In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 juni 2018 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland. De zaak betreft de aftrek van specifieke zorgkosten in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen (IB/PVV) voor de jaren 2013 en 2014, in verband met de ziekte van zijn zoon, [A]. De zoon werd in 2012 gediagnosticeerd met een hersentumor en onderging verschillende behandelingen, waaronder radiotherapie en chemotherapie. Belanghebbende had aanslagen ontvangen voor de jaren 2013 en 2014, waarbij de Inspecteur de door belanghebbende geclaimde aftrekken voor specifieke zorgkosten niet aanvaardde. De rechtbank verklaarde de beroepen ongegrond, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting op 8 mei 2018 heeft belanghebbende zijn standpunt toegelicht, waarbij hij verwees naar leningovereenkomsten met familieleden ter financiering van de zorgkosten. Het Hof oordeelde dat belanghebbende niet voldoende bewijs had geleverd dat de leningen daadwerkelijk waren terugbetaald en dat de zorgkosten op hem hadden gedrukt. Hierdoor werd de claim voor aftrek van specifieke zorgkosten afgewezen. Het Hof concludeerde dat de Inspecteur en de rechtbank terecht hadden geoordeeld dat belanghebbende niet in aanmerking kwam voor de gevraagde aftrekken. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard.