ECLI:NL:GHARL:2018:5894

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
26 juni 2018
Zaaknummer
200.112.029/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewijsopdracht na deskundigenbericht in civiele zaak tussen Onderlinge Verzekering Maatschappij Univé Noord-Nederland U.A. en Staatsbosbeheer

In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 26 juni 2018, wordt de bewijsopdracht na een deskundigenbericht besproken in de civiele zaak tussen Onderlinge Verzekering Maatschappij Univé Noord-Nederland U.A. en Staatsbosbeheer. Univé, appellante in het principaal hoger beroep, heeft in eerste aanleg als eiseres opgetreden, terwijl Staatsbosbeheer, geïntimeerde in het principaal hoger beroep, als gedaagde is aangemerkt. Het hof heeft eerder op 2 mei 2017 een tussenarrest gewezen waarin Staatsbosbeheer werd toegelaten om tegenbewijs te leveren tegen het vermoeden dat de ziekte en de dood van de runderen van [A] het gevolg zijn van het door Staatsbosbeheer geleverde ruwvoer met Jacobskruiskruid.

In het vervolg van de procedure heeft Staatsbosbeheer prof. dr. J. Fink-Gremmels als deskundige laten horen. Univé heeft echter betwist dat de deskundige op basis van juiste feiten heeft geadviseerd en heeft getuigenbewijs aangeboden om haar stellingen te onderbouwen. Het hof heeft geoordeeld dat Univé wordt toegelaten tot het bewijs van haar stelling dat de veestapel van [A] gezond was voordat het kuilvoer werd gevoerd en dat er geen schimmel in het kuilvoer zat. Het hof heeft ook bepaald dat het getuigenverhoor zal plaatsvinden voor een raadsheer-commissaris en dat partijen aanwezig moeten zijn om vragen te kunnen beantwoorden.

De beslissing van het hof houdt in dat Univé de gelegenheid krijgt om haar bewijs aan te leveren, en dat er een comparitie van partijen zal plaatsvinden om het verdere verloop van de procedure te bespreken. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan, wat betekent dat de zaak nog niet definitief is afgerond en verdere stappen in de procedure zullen volgen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.112.029/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 68052 / HA ZA 08-422)
arrest van 26 juni 2018
in de zaak van
Onderlinge Verzekering Maatschappij Univé Noord-Nederland U.A.,
gevestigd te Zwolle,
appellante in het principaal hoger beroep,
geïntimeerde in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Univé,
advocaat: mr. E. Bos-van den Berg, kantoorhoudend te Zwolle,
tegen
Staatsbosbeheer,
gevestigd te Driebergen-Rijsenburg,
geïntimeerde in het principaal hoger beroep,
appellante in het voorwaardelijk incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
Staatsbosbeheer,
advocaat: mr. H.M. Kruitwagen, kantoorhoudend te Arnhem.
Het hof neemt het arrest van 2 mei 2017 hier over.

1.1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Op grond van genoemd tussenarrest heeft Staatsbosbeheer op 3 oktober 2017
prof. dr. J. Fink-Gremmels (hierna: prof. Fink) als deskundige doen horen. Het proces-verbaal van dit verhoor bevindt zich bij de processtukken.
1.2
Vervolgens zijn de volgende stukken gewisseld:
- een akte uitlating na deskundigenverhoor van de zijde van Univé;
- een akte van de zijde van Staatsbosbeheer.
1.3
Ten slotte hebben partijen arrest gevraagd.

2.Verder over de grieven

2.1
In genoemd tussenarrest heeft het hof Staatsbosbeheer toegelaten door het horen van de deskundigen Fink en Tamminga tegenbewijs te leveren tegen het rechterlijk vermoeden dat de ziekte (en de dood) van de runderen van [A] het gevolg is van het eten van het door Staatsbosbeheer aan [A] geleverde ruwvoer met Jacobskruiskruid.
2.2
Staatsbosbeer heeft afgezien van het doen horen van prof. Tamminga, maar heeft prof. Fink wel doen horen.
2.3
Volgens Univé is prof. Fink in haar verklaring als deskundige uitgegaan van onjuiste feitelijke informatie over de gezondheid van de veestapel voordat werd begonnen met het voeren van het van Staatsbosbeheer afkomstige kuilvoer en heeft zij ten onrechte verondersteld dat er schimmel in de kuil zat. Zij biedt getuigenbewijs van haar stellingen aan. Univé wenst ook haar partijdeskundige dr. Cournotte te horen over wat prof. Fink heeft verklaard over de resultaten van recent wetenschappelijk onderzoek.
2.4
Staatsbosbeheer verzet zich daartegen. Zij wijst erop dat allerhande getuigen en deskundigen zijn gehoord. Het verhoor van prof. Fink was noodzakelijk in het kader van het door haar te leveren tegenbewijs en het geeft geen pas dat Univé de verklaring van prof. Fink van 3 oktober 2017 wil trachten te weerleggen door opnieuw haar eigen getuigen en partijdeskundigen te horen, aldus Staatsbosbeheer.
2.5
In het tussenarrest van 2 mei 2017 is overwogen dat het hof, gelet op het bepaalde in artikel 200 lid 2 Rv, niet gehouden is om het verzoek van Staatsbosbeheer tot het doen horen van haar partijdeskundige Jansen te honoreren en dat het verzoek niet wordt gehonoreerd omdat het hof de meerwaarde van het horen van deze deskundige, onder meer vanwege het feit dat Jansen al schriftelijk heeft gerapporteerd, niet inziet. Het hof ziet geen reden anders te oordelen over het verzoek van Univé tot het doen horen van haar partijdeskundige Cournotte. Cournotte heeft schriftelijk gerapporteerd en Univé kan desgewenst een rapport van hem in het geding brengen waarin hij reageert op de verklaring van prof. Fink. Het hof zal Cournotte dan ook niet als deskundige horen.
2.6
Voor het verzoek van Univé tot het horen van getuigen ligt dat anders. Het hof heeft ten aanzien van het honoreren van een aanbod tot het leveren van getuigenbewijs niet de vrijheid die het heeft bij het honoreren van een aanbod tot het leveren van bewijs door deskundigen. Het bewijsaanbod van Univé is, gelet op de inhoud van de verklaring van prof. Fink, ter zake doende, omdat het inhoudt dat prof. Fink zich in haar verklaring niet heeft gebaseerd op de juiste feiten. Indien Univé erin slaagt dat te bewijzen, is dat mogelijk van invloed op de betekenis die kan worden toegekend aan de verklaring van prof. Fink.
2.7
Het hof zal Univé toelaten tot het bewijs van haar stelling dat de veestapel van [A] gezond was voordat werd begonnen met het voeren van kuilvoer afkomstig van het perceel van Staatsbosbeheer en van haar stelling dat in de kuil waarin dat kuilvoer zich bevond ten tijde van het voeren geen schimmel zat.
2.8
Aansluitend aan het laatste getuigenverhoor zal een comparitie van partijen plaatsvinden, waarin het hof met partijen zal overleggen over het verdere verloop van de procedure, meer in het bijzonder over de mogelijkheid om deze procedure die nu al vele jaren duurt en vele proceshandelingen heeft gekost kan worden afgerond.

3.De beslissing

Het gerechtshof, rechtdoende in hoger beroep:
laat Univé toe tot het bewijs van feiten en omstandigheden waaruit blijkt dat:
- de veestapel van [A] gezond was voordat werd begonnen met het voeren van kuilvoer afkomstig van het perceel van Staatsbosbeheer:
- in de kuil waarin dat kuilvoer zich bevond ten tijde van het voeren geen schimmel zat.
bepaalt dat, indien Univé dat bewijs (ook) door middel van getuigen wenst te leveren, het verhoor van deze getuigen zal geschieden ten overstaan van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. H. de Hek, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
bepaalt dat partijen (vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte en tot het beantwoorden van vragen in staat is) bij het getuigenverhoor aanwezig dienen te zijn opdat hen naar aanleiding van de getuigenverklaringen vragen kunnen worden gesteld;
bepaalt dat Univé het aantal voor te brengen getuigen alsmede de verhinderdagen van beide partijen, van hun advocaten en van de getuigen zal opgeven op de roldatum 10 juli 2018, waarna dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;
bepaalt dat Univé overeenkomstig artikel 170 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering de namen en woonplaatsen van de getuigen tenminste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven;
bepaalt dat, in het geval er getuigen worden voorgebracht, partijen (vertegenwoordigd door iemand die van de zaak op de hoogte is en bevoegd is tot het aangaan van een schikking) samen met hun advocaten bij het verhoor van de getuigen aanwezig zullen om te onderzoeken of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden en om te overleggen over het verdere verloop van de procedure;
bepaalt dat indien een partij bij gelegenheid van het getuigenverhoor nog een proceshandeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, deze partij ervoor dient te zorgen dat het hof en de wederpartij uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. H. de Hek, en mr. D.H. de Witte en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
26 juni 2018.