3.12In het rapport Koerselman is onder meer het volgende te lezen over de achtergronden en het ziektebeeld van [geïntimeerde 2] (aangeduid als betrokkene):
“(…)Samenvatting van het dossier
J.Th. Roosenboom, psychiater,expertiseverslag27 oktober 2005:
(…)De klachten zijn ontstaan doordat hij zich voortdurend wilde bewijzen en nooit tijd nam voor ontspanning. Hij groeide op in een gezin waarin beide ouders alcoholist waren. Hij compenseerde zijn vroegere onzekerheid door een zelfverzekerde en brutale houding, een voorliefde voor extreme sporten en startte later een succesvol gevelreinigingsbedrijf.(…)
E.J. Colon, zenuwarts,expertiseverslag,16 juli 2007:
(…)Overwogen wordt dat betrokkene opgroeide in een alcoholisch asociaal, of zelfs antisociaal milieu, en dat er vanaf de puberteit verschijnselen van een gedragsstoornis waren. Later ontwikkelden zich persoonlijkheidstrekken uit het antisociale cluster, onder andere narcistische krenkbaarheid.(…)
B. van Houdenhove, psychiater, second opinion, 22 augustus 2007:
(…) Achtergrond: traumatiserend milieu, minderwaardigheidsgevoelens die hij compenseerde door tomeloos presteren en zichzelf bewijzen. (…)
Anamnese:
(…)
Betrokkene heeft op zijn 26e jaar een gevelonderhoudsbedrijf opgericht. Daarvoor was hij glazenwasser met een Mavo-opleiding. Hij had echter meer ambities en wilde iets bijzonders gaan
doen. Hij heeft zich toen het ambacht van gevelreinigen moeten eigen maken. Het bedrijf dat hij heeft ontwikkeld is nog steeds zijn eigendom(…)
In 2004 merkte betrokkene dat het niet goed met hem ging. Hij kreeg allerlei lichamelijke klachten, werd moe en kreeg een “kort lontje”. Hij voelde zich niet opgewassen tegen de hoge verwachtingen die men van hem had, en tegen de hoge eisen die hij aan zichzelf stelde. (…)
Gevraagd naar zijn zelfvertrouwen, vertelt betrokkene dat hij als kind nooit erkenning heeft gekregen. Vanaf zijn 14e jaar heeft hij geprobeerd die erkenning alsnog te krijgen door prestaties te leveren.
Bespreking:
(…)
Wanneer we betrokkenes klachtverhaal opnieuw overzien, komt daaruit naar voren dat er in ongeveer 2004 een omslag heeft plaatsgevonden in de manier waarop hij omging met belastende situaties. Vóór die tijd lijkt hij deze vooral te hebben ervaren als uitdagingen (“challenge”). Deze ging hij vooral aan in zijn werk, waarbij hij kennelijk in staat is geweest een goed lopend gevelonderhoudsbedrijf op te zetten. Maar ook in sportieve activiteiten zocht hij bewust sterke uitdagingen op. Men zou kunnen zeggen dat er zelfs sprake was van “thrill seeking”. Na 2004 is daar kennelijk een verandering in gekomen. Vanaf die tijd is betrokkene belasting van buitenaf gaan ervaren als overbelasting (“stress”). In plaats van dat hij daar een positieve beleving aan ontleende, ervoer hij belasting nu als uitgesproken negatief.
Dat vertaalde zich in verschijnselen op verschillende gebieden. In de eerste plaats ervoer betrokkene die overbelasting kennelijk sterk lichamelijk. De klachten van algemene malaise (in de vorm van onder meer hoofdpijn, misselijkheid, spierpijn, gewrichtspijn, moeheid e.d.) stonden en staan sterk op de voorgrond. Daarmee is echter niet alles gezegd. Betrokkene beschrijft ook een duidelijk negatieve waardering van zichzelf. Hij heeft het gevoel dat hij faalt ten opzichte van de normen waaraan hij zou willen beantwoorden. Enerzijds is hij in de loop van de afgelopen jaren wel in staat gebleken meer oog te hebben voor andere zaken in het leven dan alleen zijn werk, aan de andere kant beschrijft hij ook met zichtbare emotie hoe hij bijvoorbeeld niet van zijn kinderen kan genieten zoals hij dat zou willen. Gevoelens van machteloosheid die zich uiten in prikkelbaarheid en die hebben geleid tot conflicten op werk en in de privésfeer, zijn hierbij ook van belang.
Naar onze indruk past dit klachtenverhaal bij wat in eerdere berichten en rapportages over betrokkene is vermeld. Voor wat betreft de aard van de klachten is er dan ook geen inconsistentie tussen die eerdere verslagen en onze bevindingen bij huidig onderzoek. Wij hebben niet de indruk dat betrokkene bij het presenteren van zijn klachten bewust probeerde deze als ernstiger voor te stellen dan ze zijn. Ons onderzoek bevestigt dus het bestaan van het al eerder beschreven complex van klachten en het feit dat betrokkene daaraan lijdt.
De volgende vraag is dan hoe deze klachten moeten worden geïnterpreteerd.(…) het beste kan worden gekozen voor de subvorm van de “ongedifferentieerde somatoforme stoornis”(DSM-IV 300.82). (…)
Hierbij benadrukken wij, dat op zichzelf niet van doorslaggevend belang is met welke termen de verstoorde stressbeleving van betrokkene wordt aangeduid. (…)In het geval van betrokkene kunnen we het zo samenvatten, dat hij vanaf ongeveer 2004 de belasting die hem voorheen niet te veel was is gaan ervaren als overbelasting, en dat hij daarop is gaan reageren met sterke lichamelijke en psychische onlustbelevingen. Wij beschouwen die verschijnselen als uiting van ziekte. Daaraan doet af dat er toe nu toe niet volledig bekend is, welke lichamelijke processen aan een dergelijke gestoorde ervaring van overbelasting ten grondslag ligt. (…) Betrokkenes klachtverhaal is in voldoende mate plausibel en consistent om dat toch als valide te beschouwen.
.(…)”.