ECLI:NL:GHARL:2018:6259

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 juli 2018
Publicatiedatum
9 juli 2018
Zaaknummer
WAHV 200.213.218
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • W. Wijma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter over administratieve sanctie voor rood licht overtreding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, die op 7 februari 2017 het beroep van de betrokkene ongegrond verklaarde. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, had een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd gekregen voor het niet stoppen voor een rood verkeerslicht op 18 december 2015. De gemachtigde voerde aan dat de geeltijden en pardontijden voor rood licht te kort zijn ingesteld en dat er onvoldoende rekening wordt gehouden met achterliggend verkeer. Het hof heeft de zaak behandeld op 25 juni 2018, waarbij de gemachtigde van de betrokkene en de advocaat-generaal aanwezig waren. Het hof oordeelde dat de kantonrechter terecht had vastgesteld dat het voertuig van de betrokkene het rode verkeerslicht had gepasseerd en dat er op verantwoorde wijze gestopt had kunnen worden. De argumenten van de gemachtigde werden door het hof niet overtuigend geacht, en het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter. Het verzoek om proceskostenvergoeding werd afgewezen.

Uitspraak

WAHV 200.213.218
9 juli 2018
CJIB 194447291
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland
van 7 februari 2017
betreffende
V.O.F. [betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
gevestigd te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
wonende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding. Er is daarnaast gevraagd om de zaak op een zitting van het hof te behandelen.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Van de betrokkene is op 15 mei 2018 nog een brief binnengekomen.
De zaak is behandeld ter zitting van 25 juni 2018.
De gemachtigde van de betrokkene is verschenen.
Als gemachtigde van de advocaat-generaal is verschenen mr. [D] .

Beoordeling

Aan de betrokkene is als kentekenhouder bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 230,- opgelegd ter zake van “niet stoppen voor rood licht: driekleurig verkeerslicht”, welke gedraging zou zijn verricht op 18 december 2015 om 10.09 uur op de N326 Graafseweg tegenover OV-halte Neerbosscheweg te Nijmegen met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de geeltijden en pardontijd voor rood licht voor verkeersinstallaties al jaren te kort zijn ingesteld. Hij is van mening dat de magistratuur een onjuist denkpatroon vertoont bij het beoordelen van roodlichtgedragingen. Bij de berekening van de remafstand wordt ten onrechte geen rekening gehouden met het achtervolgende verkeer als factor. Hij voert daartoe onder meer aan dat in het IVER rapport 'Onderzoek geeltijden' het ontbreken van aandacht voor het rekening houden met achterliggers herhaaldelijk aan de orde wordt gesteld. Daarnaast staat in dit rapport dat geeltijden consistent moeten zijn, zodat iedereen op elke plaats dezelfde kans heeft om te stoppen. De gemeente Nijmegen heeft naar aanleiding van dit rapport in februari 2016 de geeltijd op de stoplichten ingesteld op 3,5 seconden. Verder is de betrokkene van mening dat er een pardontijd van 1 seconde voor rood licht zou moeten worden gehanteerd, hetgeen in België en Duitsland al bij wet geregeld is.
3. De kantonrechter heeft op basis van de foto's van de gedraging vastgesteld dat het voertuig van de betrokkene het rode verkeerslicht is gepasseerd. De kantonrechter heeft aan de hand van de berekende remafstand geoordeeld dat op verantwoorde wijze kon worden gestopt voor het rode verkeerslicht, zodat de gedraging is komen vast te staan. Onder verwijzing naar een arrest van het hof van 29 april 2016 (gepubliceerd op rechtspraak.nl: ECLI:NL:GHARL:2016:3482), heeft de kantonrechter overwogen dat een individuele weggebruiker geen rechten kan ontlenen aan de door de gemachtigde aangehaalde adviezen, omdat deze niet dwingend zijn en zich tot de wegbeheerder richten.
4. Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste gronden heeft geoordeeld dat het voertuig van de betrokkene het rood uitstralende verkeerslicht is gepasseerd, dat de leerling van de gemachtigde tijdig en op verantwoorde wijze heeft kunnen stoppen voor het verkeerslicht en dat de rechtbank hierbij een correcte berekening van de remafstand heeft gehanteerd. Zoals de kantonrechter terecht heeft overwogen en het hof al bij voornoemd arrest van 29 april 2016 heeft bevestigd, kan de gemachtigde geen rechten ontlenen aan de door hem overgelegde publicaties. Dat volgens het IVER-rapport te weinig rekening wordt gehouden met achterliggers bij roodlichtgedragingen en wordt aanbevolen dat geeltijden consistent moeten zijn, betekent niet zonder meer dat het voor de leerling van de gemachtigde in de onderhavige zaak niet meer mogelijk was om tijdig op verantwoorde wijze voor het rode licht te stoppen. Het hof is van oordeel dat de gemachtigde dit in de onderhavige zaak onvoldoende heeft onderbouwd, nu hij zich met name op de inhoud van publicaties heeft beroepen. Dat de gemeente Nijmegen in februari 2016 de geeltijd van de verkeersplichten ingesteld op 3,5 seconden en dat er in België en Duitsland een pardontijd van 1 seconde voor rood licht wordt gehanteerd, doet aan het voorgaande niet af. Het gaat immers om de omstandigheden en regels waarvan sprake was ten tijde van de gedraging in Nederland.
5. Ten aanzien van de klacht van de gemachtigde over het niet verstrekken van de door hem opgevraagde stukken in het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), overweegt het hof het volgende. De op de zaak betrekking hebbende stukken dienen deel uit te maken van het dossier (vgl. het arrest van het hof van 2 februari 2018, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2018:1050). In zaken als deze worden het zaakoverzicht en - indien van toepassing - een foto van de gedraging aangemerkt als op de zaak betrekking hebbende stukken.
Het hof stelt vast dat deze stukken zich in het dossier bevinden. Andere stukken dienen enkel deel uit te maken van het dossier indien redelijkerwijs twijfel bestaat over de aspecten waarop die informatie betrekking heeft (vgl. het arrest van het hof van 17 oktober 2016, gepubliceerd op rechtspraak.nl onder ECLI:NL:GHARL:2016:8247). Die situatie kan zich voordoen wanneer feiten of omstandigheden aannemelijk worden gemaakt die niet of onvoldoende kunnen worden weerlegd aan de hand van het zaakoverzicht, de eventuele foto’s en de overige aanwezige stukken dan wel wanneer feiten of omstandigheden worden aangevoerd die twijfel doen rijzen aan de juistheid van de uit die stukken blijkende gegevens. Hiervan is in deze zaak niet gebleken, zodat het hof geen aanleiding ziet voor toevoeging van de door de betrokkene in het kader van de Wob opgevraagde stukken.
6. Gelet op het hiervoor overwogene verwerpt het hof het beroep van de betrokkene. Het hof zal gelet op het voorgaande de beslissing van de kantonrechter bevestigen.
7. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Verstraaten als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.