‘Deze brief gaat over de bodemverontreiniging die in augustus 2012 op dit perceel is
ontstaan. We leggen uit waarom ú hierop wordt aangesproken. Ons standpunt is dat u de
nog aanwezige grondwaterverontreiniging nader dient te onderzoeken en op te ruimen. (...)
Gelet op deze bepaling (toevoeging hof: artikel 13 van de Wet bodembescherming) is de verontreinigde bodem in september 2012 in opdracht van de erfgenaam van de vroegere eigenares ontgraven. Het saneringsresultaat is gerapporteerd als
‘Activiteitenverslag petroleumvat [adres] ’ (...), dd 23-11-2012,
Ingenieursbureau Land (...). Daaruit bleek echter dat het grondwater na de ontgraving nog
tot boven de tussenwaarde verontreinigd was met minerale olie en vluchtige aromaten.
De in januari 2013 uitgevoerde herbemonstering en analyse van het grondwater (...), laten
zien dat toen in het grondwater de interventiewaarden voor minerale olie en vluchtige
aromaten werden overschreden.
Pas bij volledig herstel van de bodem, of zoveel herstel als redelijkerwijs mogelijk is, is
voldaan aan artikel 13 van de Wet bodembescherming. Op basis van de grondwaterkwaliteit
moet worden geconcludeerd dat de gepleegde saneringsinspanning onvoldoende is geweest.
(...)
Om een spoedig saneringsresultaat te bewerkstelligen ben ik voornemens u de volgende
lasten op te leggen:
1. uiterlijk 31 mei 2013 dienen de resultaten van een nader bodemonderzoek naar
minerale olie en vluchtige aromaten en een plan van aanpak voor het opruimen van
de verontreiniging aan ons ter beoordeling te worden voorgelegd;
2. binnen 3 maanden nadat wij met het plan van aanpak hebben ingestemd, dient er te
worden gestart met de uitvoering van het plan van aanpak; saneringswerkzaamheden moeten onder milieukundige begeleiding plaatsvinden en voorts dienen alle terzake geldende normdocumenten te worden nageleefd;
3. Het evaluatieverslag dient binnen zes weken na de voltooiing van de sanering bij ons
te zijn ingediend.
Indien u niet aan deze lasten voldoet, verbeurt u de volgende dwangsommen: (...)’