In deze zaak gaat het om de verlenging van de ondertoezichtstelling van twee minderjarigen, [minderjarige 1] en [minderjarige 2], die zijn geboren uit het huwelijk van de verzoekers, de ouders. De ouders, die zonder vaste woon- en verblijfplaats zijn, hebben hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Gelderland, waarin de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] werd verlengd, terwijl het verzoek voor [minderjarige 2] werd afgewezen. De ouders stellen dat de situatie ten opzichte van de vorige verlenging niet is gewijzigd en dat de kinderen ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd door hun instabiele woonomgeving en de dreigende uitzetting naar Armenië. De GI, Stichting Nidos, verzet zich tegen de verlenging van de ondertoezichtstelling en stelt dat de ouders slechts in beperkte mate openstaan voor bespreking van het terugkeerperspectief.
Tijdens de mondelinge behandeling is de raad voor de kinderbescherming vertegenwoordigd door mevrouw E. Sigmond, en de GI door mevrouw R. de Bruine, mevrouw Y. Zwetsloot en de heer M. van Butselaar. Het hof heeft de situatie van de kinderen en de ouders zorgvuldig gewogen en geconcludeerd dat de wettelijke gronden voor een ondertoezichtstelling niet aanwezig zijn. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders en de minderjarigen bereid zijn om de noodzakelijke zorg te accepteren en dat er geen sprake is van een situatie die een gedwongen ondertoezichtstelling rechtvaardigt. De ouders hebben ook aangevoerd dat beëindiging van de ondertoezichtstelling hen zou uitsluiten van noodzakelijke hulpverlening, maar het hof oordeelt dat dit niet kan leiden tot een ander oordeel over de gronden voor ondertoezichtstelling.
Uiteindelijk heeft het hof de bestreden beschikking van de rechtbank bekrachtigd, waarmee de ondertoezichtstelling van [minderjarige 1] niet werd verlengd en de ouders in hun verzoek zijn afgewezen.