,
mr. T.C. Pastoor, advocaat-generaal,
G. Heeres, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.