Nader onderzoek door prof.dr. P. de Knijff naar de complexe mengprofielen (door middel van de Massive Parallel Sequencing (MPS) methode.
Nader onderzoek door prof.dr. P. de Knijff naar de biologische sporen op het mes (in het bijzonder naar spoor AAJL3499NL#03)
Onderzoek door prof.dr. P. de Knijff naar het mengprofiel op de trui (nabij de schouder AAHD2627NL#01)
De verdediging heeft verzocht om prof. De Knijff te benoemen als deskundige opdat hij de complexe mengprofielen nader kan onderzoeken met de zogeheten MPS‑methode. Deze methode zou het mogelijk maken meer informatie te halen uit een geringe hoeveelheid DNA-materiaal dan wel uit complexe mengprofielen. In het verlengde daarvan is verzocht om prof. De Knijff te benoemen als deskundige opdat hij de van de bemonsteringen AAJL3499NL#03 (het mes) en AAHD2627NL#01 (trui nabij de schouder) door middel van verschillende DNA‑kits vervaardigde DNA-piekenprofielen herbeoordeelt dan wel zelfstandig interpreteert.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de noodzaak voor het verrichten van deze onderzoeken onvoldoende is onderbouwd en dat deze verzoeken derhalve dienen te worden afgewezen, te meer nu de onderzoekers van het ter discussie gestelde onderzoek zijn gehoord ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof stelt vast dat de hiervoor genoemde sporen reeds door deskundigen van een drietal instanties (te weten: NFI, TMFI en IFS) zijn onderzocht en dat in eerste aanleg op 8 mei 2017 een viertal deskundigen over deze profielen is gehoord: Warnaar, Herbergs, Kokshoorn en De Koeijer. Uit het proces-verbaal van die zitting blijkt dat de verdediging in de gelegenheid is gesteld om de deskundigen op dit punt te bevragen en dat de verdediging van deze mogelijkheid ook gebruik heeft gemaakt.
Naar het oordeel van het hof is – mede gelet op hetgeen door de verdediging ter onderbouwing van deze verzoeken is aangevoerd – onvoldoende toegelicht wat concreet de toegevoegde waarde in deze zaak zou kunnen zijn van toepassing van de door prof. De Knijff gebruikte MPS-methode en waartoe eventuele onderzoeksresultaten zouden kunnen leiden. Het hof acht zich voldoende voorgelicht en wijst de verzoeken derhalve af.
Onderzoek door prof.dr. P.J. van Koppen naar de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van de door de verdachte afgelegde verklaringen
De verdediging heeft verzocht om prof. Van Koppen te benoemen als deskundige, opdat hij een onderzoek instelt naar de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van de door de verdachte afgelegde verklaringen. De verdediging heeft daarbij verwezen naar hetgeen door de rechtbank is opgenomen in het vonnis omtrent de geloofwaardigheid van de door de verdachte afgelegde verklaringen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat de noodzaak voor het (laten) verrichten van dit onderzoek niet is gebleken en dat het verzoek zodoende dient te worden afgewezen. Het is bij uitstek een taak van het hof om de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van de door verschillende personen afgelegde verklaringen te beoordelen.
Het hof is van oordeel dat de vraag naar de geloofwaardigheid en betrouwbaarheid van verklaringen juist ter beoordeling ligt aan de rechter. Mede gelet op hetgeen door de verdediging ter onderbouwing van dit verzoek is aangevoerd, ontbreekt de noodzaak een deskundigenonderzoek te laten verrichten. Het hof wijst het verzoek derhalve af.
Nader onderzoek door dr. F.R.W. van de Goot dan wel een andere forensisch patholoog naar het bij het slachtoffer toegebrachte letsel
De verdediging heeft verzocht nader onderzoek te laten verrichten door Van de Goot dan wel een (gelijkwaardige) andere forensisch patholoog. Dit nader onderzoek dient te zien op de vraag of het bij het slachtoffer toegebrachte letsel en de steekverwondingen enkel kunnen zijn veroorzaakt door de op de plaats delict aangetroffen messen (AAJL3474NL en AAJL3499NL), ofwel dat er meer, althans andere messen, bij betrokken zijn, en zo ja, hoeveel. In het verlengende daarvan dient de vraag te worden beantwoord of het waarschijnlijker is dat het slachtoffer door één of juist meerdere daders om het leven is gebracht. Laatstgenoemde vraag kan – zo nodig – ook aan een forensisch arts worden voorgelegd. Het verzoek is niet alleen noodzakelijk in het kader van de beantwoording van de vragen van de artikelen 348 en 350 Sv, maar ook voor de onderbouwing van het door de verdachte geschetste alternatieve scenario.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat dit verzoek dient te worden afgewezen, nu de noodzaak niet is gebleken. De stelling van de verdediging dat dit onderzoek noodzakelijk is om vast te kunnen stellen of er één of meer daders zijn geweest is onjuist. Daarnaast zijn ter terechtzitting in eerste aanleg deskundigen gehoord op dit punt.
In het dossier zijn opgenomen de bevindingen van Soerdjbalie-Maikoe en S. Eikelenboom. In eerste aanleg zijn zij ook gehoord door de rechtbank. De verdediging is in de gelegenheid gesteld deze deskundigen te bevragen en heeft van die mogelijkheid ook gebruik gemaakt.
Overigens merkt het hof op dat de advocaat‑generaal ter zitting heeft verklaard dat Van de Goot per januari 2018 is gestopt met zijn forensische werkzaamheden.
Het hof acht het – mede gelet op hetgeen door de verdediging ter onderbouwing van dit verzoek is aangevoerd – niet noodzakelijk dat nader onderzoek wordt verricht op dit punt. Het hof acht zich voldoende voorgelicht en wijst het verzoek derhalve af.
Verstrekking van de veiliggestelde gegevens uit de desktop (AAGR7347NL) en de MacBook (AAIZ5931NL) van de verdachte
De verdediging heeft verzocht de beschikking te krijgen over de veiliggestelde gegevens uit de desktop (AAGR7347NL) en de MacBook (AAIZ5931NL) van de verdachte.
De advocaat-generaal heeft toegezegd dat indien de verdediging binnen afzienbare tijd harde schijven met een opslagcapaciteit van 1 terabyte (TB) aanlevert, de gevraagde kopieën worden gemaakt voor de verdediging.
Het hof behoeft derhalve geen beslissing meer te nemen op dit verzoek.
Verstrekking van correspondentie tussen de rechter-commissaris en het NFI
De verdediging heeft verzocht om alle correspondentie te verkrijgen van de rechter‑commissaris met het NFI (onder meer in het kader van het samenstellen van het IDFO-rapport), teneinde na te kunnen gaan hoe de opdracht van de rechtbank van 19 januari 2017 door het IDFO-team en de rechter-commissaris is geïnterpreteerd en uitgelegd, welke informatie door het IDFO-team is meegenomen en in hoeverre het rapport aanvulling behoeft.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet gaat over de vraag of door een rechter gevoerde correspondentie moet worden verstrekt of niet.
Op dit verzoek is naar het oordeel van het hof het relevantiecriterium van toepassing.
Het hof heeft in het dossier geen correspondentie aangetroffen tussen de rechter‑commissaris en het NFI, met uitzondering van de schriftelijke benoemingen van deskundigen. Voorts heeft het hof geen reden om aan te nemen dat er meer correspondentie zou moeten zijn. Het staat de verdediging vrij ter controle het dossier in te zien.
Daarnaast is het hof van oordeel dat – mede op hetgeen door de verdediging ter onderbouwing van dit verzoek is aangevoerd – deze stukken niet redelijkerwijs van belang zijn voor enige door het hof in de strafzaak te nemen beslissing.
Verstrekking van de zogeheten FIT-verslagen
De verdediging heeft verzocht om alle verslagen van zogeheten Forensische Intakegesprekken (hierna: FIT-verslagen) te verkrijgen, teneinde een antwoord te krijgen op de vraag of aan het onderzoek op enigerlei wijze sturing is gegeven. Ter terechtzitting heeft de verdediging ook verzocht om verstrekking van de verslagen van de Forensische Updategesprekken (hierna: FUD-gesprekken).
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat FIT-verslagen voor intern gebruik bestemd zijn en geen processtuk vormen. Dergelijke FIT-gesprekken zijn in deze zaak voorts niet gevoerd, aldus de advocaat-generaal, zodat er ook geen verslagen van zijn. Tot dusver hebben er enkel drie FUD-gesprekken plaatsgevonden, waarbij de rechter-commissaris niet aanwezig is geweest. Van één van deze gesprekken is volgens de advocaat-generaal een verslag gemaakt, van de andere twee gesprekken niet.
Op dit verzoek is naar het oordeel van het hof het relevantiecriterium van toepassing.
Het hof heeft geen reden om te twijfelen aan hetgeen door de advocaat-generaal is opgemerkt met betrekking tot de FIT-gesprekken. Nu ervan moet worden uitgegaan dat deze gesprekken niet zijn gevoerd in deze zaak, is verstrekking van verslagen niet mogelijk.
Ten aanzien van het FUD-verslag is het hof van oordeel dat dit stuk – mede gelet op hetgeen door de verdediging ter onderbouwing van dit verzoek is aangevoerd – redelijkerwijs niet van belang is voor de door het hof te nemen beslissingen in deze zaak. Het hof overweegt daartoe dat blijkens hetgeen door de advocaat-generaal is geschetst het verslag een intern karkater heeft en dat een dergelijk verslag conform vast beleid niet wordt verstrekt. Nu van de relevantie niet is gebleken, wijst het hof het verzoek af.
Verstrekking van de correspondentie tussen de rechter-commissaris en IFS
De verdediging heeft verzocht om alle correspondentie te verkrijgen van de rechter‑commissaris met IFS aangaande het uitvoeren van de onderzoeksopdracht van de rechtbank van 19 januari 2017, teneinde duidelijkheid te verkrijgen over de vraag in welke mate het IFS in de uitvoering van het onderzoek is beperkt en door wie.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het openbaar ministerie niet gaat over de vraag of door een rechter gevoerde correspondentie moet worden verstrekt of niet.
Op dit verzoek is naar het oordeel van het hof het relevantiecriterium van toepassing.
Het hof heeft in het dossier geen correspondentie aangetroffen tussen de rechter‑commissaris en IFS en heeft daarnaast geen reden om aan te nemen dat er nog correspondentie zou moeten zijn. Het staat de verdediging vrij ter controle het dossier in te zien.
Daarnaast is het hof van oordeel dat – gelet hierop en in aanmerking genomen wat door de verdediging ter onderbouwing van dit verzoek is aangevoerd – deze stukken niet redelijkerwijs van belang zijn voor enig door het hof in de strafzaak te nemen beslissing.
Inzage in de stukken die niet door de officier van justitie als processtukken zijn aangemerkt
De verdediging heeft verzocht inzage te krijgen in de stukken die niet door de officier van justitie als processtuk (zoals bedoeld in artikel 149a Sv) zijn aangemerkt.
De advocaat-generaal heeft aangegeven dat het openbaar ministerie geen bezwaar heeft tegen het gevraagde. De verdediging kan zich melden bij de politie, teneinde een afspraak te maken om deze stukken in te zien.
Het hof behoeft derhalve op dit verzoek geen beslissing meer te nemen.
Onderzoek naar de tip van onbekende afzender over de telefoon van het slachtoffer
De verdediging heeft bij appelschriftuur verzocht om alsnog onderzoek te laten verrichten naar de in de anonieme brieven genoemde plaats waar onder meer de telefoon van het slachtoffer zou kunnen worden aangetroffen. Het onderzoek dient er in ieder geval uit te bestaan dat al het oppervlaktewater in de nabijheid van de door de anonieme briefschrijver aangemerkte locatie wordt uitgebaggerd en de omgeving daarvan wordt afgezocht met een metaaldetector. De verdediging heeft dit verzoek ter zitting niet nader toegelicht en heeft niet gereageerd op hetgeen door de advocaat-generaal hieromtrent naar voren is gebracht.
De advocaat-generaal heeft aangegeven dat de politie in de afgelopen maanden in dit verband nader onderzoek heeft verricht en verwijst naar het door de politie opgemaakte proces-verbaal van bevindingen betreffende de [locatie] van 22 mei 2018 en het proces-verbaal van bevindingen betreffende het onderzoek naar de iPhone van het slachtoffer van 17 mei 2018. Gelet op het feit dat gebleken is dat de informatie in de anonieme brieven feitelijk niet juist kan zijn, is de noodzaak om twee jaar na dato ter plaatse te gaan zoeken niet gebleken.
Het hof stelt vast dat door de politie nader onderzoek is verricht op dit punt en verwijst daarvoor naar de hiervoor genoemde processen-verbaal. Gezien de uitkomsten van het daarin gerelateerde onderzoek is het hof van oordeel dat – mede gelet op hetgeen door de verdediging ter onderbouwing van dit verzoek is aangevoerd – de noodzaak niet is gebleken. Het hof acht zich voldoende voorgelicht en wijst het verzoek derhalve af.
Onderzoek naar de zendmastgegevens rondom de plaats delict
Ter zitting heeft de verdediging – in aanvulling op de appelschriftuur van 15 februari 2018 – verzocht om door de politie een aanvullend proces-verbaal van bevindingen op te laten maken waarin de vraag wordt beantwoord welke telefoonnummers masten in de buurt van de plaats delict hebben aangestraald op maandagavond 29 februari 2016 (tussen 18.00 uur en 24.00 uur) en op donderdagavond 3 maart 2016 (tussen 23.00 en 24.00 uur), waarbij er een onderscheid gemaakt dient te worden tussen prepaid-telefoonnummers en overige telefoonnummers. De verdediging heeft daartoe aangevoerd dat dit onderzoek noodzakelijk is om de door de verdachte afgelegde verklaringen met objectieve feiten nader te kunnen onderbouwen.
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het verzoek onvoldoende feitelijk is onderbouwd, zodat het behoort te worden afgewezen. Naar de mening van de advocaat-generaal is hier sprake van een fishing expedition door de verdediging.
Het hof is – mede gelet op hetgeen door de verdediging ter onderbouwing van dit verzoek is aangevoerd – van oordeel dat de noodzaak niet gebleken is. Het hof overweegt dat niet is onderbouwd waartoe dit onderzoek zou kunnen leiden en wat de toegevoegde waarde daarvan zou zijn, mede gelet op de hoeveelheid data die dit onderzoek hoogstwaarschijnlijk zal opleveren en de omstandigheid dat de plaats delict in de bebouwde kom van Bilthoven is gelegen. Het hof acht zich voldoende voorgelicht en wijst het verzoek derhalve af.
Digitaliseren van het procesdossier
Door de verdediging is ter zitting – in aanvulling op de appelschriftuur van 15 februari 2018 – verzocht om het procesdossier te (laten) digitaliseren, opdat de verdachte via een gegevensdrager kennis kan nemen van het dossier. Aangevoerd is dat het papieren dossier te omvangrijk is om op cel te kunnen bewaren.
De advocaat-generaal heeft ter zitting naar voren gebracht dat het openbaar ministerie niet beschikt over een digitale versie van het procesdossier en er geen redenen zijn om het dossier alsnog te digitaliseren.
Het hof stelt vast dat het dossier niet digitaal beschikbaar is, zodat ook geen digitaal afschrift kan worden verstrekt. Voorts ziet het hof geen redenen om het (omvangrijke) dossier alsnog te (laten) digitaliseren, zodat het verzoek wordt afgewezen.