ECLI:NL:GHARL:2018:5943

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
26 juni 2018
Zaaknummer
200.205.643/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurkoopovereenkomst en schadevergoeding na ontbinding

In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende een huurkoopovereenkomst voor een Volkswagen Polo tussen [appellant] en Volkswagen Bank GmbH. De appellant betwist de door Volkswagen Bank gevorderde schadevergoeding na ontbinding van de overeenkomst. De huurverkoper heeft gemotiveerd de door de huurkoper gestelde korting op de huurkoopsom betwist, waardoor deze korting niet is komen vast te staan. De appellant had de Polo ingeruild voor een Volkswagen Up, maar heeft geen bewijs geleverd dat de overeenkomst is gewijzigd en dat hij de slottermijn van € 5.000,- niet hoefde te betalen. Het hof oordeelt dat de appellant onvoldoende onderbouwing heeft gegeven voor zijn stelling dat de huurkoopovereenkomst is gewijzigd. De grieven van de appellant worden verworpen, en het hof bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter, waarbij de appellant is veroordeeld tot betaling van de schadevergoeding aan Volkswagen Bank. De kosten van het hoger beroep worden aan de appellant opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.205.643/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 4854069 / MC EXPL 16-2313))
arrest van 26 juni 2018
in de zaak van
[appellant],
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. S.S. van Gijn, kantoorhoudend te Amsterdam,
tegen
Volkswagen Bank GmbH,
gevestigd te Braunschweig, Duitsland,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser,
hierna:
Volkswagen Bank,
advocaat: mr. E.H.J. Slager, kantoorhoudend te Amsterdam.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1.
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 5 december 2017 hier over.
1.2.
Ingevolge dit tussenarrest heeft op 17 mei 2018 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Het hiervan opgemaakte proces-verbaal bevindt zich in afschrift bij de stukken.
1.3.
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald op het dossier dat ten behoeve van de comparitie is overgelegd, aangevuld met het proces-verbaal van de comparitie.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Tegen de vaststelling van de feiten in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.8) van het vonnis van de kantonrechter van 3 augustus 2016 zijn geen grieven gericht en ook overigens
is niet van bezwaren tegen deze vaststelling gebleken, zodat het hof daarvan kan uitgaan. Deze feiten komen, aangevuld met enkele andere vaststaande feiten, op het volgende neer.
2.2.
Op 24 augustus 2011 hebben partijen een huurkoopovereenkomst gesloten met
betrekking tot de Volkswagen Polo met kenteken [00-YYY-0] (hierna: de Polo). Volkswagen Bank was bij deze overeenkomst de kredietgever en [appellant] de huurkoper. De derde contractspartij was Avenu Volkswagen Almere B.V. (hierna: Avenu), die optrad als leverancier en kredietbemiddelaar.
2.3.
[appellant] was op grond van deze overeenkomst gehouden om een bedrag van € 18.194,24 in 28 maandelijkse termijnen van € 274,88 aan Volkswagen Bank te betalen. De eerste termijn verviel op 16 oktober 2011 en de laatste termijn op 16 september 2015. Gelijktijdig met de laatste maandtermijn diende [appellant] een bedrag van € 5.000,- te betalen, waarna de Polo zijn eigendom zou zijn.
2.4.
[appellant] wenste in juni 2013, tijdens de looptijd van de huurkoopovereenkomst, de Polo in te ruilen voor een Volkswagen Up met kenteken [0-YYY-00] (hierna: de Up). Volkswagen Bank was van deze wens op de hoogte. Volkswagen Bank heeft hiertoe aan Avenu op 24 juli 2013 een zogenoemd omruilcertificaat en overschrijvingsbewijs betreffende de Polo gestuurd. In dit certificaat is - voor zover van belang - opgenomen:
1. Volkswagen Bank (…),hierna te noemen Kredietgever,
2. [appellant] (…)
hierna te noemen Huurkoper
3 Avenu B.V. (…)
hierna te noemen "de leverancier",
verklaren dat
Het object, nader omschreven in - en onderwerp uitmakende van - de tussen partijen gesloten huurkoop-overeenkomst nr. 5878917 d.d. 1 september 2011[met betrekking tot de Polo, toevoeging hof]
, tot genoegen van de Huurkoper en Kredietgever, door de leverancier is vervangen door:
OUD NIEUW
Merk VOLKSWAGEN VOLKSWAGEN
Model POLO 1.2 (…) UP
(…)
Kenteken [00-YYY-0] [0-YYY-00]
(…)
zodat genoemde huurkoop-overeenkomst thans betrekking heeft op laatstgenoemde object.
[appellant] en Avenu hebben deze documenten niet ondertekend teruggestuurd.
2.5.
Op 29 juni 2013 heeft [appellant] de Polo zonder bijbetaling ingeruild voor de Up.
2.6.
Tot en met 11 augustus 2015 heeft [appellant] € 12.716,80 betaald aan huurkooptermijnen. Daarna heeft [appellant] niets meer betaald.
2.7.
Op 19 oktober 2015 heeft Volkswagen Bank aan [appellant] schriftelijk bericht dat
het openstaande bedrag € 5.574,26 bedroeg en hem verzocht het openstaande bedrag binnen
vijf dagen te voldoen of een afspraak te maken om de Polo te laten innemen. [appellant] heeft dit bedrag niet betaald en geen afspraak gemaakt.
2.8.
Op 1 december 2015 is de Up op naam gesteld van mevrouw [B] .
2.9.
Volkswagen Bank heeft met betrekking tot de Up aangifte van verduistering gedaan. Door tussenkomst van de politie is de Up rond februari 2016 aan Volkswagen Bank afgegeven.
2.10.
Na het vonnis van de kantonrechter van 3 augustus 2016 heeft Volkswagen Bank de Up geveild. De opbrengst was € 6.805,-. Volkswagen Bank heeft gemaakte kosten in mindering gebracht zodat een opbrengst overbleef van € 5.769,68.

3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1.
Volkswagen Bank heeft in eerste aanleg - samengevat - gevorderd dat de kantonrechter:
- de huurkoopovereenkomst ontbindt, althans ontbonden verklaart;
- [appellant] veroordeelt tot betaling van € 5.708,53 als schadevergoeding, vermeerderd met de overeengekomen rente van 7,99% per jaar, althans de wettelijke rente over een bedrag van € 5.477,44 vanaf 4 februari 2016 tot aan de dag van algehele voldoening;
- [appellant] veroordeelt in de kosten van het geding inclusief nasalaris.
3.2.
[appellant] heeft geconcludeerd tot afwijzing van de vorderingen van Volkswagen Bank.
3.3.
De kantonrechter heeft - samengevat - bij vonnis van 3 augustus 2016:
- de huurkoopovereenkomst ontbonden;
- [appellant] veroordeeld om € 5.708,53 aan Volkswagen Bank te betalen, te vermeerderen met de overeengekomen rente van 7,99% per jaar, met als maximum de krachtens artikel 35 WCK ten hoogste toegelaten kredietvergoeding, over een bedrag van € 5.477,44 vanaf 4 februari 2016 tot aan de dag der algehele voldoening;
- [appellant] veroordeeld in de kosten van het geding inclusief nasalaris.

4.Bevoegdheid en toepasselijk recht

4.1.
Volkswagen Bank is gevestigd in Duitsland. Het geschil heeft derhalve internationale aspecten, zodat allereerst moet worden onderzocht of de Nederlandse rechter bevoegd is er kennis van te nemen. Dat is het geval: het geschil betreft een burgerlijke en handelszaak als bedoeld in artikel 1 van de verordening Brussel I. Ingevolge artikel 2 van deze verordening heeft de Nederlandse rechter rechtsmacht. Op grond van artikel O van de huurkoopovereenkomst is Nederlands recht van toepassing.

5.Beoordeling van de grieven

5.1.
Tijdens de comparitie na memorie van antwoord heeft [appellant] twee nieuwe grieven aangevoerd. De in artikel 347 lid 1 Rv besloten tweeconclusieregel brengt mee dat de rechter in beginsel niet behoort te letten op grieven die in een later stadium dan in de memorie van grieven, dan wel (in het geval van een incidenteel appel) in de memorie van antwoord worden aangevoerd (HR 19 juni 2009,
LJN:BI8771). Op deze regel kunnen onder omstandigheden uitzonderingen worden aanvaard, zoals in genoemd arrest is aangegeven. Het hof oordeelt dat daarvoor in dit geval geen aanleiding bestaat. Het hof neemt daarbij ook in aanmerking dat [appellant] niet heeft toegelicht waarom hij de grieven niet eerder heeft opgeworpen. De nieuwe grieven zijn tardief en zullen daarom niet worden behandeld.
5.2.
Met
grief 1stelt [appellant] dat de kantonrechter heeft miskend dat de huurkoopovereenkomst van 24 augustus 2011 is gewijzigd in die zin dat [appellant] in juni 2013 bij Avenu de Polo heeft ingeruild voor de Up, waarbij is overeengekomen dat [appellant] de slottermijn van de huurkoopovereenkomst ter hoogte van € 5.000,- niet hoefde te voldoen. Hij hoefde, aldus [appellant] , alleen het maandelijkse termijnbedrag te blijven voldoen tot september 2015.
Volkswagen Bank heeft gemotiveerd betwist dat de overeenkomst in bovengenoemde zin is gewijzigd.
5.3.
Het hof is van oordeel dat [appellant] zijn stelling dat de huurkoopovereenkomst is gewijzigd, in het licht van de gemotiveerde betwisting door Volkswagen Bank, onvoldoende heeft onderbouwd. Een korting op het huurkoopbedrag zou als reden kunnen hebben dat de Up ten tijde van de ruil minder waard was dan de Polo, maar [appellant] heeft de stellingen van Volkswagen Bank, inhoudende dat de Polo en de Up toen ongeveer even veel waard waren, onvoldoende weersproken, zodat het hof ervan uitgaat dat het bedrag genoemd in de huurkoopovereenkomst van 24 augustus 2011 volledig verschuldigd bleef, ook toen [appellant] de Polo had ingeruild voor de Up. In de door [appellant] in het geding gebrachte stukken is ook geen aanknopingspunt te vinden voor het standpunt van [appellant] .
In dat licht heeft [appellant] onvoldoende aangevoerd om tot de conclusie te kunnen komen dat Avenu namens Volkswagen Bank (voor zover Avenu daartoe al bevoegd zou zijn) een korting van € 5.000,- zou hebben gegeven. Grief 1 faalt.
5.4.
Grief 2betoogt dat als tot het oordeel zou moeten worden gekomen dat de overeenkomst niet is gewijzigd, de overeenkomst door het vonnis is ontbonden, waardoor [appellant] bevrijd is van de over en weer ontstane verbintenissen. Voor zover Volkswagen Bank het restantbedrag heeft gevorderd als schadevergoeding betwist [appellant] dat Volkswagen Bank schade heeft geleden.
De grief treft geen doel. Weliswaar is de overeenkomst door het vonnis van 3 augustus 2016 ontbonden, maar op grond van artikel 6:277 BW is [appellant] gehouden om aan Volkswagen Bank de schade te vergoeden die deze lijdt doordat geen volledige nakoming maar ontbinding heeft plaatsgevonden. In de eerste situatie zou Volkswagen Bank de overeengekomen bedragen tijdig hebben ontvangen, in de tweede situatie is dat niet het geval. Het verschil tussen beide situaties vormt de schade die Volkswagen Bank heeft geleden. Volkswagen Bank heeft deze schade kunnen beperken door de Up te veilen. Ter zitting is onbetwist gebleven dat Volkswagen Bank desondanks nog wel kosten heeft moeten maken en (mede daardoor) schade heeft geleden. Dat blijkt uit het overzicht dat Volkswagen Bank in randnummer 20 van de memorie van antwoord heeft weergegeven en uit de door Volkswagen Bank overgelegde producties.
6. De slotsom
1.1.
De grieven falen, zodat het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Het hof verstaat dat op het door [appellant] verschuldigde bedrag per 15 september 2016 een bedrag van € 5.769,68 is voldaan.
6.1.
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellant] veroordelen in de kosten van het hoger beroep. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van [appellant] zullen worden vastgesteld op € 718,- voor verschotten en € 1.518,- voor salaris advocaat (2 punten x tarief € 759,-).

7.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Almere, van 3 augustus 2016, waarbij het hof verstaat dat op het door [appellant] op grond van dit vonnis verschuldigde bedrag per 15 september 2016 een bedrag van € 5.769,68 is voldaan;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak vastgesteld op € 718,- voor verschotten en € 1.518,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mr. M. van den Steenhoven, mr. M.M.A. Wind en mr. H. de Hek en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2018.