In deze zaak gaat het om een wijziging van kinderalimentatie. De verzoekers, [verzoeker] en [verzoekster], hebben in hoger beroep beroep gedaan op een overeenkomst die met de man, [vader], is gesloten over de kinderalimentatie. De man heeft in zijn verweer aangevoerd dat deze overeenkomst vernietigbaar is vanwege wilsgebreken, waaronder geestelijke stoornis en bedrog. Het hof heeft vastgesteld dat de man niet voldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat hij ten tijde van het sluiten van de overeenkomst niet in staat was zijn wil te bepalen. De man was op de hoogte van de pleegzorgvergoeding die de verzoekers ontvingen, en het hof oordeelt dat er geen sprake is van bedrog. De man heeft ook niet aangetoond dat er sprake was van misbruik van omstandigheden of dwaling. Het hof concludeert dat de alimentatieovereenkomst rechtsgeldig is en dat de man aan de verzoekers een bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding/levensonderhoud en studie moet voldoen van € 428,- per kind per maand, met ingang van 1 januari 2016, tot de leeftijd van 23 jaar, en jaarlijks te verhogen met de wettelijke indexering. De eerdere beschikking van de rechtbank Midden-Nederland is bekrachtigd.