In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 14l van het Wetboek van Strafrecht (Sr). Verzoeker, die ten onrechte twee dagen in een politiecel heeft doorgebracht, verzocht om een schadevergoeding van in totaal € 1.251,75. Dit bedrag bestond uit € 210,- voor de schade door de onterecht ondergane vrijheidsbeneming, € 211,75 voor de eigen bijdrage voor rechtsbijstand, en € 830,- voor de kosten van indiening en behandeling van het verzoek. Het hof oordeelde dat de rechtbank Noord-Nederland op 12 februari 2018 de behandeling van het verzoek niet in openbare raadkamer had gedaan, wat een schending van de procedurele regels inhield. Hierdoor werd de beschikking van de rechtbank vernietigd.
Het hof concludeerde dat artikel 14l Sr ook ruimte biedt voor schadevergoeding in gevallen waarin geen vordering tot tenuitvoerlegging is ingediend door het openbaar ministerie. De advocaat-generaal had betoogd dat het verzoek niet-ontvankelijk was, maar het hof oordeelde dat het verzoek tijdig was ingediend en dat er gronden van billijkheid waren om de schadevergoeding toe te kennen. Het hof kende de gevraagde schadevergoeding toe, waarbij het aansluitte bij de gebruikelijke tarieven voor schadevergoeding bij onterecht ondergane vrijheidsbeneming. De totale schadevergoeding werd vastgesteld op € 1.251,75, welke ten laste van de Staat werd toegekend.