ECLI:NL:GHARL:2018:592

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 januari 2018
Publicatiedatum
19 januari 2018
Zaaknummer
WAHV 200.188.338
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Wijma
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van sanctiebeschikking wegens onterecht gebruik van trambaan door rijdend voertuig

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 januari 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam. De zaak betreft een administratieve sanctie die aan de betrokkene was opgelegd voor het niet gebruiken van de rijbaan als bestuurder van een motorvoertuig. De betrokkene ontkende de gedraging te hebben verricht en voerde aan dat hij op een punt waar de doorgetrokken streep was onderbroken van rijbaan was gewisseld. Daarnaast stelde hij dat er geen verkeersborden of markeringen waren die hem verboden gebruik te maken van de trambaan.

Het hof heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de relevante verkeersregels, met name artikel 10 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990), dat bestuurders verplicht de rijbaan te gebruiken. Het hof concludeerde dat de trambaan, ondanks de doorgetrokken streep, nog steeds onderdeel uitmaakt van de rijbaan en dat de gedraging van de betrokkene niet kon worden vastgesteld. Het hof vernietigde daarom de beslissing van de kantonrechter en verklaarde het beroep gegrond. De door de betrokkene betaalde zekerheidstelling dient te worden gerestitueerd.

De uitspraak benadrukt het belang van duidelijke verkeersborden en markeringen op de weg, en hoe deze van invloed zijn op de interpretatie van verkeersregels door bestuurders. Het hof heeft in zijn beslissing ook rekening gehouden met de feitelijke situatie ter plaatse, zoals weergegeven in het dossier en de overgelegde foto’s.

Uitspraak

WAHV 200.188.338
18 januari 2018
CJIB 184190722
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Rotterdam
van 12 februari 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene is in de gelegenheid gesteld het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 140,- opgelegd ter zake van “als bestuurder van een rijdend motorvoertuig niet de rijbaan gebruiken”, welke gedraging zou zijn verricht op 29 augustus 2014 om 09.02 uur op de Boezemweg te Rotterdam met het voertuig met het kenteken [00-YYY-0] .
2. De betrokkene ontkent de gedraging te hebben verricht en voert hiertoe aan dat uit de beslissing van de kantonrechter blijkt dat sprake is van twee vermeende feiten. Ten aanzien van het overschrijden van de doorgetrokken streep stelt de betrokkene dat hij van rijbaan is gewisseld op een punt waar de streep was onderbroken. Ten aanzien van het rijden over de trambaan voert de betrokkene aan dat niet middels verkeersborden of belettering op het wegdek is aangegeven dat geen gebruik mag worden gemaakt van de trambaan.
3. De onderhavige gedraging betreft een overtreding van het bepaalde in artikel 10 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). Dit artikel houdt - voor zover hier van belang - in dat bestuurders van motorvoertuigen de rijbaan dienen te gebruiken.
4. Artikel 1 van het RVV 1990 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“In dit besluit en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder: (…)
rijbaan: elk voor rijdende voertuigen bestemd weggedeelte met uitzondering van de fietspaden en de fiets/bromfietspaden”.
5. Nu geen beschikking is opgelegd voor het overschrijden van de doorgetrokken streep, zal voorbij worden gegaan aan hetgeen de betrokkene hierover heeft aangevoerd. Voor de vaststelling van de onder 1. genoemde gedraging is ook niet van belang of de doorgetrokken streep is overschreden.
6. Het dossier bevat een aanvullend proces-verbaal van 1 oktober 2014, waarin de verbalisant, voor zover relevant, het volgende verklaart:
"Op de Boezemweg is het middengedeelte bestemd voor de aldaar gesitueerde tram, derhalve met een zogenoemde doorgetrokken streep teneinde te voorkomen dat ander verkeer dan de tram dit weggedeelte berijdt.
Ter hoogte van de Marktveldstraat te Rotterdam is deze doorgetrokken streep op de Boezemweg, voornoemd, gedeeltelijk onderbroken teneinde afslaand verkeer de mogelijkheid te geven, zonder daarvoor een doorgetrokken streep als voornoemd te overschrijden, naar links af te slaan. Na deze kruising als voornoemd gaat de onderbroken streep weer over in een doorgetrokken streep, zie bijgevoegde foto van betrokkene [betrokkene] .
Betrokkene [betrokkene] denkt kennelijk, mijns inziens geheel ten onrechte, ter hoogte van deze onderbroken streep, de aan de linkerzijde gesitueerde trambaan op te rijden om vervolgens over de trambaan links de in de file rijdende voertuigen op de Boezemweg voornoemd, welke staan te wachten voor het rode verkeerslicht gesitueerd op de kruising van wegen, Boezemlaan/Gerdesiaweg te Rotterdam, in te halen en na deze kruising in te voegen naar rechts.
Betrokkene [betrokkene] reed dus niet over een fietspad, maar over de trambaan voorzien van een doorgetrokken streep als voornoemd, hij wisselde dus van rijbaan, links naar de trambaan, niet bestemd voor ander verkeer dan een tram."
7. Uit de door de betrokkene overgelegde foto blijkt dat in het midden van de weg twee trambanen liggen met aan beide kanten een doorgetrokken streep. Ter hoogte van de kruising is voornoemde belijning onderbroken en na de kruising gaat de belijning weer over in een doorgetrokken streep. Nu de hele weg, ook ter hoogte van de trambaan, op gelijke hoogte en geasfalteerd is, bevindt de trambaan zich - in tegenstelling tot hetgeen de advocaat-generaal meent - niet in een middenberm.
8. Voor de vaststelling van de gedraging is van belang of de trambaan door voornoemde constructie niet meer tot de rijbaan behoort.
9. Gelet op de onder 4. weergegeven definitie van rijbaan, is de trambaan, ondanks dat deze aan beide kanten is omsloten door een doorgetrokken streep, nog steeds een rijbaan. Het betreft namelijk een voor een rijdend voertuig bestemd weggedeelte. Hierop gelet kan niet worden vastgesteld dat de gedraging is verricht.
10. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter vernietigen en doen wat de kantonrechter had behoren te doen, te weten - met gegrondverklaring van het beroep daartegen - de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking vernietigen. De door de betrokkene betaalde zekerheidstelling dient te worden gerestitueerd.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep gegrond;
vernietigt de beslissing van de officier van justitie en de inleidende beschikking waarbij onder CJIB-nummer 184190722 de administratieve sanctie is opgelegd;
bepaalt dat hetgeen door de betrokkene tot zekerheid is gesteld door de advocaat-generaal aan hem wordt gerestitueerd.
Dit arrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Stoop als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.