ECLI:NL:GHARL:2018:6073
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- mr. De Witt
- mr. Pranger
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de tijdigheid van zekerheidstelling in het kader van WAHV
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, die op 22 september 2016 het beroep van de betrokkene tegen een beslissing van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie (CVOM) niet-ontvankelijk heeft verklaard. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om vergoeding van kosten. De kantonrechter had geoordeeld dat de betrokkene niet tijdig zekerheid had gesteld, zoals vereist op grond van artikel 11 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). De gemachtigde van de betrokkene voerde aan dat er sprake was van een tijdig draagkrachtverweer en dat de tweede zekerheidstellingsbrief niet op tijd was verzonden, waardoor de termijn voor het stellen van zekerheid korter was dan wettelijk voorgeschreven.
Het hof heeft de argumenten van de gemachtigde beoordeeld en geconcludeerd dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat de termijn voor het stellen van zekerheid is overschreden. De gemachtigde had aangevoerd dat de tweede zekerheidsbrief, gedateerd op 28 april 2016, niet op die dag ter post was bezorgd, maar het hof oordeelde dat de datum van verzending bepalend is voor de aanvang van de termijn. De gemachtigde had ook betoogd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar was, maar het hof wees dit verweer af. Het hof bevestigde de beslissing van de kantonrechter en wees het verzoek om proceskostenvergoeding af.
De uitspraak benadrukt het belang van tijdige zekerheidstelling in het kader van de Wahv en de gevolgen van termijnoverschrijding voor de ontvankelijkheid van het beroep.