ECLI:NL:GHARL:2018:6062

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
29 juni 2018
Zaaknummer
17/00995
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake verzoek tot toepassing kwarttarief motorrijtuigenbelasting voor kampeerauto

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. Belanghebbende had op 6 mei 2016 een verzoek ingediend voor toepassing van het kwarttarief motorrijtuigenbelasting voor zijn kampeerauto, een Citroën C8. De Inspecteur van de Belastingdienst heeft dit verzoek afgewezen, omdat de kampeerauto niet voldeed aan de vereiste afmetingen. Na een afwijzing van het bezwaar door de Inspecteur, heeft belanghebbende beroep ingesteld bij de rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde. Belanghebbende heeft vervolgens hoger beroep ingesteld bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden.

Tijdens de zitting op 30 mei 2018 is het onderzoek ter plaatse ingesteld, waarbij is vastgesteld dat de binnenruimte van de kampeerauto niet voldeed aan de eisen van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994. Het Hof heeft overwogen dat er geen twijfel bestaat aan de goede bedoelingen van belanghebbende, maar dat de kampeerauto niet voldoet aan de vereiste afmetingen. Belanghebbende heeft zich beroepen op het vertrouwensbeginsel, maar het Hof oordeelt dat dit niet kan leiden tot een andere uitkomst, omdat de hoogte-eisen duidelijk zijn gecommuniceerd.

Het Hof concludeert dat de Inspecteur terecht het kwarttarief heeft geweigerd, omdat de kampeerauto niet voldoet aan de wettelijke eisen. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en het hoger beroep wordt ongegrond verklaard. Er is geen aanleiding voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer 17/00995
uitspraakdatum: 26 juni 2018
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 22 september 2017, nummer AWB 17/1047, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Apeldoorn(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Belanghebbende heeft op 6 mei 2016 een verzoek gedaan om toepassing van het kwarttarief motorrijtuigenbelasting. De Inspecteur heeft dit verzoek bij voor bezwaar vatbare beschikking van 23 september 2016 afgewezen.
1.2.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar van 30 januari 2017 de beschikking gehandhaafd.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 30 mei 2018. Het onderzoek ter zitting is geschorst en op de voet van artikel 8:50, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht, is op 30 mei 2018 een onderzoek ter plaatse ingesteld. Vervolgens is het onderzoek ter zitting hervat. Van de zitting en het onderzoek ter plaatse zijn processen-verbaal opgemaakt, die aan deze uitspraak zijn gehecht.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende is houder van een personenauto, merk Citroën, type C8 2.0 HDI, met kenteken [YY-000-Y] , waaraan belanghebbende aanpassingen heeft verricht met het oog op gebruik als kampeerauto (hierna: de kampeerauto).
2.2.
Belanghebbende heeft meermaals telefonisch gesproken met medewerkers van de Belastingdienst, met zowel zogenoemde eerstelijnsmedewerkers als tweedelijnsmedewerkers. Een van de tweedelijnsmedewerkers is de heer [A] (hierna: [A] ). In de aantekeningen die belanghebbende van de telefoongesprekken heeft gemaakt is onder andere het volgende vermeld:
“Vóór 24-3-2016 [A] : belastingdienst 25% tarief motorrijtuigen belasting Apeldoorn 2x
1.30x0,9 m (afronding geen probleem) hierin mag alles zijn aangebracht -bebouwing ook binnen deze maat. Keukenblokje min 60 cm hoog mag het op een stoel? :'Ja dat mag" Eisen bed 2 pers 110x180 cm matras op de grond is dat een bed? -> vaste constructie mag niet schuiven- bedconstructie. RDW=camper->verzoek bijzonder tarief, foto's->twijfels langssturen +/-6wk tijdelijke blokkade
(…)
8-9-16 16:30 Mw [B] : 130 constr.bodem tot het nwe dak, maar dat moet dus kunnen klappen naar 1,70 over lengte van 1 m breedte 90 cm -> heeft dus niets te maken met de achterklep/deurhoogte later (na het telefoongesprek): letterlijk accoord 130 incl opbouwvloer en isolatie in dak Y (ik vroeg) : klopt dit absoluut? :'ja absoluut zeker!' dus onderschrijft eerdere uitspraken [A] .”
2.3.
In de beschikking van 23 september 2016 is, voor zover van belang, het volgende opgenomen:
“Uit de ontvangen informatie/documenten blijkt dat het motorrijtuig niet voldoet aan de voorwaarde(n). Het motorrijtuig met kenteken [YY-000-Y] is geen 130 cm. hoog in de binnenruimte. Waardoor het bijzonder tarief voor een kampeerauto niet kan worden toegepast.”
2.4.
Op 5 oktober 2016 heeft onderzoek aan de kampeerauto plaatsgevonden. Van het onderzoek is een rapport opgemaakt. In bijlage 1 bij het rapport is het volgende opgenomen:
“(1) Aan de vereiste lengte van 200cm en de daarbij behorende breedte van 90 cm wordt voldaan.
Aan de vereiste hoogte van 130 cm wordt echter niet voldaan.
Gemeten vanaf de vloer tot aan het plafond van het voertuig bedraagt de hoogte 123 cm.
(In de binnenruimte zijn materialen aangebracht op de vloer (verhoogde vloer) en het plafond.
Zou ik vanaf de metalenvloer, binnen de uitsparingen waar de stoelen in geplaatst, zijn meten en de plafondplaten worden verwijdert zou waarschijnlijk net de 130cm gehaald worden IMG12
Binnenruimte-eisen voor een kampeerauto:
Let op: wanneer aan de binnenkant van de binnenruimte materialen zijn aangebracht tegen de wanden, de vloer of het plafond, dan wordt voor de beoordeling of wordt voldaan aan de hieronder (1, 2 en 3) vermelde afmetingen uitgegaanvan de verkleinde ruimte, dus meten tussen het plafond en de vloer en de wanden van de kampeerauto. Het hele blok moet in de binnenruimte passen. De binnenruimte begint direct achter de voorstoelen waarbij de voorstoelen in de fabrieksmatig achterste stand moeten worden gezet.
(2) Als bed is er een constructie gemaakt van een soort hangmat die aan de handvaten boven de deuren worden bevestigd, deze constructie voldoet wel aan de daarvoor gestelde afmetingen of het sterk genoeg is om het gewicht van (twee) volwassenen te dragen? IMG_7en 8
(3) De vaste afsluitbare opbergfaciliteiten, zijn 2 uitneembare roosters waar aan zakjes zijn bevestigd waarin wat kan worden opgeborgen. IMG_10
(4) Als vast keukenblok is een miniatuur keukenblok aangebracht waarvan het werkblad zich op een hoogte bevind van 57 cm gemeten vanaf de vloer. Het kooktoestel is voorzien van een miniatuur gaspatroontje.Waarbij als afvoer een doorgesneden frisdrank fles was bevestigd.
IMG_6 en IMG_11
(5) Als tafel wil de BLP tevens een omgekeerde stoel gebruiken waarop een hard stuk karton is bevestigd.
IMG_4”
2.5.
Belanghebbende heeft het bezwaar in zijn brief van 25 november 2016 als volgt gemotiveerd:
“N.a.v. de afwijzing van mijn verzoek om toepassing tarief Kampeerauto 10-05-2016 door u ontvangen, zie ik me genoodzaakt om bezwaar te maken op uw besluit.
Na uitgebreid advies te hebben ingewonnen bij u, heb ik mijn camper aangeschaft, na de noodzakelijke door u aangegeven aanpassingen is mijn verzoek niet goedgekeurd i.t.t. het advies van 15 van uw collega's waarmee ik o.a. ook zeer specifiek de hoogte eisen heb besproken.
Uw besluit kwam dan ook totaal onverwacht.
Graag wil ik in een persoonlijk onderhoud overleg om verdere tijdrovende en arbeidsintensieve procedures te voorkomen.
Ik begrijp niet dat zo iets cruciaals en simpels fout kan gaan, met deze enorme gevolgen voor mij. Graag wil ik mijn auto goedgekeurd hebben, zoals continue besproken is met uw 15 collega's waarbij ik al alle afspraken heb voldaan, waardoor ik een gerechtvaardigd vertrouwen heb in uw collega's (inclusief meerderen van uw beoordelingsafdeling).
Vanuit dit standpunt bezien klopt het niet dat mijn camper niet voldoet.”
Bij het bezwaarschrift heeft belanghebbende een lijst met medewerkers van de Belastingdienst gevoegd en een nadere toelichting op het bezwaar.
2.6.
De Rechtbank heeft onder meer overwogen dat belanghebbende naar haar oordeel onvoldoende duidelijk heeft gemaakt wat hij met [A] heeft besproken, welke informatie belanghebbende aan [A] heeft verstrekt en of [A] over alle relevante informatie over de kampeerauto beschikte. De Rechtbank heeft daarom het beroep op het vertrouwensbeginsel verworpen en het beroep ongegrond verklaard.
2.7.
In hoger beroep is een door [A] ondertekende verklaring overgelegd met dagtekening 9 september 2017, waarin het volgende wordt verklaard:
“Wat ik mij nog van gesprekken met de heer [X] kan herinneren, is dat ik heb aangegeven dat de binnenruimte moet voldoen aan de vereiste afmetingen. Dat geldt voor het blok van 130x200x90 cm. En ook voor de hoogte van 170 cm die doormiddel van een hefdak bereikt kan worden.
Verder klopt het dat ik aan de heer [X] heb gevraagd, of hij foto's kon mailen van de inrichting waarop doormiddel van een rolmaat kon worden gezien. Dat de binnenruimte een hoogte van 130cm werd bereikt. Dit puur ter verduidelijking.
Ik heb geen belofte gedaan dat de auto aan de hand van deze foto's goed gekeurd zou worden.
Ik lees in de notities van de heer [X] op de vraag: Mag het keukenblokje op een stoel? Ik zou hebben gezegd: Ja dat mag.
Dit heb ik niet gezegd.
Naar mijn weten heb ik ook uitleg gegeven over de vaste slaapplaatsen en de afmetingen daarvan.
Dit zijn zo'n beetje de punten die ik mij kan herrinneren.”

3.Geschil

In hoger beroep is in geschil het antwoord op de volgende vragen:
- of bij belanghebbende het in rechte te beschermen vertrouwen is gewekt dat het kwarttarief van toepassing is op de kampeerauto;
- of het evenredigheidsbeginsel is geschonden, en in het bijzonder of de Inspecteur de belangen op de juiste wijze heeft gewogen.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Tussen partijen is niet (langer) in geschil dat de kampeerauto niet voldoet aan de eisen die daaraan worden gesteld in artikel 23a van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 en artikel 5aa van het Uitvoeringsbesluit motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: het Uitvoeringsbesluit).
4.2.
Het Hof hecht eraan voorop te stellen dat er geen enkele twijfel is aan de goede bedoelingen en de oprechtheid van belanghebbende. Tijdens het onderzoek ter plaatse is echter gebleken dat in de kampeerauto geen rechthoekig blok past van 2 meter lang, 1,30 meter hoog en 90 centimeter breed, zijnde de minimale omvang van de binnenruimte van een kampeerauto (gemeten vanaf het achterste punt van de voorstoelen, die in de achterste positie zijn geplaatst). Hoe de hoogte ook wordt gemeten, de minimale hoogte wordt niet gehaald over een volle lengte van 2 meter. Het is het Hof duidelijk dat belanghebbende zich dat tot op dat moment niet had gerealiseerd. Tijdens de eerdere fasen van het geding is de aandacht eerst toegespitst op de hoogte van de binnenruimte (en meer specifiek op de wijze hoe deze gemeten moet worden) en later ook op de hoogte van het keukenblok.
4.3.
Belanghebbende beroept zich op het vertrouwen dat bij hem is gewekt over de wijze waarop de hoogte van de binnenruimte gemeten moet worden. Het Hof hoeft hierover geen oordeel te geven, omdat een gunstig antwoord belanghebbende niet kan baten. Duidelijk is immers dat aan belanghebbende is verteld dat de binnenruimte 2 meter lang, 1,30 meter hoog en 90 centimeter breed moet zijn. Dit staat in de aantekeningen van belanghebbende en in de verklaring van [A] . Zelfs indien de binnenruimte wat hoogte betreft is gemeten volgens de aanwijzingen zoals belanghebbende deze heeft begrepen tijdens de diverse telefoongesprekken met medewerkers van de Belastingdienst, wordt niet over de volle lengte van 2 meter de voorgeschreven hoogte gemeten. Belanghebbende heeft ter zitting van het Hof verklaard dat hem geen toezegging is gedaan dat de binnenruimte goedgekeurd zou worden. In de aantekeningen en de verklaring van [A] zijn voorts geen aanwijzingen te vinden dat van de zijde van de Belastingdienst uitlatingen zijn gedaan waaruit belanghebbende heeft kunnen afleiden dat de hoogte-eis niet over een lengte van ten minste 2 meter zou gelden. Dat belanghebbende zich niet (eerder) heeft gerealiseerd dat de hoogte-eis voor de volle lengte gold, dient voor zijn rekening en risico te blijven.
4.4.
Belanghebbende stelt zich voorts op het standpunt dat het evenredigheidsbeginsel is geschonden en dat de Inspecteur, alle belangen afwegend, tot een ander besluit had moeten komen. De in het Uitvoeringsbesluit opgenomen eisen laten de Inspecteur wat de maten van de binnenruimte betreft geen beoordelingsruimte. Bij alle maten staat immers “ten minste”, hetgeen betekent dat het rechthoekig blok in ieder geval niet kleiner mag zijn dan 2 meter lang, 1,30 meter hoog en 90 centimeter breed. Er is op dit punt dus sprake van gebondenheid van de Inspecteur aan de maten in het Uitvoeringsbesluit. De Inspecteur kon, zeker met de kennis van nu, geen ander besluit nemen dan hij heeft gedaan. Voor een afweging van belangen is in een geval zoals het onderhavige geen plaats. Het Hof hecht eraan op te merken dat de belangen van belanghebbende hem duidelijk zijn, maar zoals gezegd kan van de maten niet worden afgeweken.
4.5.
De informatie over de maten van de bedden in het nadere stuk van belanghebbende is geen aanwijzing dat de Inspecteur wel enige beoordelingsruimte toekomt. De Inspecteur heeft desgevraagd verklaard dat een typegoedkeuring door de RDW wordt afgegeven en niet door de Belastingdienst en dat toepassing van het kwarttarief door de houder moet worden aangevraagd. Uit de informatie kan niet worden afgeleid dat de Inspecteur akkoord is met toepassing van het kwarttarief op de voertuigen die in het stuk zijn beschreven.
4.6.
Het Hof komt tot de conclusie dat de Inspecteur de toepassing van het kwarttarief op de kampeerauto terecht heeft geweigerd.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van Dongen, voorzitter, mr. G.B.A. Brummer en mr. V.F.R. Woeltjes, in tegenwoordigheid van mr. N.G.U. Wasch als griffier.
De beslissing is op 26 juni 2018 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(N.G.U. Wasch) (A. van Dongen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 29 juni 2018
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij:
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH DEN HAAG.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.