ECLI:NL:GHARL:2018:6066

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 juli 2018
Publicatiedatum
2 juli 2018
Zaaknummer
21-006497-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van vonnis inzake gewapende overval op pizzeria met bijzondere voorwaarden voor de verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 juli 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, geboren in 1996 en thans verblijvende in PI Nieuwegein, was eerder door de rechtbank veroordeeld voor een gewapende overval op een pizzeria. De rechtbank had de verdachte vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal met geweld, maar had hem wel veroordeeld voor de subsidiair ten laste gelegde afpersing tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarnaast waren er bijzondere voorwaarden opgelegd, waaronder diagnostiek en een mogelijke klinische behandeling.

Tijdens de zitting van het hof op 18 juni 2018 heeft de verdachte verklaard dat hij stemmen in zijn hoofd hoort die hem aanzetten tot het plegen van de overval. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zijn alibi niet heeft kunnen onderbouwen met relevante gegevens, waardoor zijn verdediging niet geloofwaardig was. De advocaat-generaal had gevorderd tot vrijspraak van het primair ten laste gelegde, maar bevestiging van de subsidiaire veroordeling en de opgelegde straf.

Het hof heeft het vonnis van de rechtbank bevestigd, met inachtneming van de aanvullende overwegingen die tijdens de zitting zijn besproken. De beslissing van het hof houdt in dat de verdachte de opgelegde straf en voorwaarden moet ondergaan, en dat de vordering van de benadeelde partij tot € 2.500,- is toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van schade.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006497-17
Uitspraak d.d.: 2 juli 2018
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 14 november 2017 met parketnummer 16-700125-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1996,
wonende te [woonplaats] ,
thans verblijvende in PI Nieuwegein, De Liesbosch 100, 3439 LC Nieuwegein.

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 18 juni 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot
vrijspraak van het primair ten laste gelegde, bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde en veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Aan genoemde proeftijd dienen de bijzondere voorwaarden te worden verbonden, zoals die in het vonnis van de rechtbank zijn opgenomen. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de vordering van de benadeelde partij zal toewijzen tot het gevorderde bedrag van € 2.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan van de schade en met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. R.G.M. Rijkhoff, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte bij vonnis van 14 november 2017 vrijgesproken van de primair ten laste gelegde diefstal met geweld en hem voor de subsidiair ten laste gelegde afpersing veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 42 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren en met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering en voorlopige hechtenis is doorgebracht. Aan genoemde proeftijd zijn, naast de algemene voorwaarden, de bijzondere voorwaarden verbonden dat verdachte zich zal melden bij Tactus Reclassering Nederland, zijn medewerking zal verlenen aan diagnostiek en een klinische behandeling, een en ander ter beoordeling van het NIFP, zijn medewerking zal verlenen aan een begeleid-wonentraject en aan arbeidstoeleiding en/of scholing, zolang de reclassering dat noodzakelijk acht. De vordering van de benadeelde partij werd toegewezen tot het gevorderde bedrag van € 2.500,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan van de schade, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Het hof is van oordeel dat de rechtbank op juiste wijze heeft beslist, zowel waar het gaat om de bewezenverklaring, de daaraan ten grondslag liggende bewijsmiddelen, de kwalificatie als om de straftoemeting, de motivering daarvan en de beslissingen op de vordering van de benadeelde partij. Door de verdediging zijn geen nieuwe elementen naar voren gebracht, die respons behoeven.
Mede gelet op hetgeen ter terechtzitting van 18 juni 2018 naar voren is gebracht, zal het hof aan hetgeen door de rechtbank is overwogen de navolgende overwegingen toevoegen.

Aanvullende overwegingen

Het hof stelt vast dat verdachte, ter terechtzitting van 18 juni 2017 gevraagd naar de stemmen die hij in zijn hoofd zegt te horen, daarop heeft verklaard:
Het zijn eigenlijk geen stemmen. Het zijn echte mensen, jongens. Ze zetten me aan tot dingen. Ze misbruiken me. Ze gebruiken mij als instrument. Ze zijn er altijd. Ze zitten al mijn hele leven bij mij. Het zou kunnen dat ze mijn lichaam hebben gebruikt om die overval te plegen. Ja, ik denk wel dat die jongens mij hebben gebruikt voor die overval. Met mijn lichaam was ik daar. Met mijn hoofd was ik thuis.
Het hof stelt voorts vast dat het op de weg van verdachte zou hebben gelegen om het door hem gegeven alibi voor de datum en het tijdstip, waarop de overval plaatsvond, te onderbouwen met de in dat verband relevante gegevens op de beweerdelijk door hem gebruikte OV-chipkaart. Verdachte heeft dat echter nagelaten, waardoor zijn alibi niet verifieerbaar is.

BESLISSING

Het hof:
Bevestigt het vonnis waarvan beroep, met inachtneming van de hiervoor opgenomen aanvullende overwegingen.
Aldus gewezen door
mr. J.A.A.M. van Veen, voorzitter,
mr. G.A. Versteeg en mr. E.M.J. Brink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel, griffier,
en op 2 juli 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.