Uitspraak
Witteveen,
de gemeente,
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
€ 2,10, € 2,00, € 1,80 en € 1,70 per kilometer met een totale inschrijfprijs van € 1.970.000. Alle andere inschrijvers hadden totale inschrijfprijzen van ruim boven € 2.000.000 en hanteerden voor de eerste 200.000 kilometer een kilometerprijs van boven de € 2.25.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De beoordeling van de grieven en de vordering
Grief IVwaarin zulks wordt betoogd, snijdt geen hout.
grief I, is dat zij op basis van dit antwoord ervan uit heeft mogen gaan dat een rit binnen één zone een gemiddelde lengte had van ongeveer vijf kilometer. Het hof verwerpt die stelling. De gemeente heeft geen uitlating gedaan over de gemiddelde afstand van een rit onder het oude vervoerscontract en heeft ter comparitie bij het hof ook aangegeven daarover geen gegevens te bezitten. Op basis van de ter beschikking gestelde gegevens konden inschrijvers een eigen berekening maken van de gemiddelde ritafstand. De gemeente heeft terecht aangegeven dat deze berekening niet inhield het eenvoudigweg vermenigvuldigen van het totaal aantal in 2011 in rekening gebrachte aantal zones met 5, gedeeld door het opgeven totaal aantal uitgevoerde ritten in 2011. Vervoerders moesten, voor zover zij voor hun prijsopgaaf een gemiddelde ritafstand nodig hadden, zelf en inschatting maken van het gemiddelde aantal kilometers dat binnen een zone gereden werd. Immers een rit binnen een zone zal zelden van het ene uiteinde van de zone naar het andere uiteinde van de zone plaatsvinden. Ook een rit die in twee zones plaatsvindt hoeft niet noodzakelijkerwijs langer te zijn dan een rit binnen één zone. Als startpunt en het eindpunt dicht in de buurt van een zonegrens zijn gelegen kan een rit die zich over twee zones uitstrekt gemakkelijk korter dan 5 kilometer zijn. Daarbij kwam nog dat onder het nieuwe contract de vervoersvoorwaarden aanzienlijk wijzigden ten opzichte van het oude contract, zoals door de gemeente in het beschrijvend document ook duidelijk was meegedeeld.
Grief II,waarin Witteveen anders betoogt, treft dan ook geen doel. Daaraan doet niet af dat Witteveen op zich gelijk heeft dat een hoger totaal aantal afgenomen kilometers niet tot een hogere dekkingsgraad van de algemene kosten hoeft te leiden indien het hogere aantal vooral wordt veroorzaakt door een groter aantal (korte) ritten. Aangezien Witteveen nauwelijks gedifferentieerd heeft ingeschreven en het verlies op de opdracht wordt veroorzaakt doordat zij een achteraf op alle punten te lage kilometerprijs heeft geoffreerd, baat dit haar niet.
grief VIbetoogt Witteveen dat de rechtbank zelfstandig had moeten onderzoeken of de door Witteveen in de procedure aangevoerde feiten de conclusie rechtvaardigden dat sprake is van onvoorziene omstandigheden. Aangenomen dat Witteveen het oog heeft op aanpassing van de overeenkomst op grond van artikel 6:258 BW, verliest Witteveen uit het oog dat op haar de verplichting rust om aan te geven welke niet in de overeenkomst verdisconteerde toekomstige omstandigheden maken dat de overeenkomst op grond van de redelijkheid en billijkheid gewijzigd of ontbonden moet worden. Noch in eerste aanleg, noch in hoger beroep heeft Witteveen daaraan voldaan. Zij heeft zich geconcentreerd op de hiervoor besproken argumenten waarom volgens haar de gemeente voor het aangaan van de overeenkomst onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt.
grief V, ten slotte, wenst Witteveen ingang doen vinden dat het in strijd met de redelijkheid en billijkheid was dat de gemeente vasthield aan de overeengekomen tarieven en dat de gemeente ten onrechte niet haar heeft aanboden gederfde winst en geleden verlies te vergoeden. De gemeente heeft, nadat Witteveen klaagde over de tegenvallende kosten, op