ECLI:NL:GHARL:2018:5858

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
26 juni 2018
Publicatiedatum
26 juni 2018
Zaaknummer
16/01030 t/m 16/01032
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake navorderingsaanslagen inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen met betrekking tot verzwegen inkomsten en vermogensvergelijking

In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland, waarin navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor de jaren 2007 tot en met 2010 zijn opgelegd. De inspecteur van de Belastingdienst heeft deze aanslagen gebaseerd op een vermogensvergelijking, waaruit zou blijken dat belanghebbende meer geld heeft uitgegeven dan hij kon verantwoorden op basis van zijn aangegeven inkomen. De rechtbank heeft de beroepen voor het jaar 2007 gegrond verklaard, maar de beroepen voor de jaren 2008 en 2010 ongegrond verklaard. Belanghebbende heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij betwist dat de vermogensvergelijking correct is en dat de inspecteur de aanslagen tot te hoge bedragen heeft vastgesteld.

Tijdens de zitting heeft belanghebbende verklaard dat hij in de onderhavige jaren als voorzitter van de Stichting [A] optrad en dat hij samen met zijn partner een tweepersoonshuishouding voerde. De inspecteur heeft een vermogensvergelijking opgesteld, waaruit blijkt dat belanghebbende in de jaren 2008 en 2009 een netto privé had van respectievelijk € 2.807 en € 259, maar in 2010 een negatief netto privé van € 25.188. De inspecteur heeft geconcludeerd dat belanghebbende verzwegen inkomsten heeft gehad, vermoedelijk van de Stichting, en heeft deze geschat op € 5.000, € 7.500 en € 30.000 voor de jaren 2008, 2009 en 2010.

Het hof heeft de argumenten van belanghebbende en de inspecteur tegen elkaar afgewogen en geconcludeerd dat de vermogensvergelijking niet onvolledig is, maar dat de inspecteur de juiste bedragen heeft vastgesteld. Het hof heeft de boetes die door de inspecteur zijn opgelegd, als passend en geboden beschouwd. De uitspraak van de rechtbank is bevestigd, en het hoger beroep van belanghebbende is ongegrond verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummers 16/01030 t/m 16/01032
uitspraakdatum: 26 juni 2018
Uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 5 juli 2016, nummers AWB 13/7536, AWB 13/7540, AWB 13/7542 en AWB 15/2195, ECLI:NL:RBGEL:2016:3587, in het geding tussen belanghebbende en
de inspecteur van de Belastingdienst/Kantoor Utrecht (hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende zijn over de jaren 2007 en 2008 navorderingsaanslagen in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd. Bij beschikkingen is heffingsrente berekend en zijn vergrijpboeten opgelegd.
1.2.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de navorderingsaanslagen verminderd en de heffingsrente dienovereenkomstig verminderd. Daarnaast heeft hij de boeten verminderd.
1.3.
Voorts zijn aan belanghebbende voor de jaren 2009 en 2010 aanslagen in de inkomstenbelasting/‌premie volksverzekeringen opgelegd. Bij beschikkingen is heffingsrente berekend. Bij de aanslag voor het jaar 2009 is bij beschikking een vergrijpboete opgelegd.
1.4.
De Inspecteur heeft bij uitspraken op bezwaar de aanslagen verminderd en de heffingsrente en de boete dienovereenkomstig verminderd.
1.5.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank).
1.6.
De Rechtbank heeft de beroepen voor het jaar 2007 gegrond verklaard.
1.7.
De Rechtbank heeft het beroep inzake de boete over 2009 gegrond verklaard en deze boete verminderd. Naar het Hof begrijpt heeft de Rechtbank de beroepen inzake de aanslag en de heffingsrentebeschikking 2009 ongegrond verklaard.
1.8.
De Rechtbank heeft de beroepen voor de jaren 2008 en 2010 ongegrond verklaard.
1.9.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.10.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 6 maart 2018. Belanghebbende had aangekondigd getuigen te zullen meebrengen naar de zitting, maar heeft daarvan uiteindelijk afgezien. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.De vaststaande feiten

2.1.
Belanghebbende is sinds de oprichting in 2006 voorzitter van de Stichting [A] (hierna: de Stichting), die jaarlijks het nationaal kampioenschap Turks Volksdansen organiseert.
2.2.
Belanghebbende voerde in de onderhavige jaren met zijn partner een tweepersoonshuishouding.
2.3.
Samen met vrienden gokte belanghebbende, onder meer bij [B] , op sportwedstrijden.
2.4.
De Inspecteur heeft voor de onderhavige jaren een vermogensvergelijking opgesteld, waarin is berekend dat belanghebbende meer geld zou hebben uitgegeven dan uit het door hem en zijn partner aangegeven inkomen en vermogen mogelijk was. De vermogensvergelijking voor de onderhavige jaren sluit met een netto privé van respectievelijk € 2.807, € 259 en negatief € 25.188.
2.5.
De vermogensvergelijking luidt als volgt:
VERMOGEN
1-1-2008
1-1-2009
1-1-2010
1-1-2011
ABN Amro [00000]
€ 602,00
€ 100,00
€ 0,00
€ 200,00
ABN Amro [00001]
€ 0,00
€ 2.502,00
€ 3.000,00
€ 4.300,00
ABN Amro [00002]
€ 984,00
€ 1.242,00
€ 1.641,00
€ 2.101,00
ABN/fortis [00003]
-/- € 541,00
-/- € 181,00
€ 179,00
€ 2.349,00
Rabo [00004]
€ 2.468,00
€ 164,00
€ 2,00
€ 84,00
Rabo [00005]
€ 910,00
€ 1.107,00
€ 14,00
€ 17,00
ING [00006]
€ 1.827,00
€ 263,00
€ 945,00
€ 1.080,00
Rabo [00007]
€ 6.000,00
€ 5.077,00
€ 0,00
€ 61,00
SNS [00008]
€ 0,00
€ 0,00
€ 0,00
€ 0,00
SNS [00009]
€ 0,00
€ 10.000,00
€ 12.916,00
€ 10.123,00
Rabo [00010]
€ 13,00
€ 9.041,00
€ 1.750,00
€ 40,00
Rabo [00011]
-/- € 3.562,00
-/- € 342,00
-/- € 2.655,00
-/- € 3.771,00
Waarde effecten [00012]
€ 12.661,00
€ 3.803,00
€ 6.694,00
€ 5.635,00
Woning aankoopwaarde
€ 250.000,00
€ 250.000,00
€ 250.000,00
€ 250.000,00
Hypotheek
-/- € 300.000,00
-/- € 300.000,00
-/- € 300.000,00
-/- € 300.000,00
Woning box 3
€ 144.000,00
€ 144.000,00
€ 144.000,00
€ 144.000,00
Hypotheek
-/- € 145.000,00
-/- € 145.000,00
-/- € 145.000,00
-/- € 145.000,00
[a-straat] 19/50%
€ 89.500,00
€ 89.500,00
€ 89.500,00
€ 89.500,00
Hypotheek (ABN [00013] )
-/- € 11.799,00
-/- € 11.799,00
-/- € 11.799,00
-/- € 11.799,00
Totaal vermogen
€ 48.063,00
€ 59.477,00
€ 51.187,00
€ 48.920,00
Inkomen
Man
€ 28.380,00
€ 28.967,00
€ 27.715,00
Vrouw
€ 35.329,00
€ 37.305,00
€ 38.674,00
Totaal
€ 63.709,00
€ 66.272,00
€ 66.389,00
Onbelaste mutaties
Retour belasting vrouw
€ 314,00
€ 0,00
€ 93,00
Uitkering autoschade
€ 3.227,00
Bruto resultaat verhuur studenten
€ 5.310,00
€ 1.357,00
€ 1.969,00
Ontvangen dividend
€ 0,00
€ 0,00
€ 83,00
Onbelaste mutatie effecten
-/- € 2.388,00
€ 2.891,00
-/- € 1.059,00
Kamerverhuur [00011]
€ 14.300,00
€ 13.625,00
€ 13.475,00
Retour belasting [00011]
€ 145,00
€ 0,00
€ 0,00
Vergoeding derden
€ 3.702,00
€ 107,00
€ 584,00
Vergoeding Stichting [A]
€ 10.016,00
€ 7.367,00
Storting [B]
€ 0,00
€ 7.450,00
€ 8.750,00
Vergoeding [A] v [00010]
€ 6.850,00
€ 3.750,00
€ 1.750,00
Retour belastingen ING [00006]
€ 6.444,00
€ 9.902,00
€ 10.376,00
Totaal
€ 44.693,00
€ 39.082,00
€ 30.950,00
Theoretische Eindvermogen
€ 156.465,00
€ 164.831,00
€ 148.526,00
Werkelijk eindvermogen
€ 59.477,00
€ 51.187,00
€ 48.920,00
Bruto Privé
€ 96.988,00
€ 113.644,00
€ 99.606,00
Te benoemen posten
€ 94.181,00
€ 113.385,00
€ 124.794,00
Netto privé
€ 2.807,00
€ 259,00
-/- € 25.188,00
2.6.
De ‘te benoemen posten’ zijn als volgt gespecificeerd:
TE BENOEMEN POSTEN
2008
2009
2010
Loonheffing man
€ 6.623,00
€ 7.437,00
€ 6.434,00
Loonheffing vrouw
€ 9.811,00
€ 10.619,00
€ 11.185,00
Betaalde hypotheekrente
€ 14.400,00
€ 14.760,00
€ 14.700,00
Giften
€ 1.750,00
€ 2.800,00
€ 1.500,00
Aanschaf auto man [YY-YY-00]
€ 2.500,00
Aanschaf auto man [YY-YY-01]
€ 3.000,00
Rekening [00002] (vrouw)
Ziektekosten
€ 1.406,00
€ 1.385,00
€ 1.534,00
Kleding
€ 1.909,00
€ 1.804,00
€ 1.124,00
Telefoon
€ 783,00
€ 790,00
€ 908,00
Inventaris
€ 0,00
€ 130,00
€ 1.019,00
Autokosten
€ 1.222,00
€ 2.417,00
€ 3.574,00
Vakantie
€ 893,00
€ 220,00
€ 1.117,00
Diversen
€ 665,00
€ 1.360,00
€ 1.162,00
Lidmaatschap
€ 372,00
€ 372,00
€ 454,00
Betaalde belasting
€ 181,00
€ 0,00
Autoschade reparatie
€ 3.227,00
NSC Ams rek [00003]
€ 1.300,00
€ 1.250,00
€ 1.800,00
Rekening [00011] man
Ziektekosten
€ 754,00
€ 1.455,00
€ 1.498,00
Assurantie
€ 1.995,00
€ 1.883,00
€ 1.818,00
Uitgaven NSC
€ 22.645,00
€ 25.690,00
€ 8.475,00
Bankkosten
€ 323,00
€ 324,00
€ 394,00
Kleding
€ 170,00
€ 65,00
€ 0,00
Casema
€ 112,00
€ 210,00
€ 254,00
Autokosten
€ 2.030,00
€ 508,00
€ 924,00
Diversen
€ 3.001,00
€ 2.509,00
€ 3.984,00
Telefoon
€ 122,00
€ 158,00
€ 517,00
Inventaris/vakantie
€ 914,00
€ 522,00
€ 520,00
Kosten o.g.
€ 2.459,00
€ 2.410,00
€ 3.175,00
Energie
€ 2.375,00
€ 1.102,00
€ 1.547,00
Te betalen belasting
€ 0,00
€ 1.025,00
€ 1.300,00
[C] stortingen
€ 0,00
€ 16.000,00
€ 29.800,00
Rekening [00010] man
Vakantie
€ 1.240,00
€ 0,00
€ 0,00
[C] services
€ 0,00
€ 0,00
€ 750,00
uitbetaald vrijwilligers [A]
€ 5.101,00
Rekening ING [00006]
Assurantie
€ 2.468,00
€ 2.487,00
€ 2.460,00
Energie
€ 1.881,00
€ 1.590,00
€ 1.043,00
Casema
€ 768,00
€ 768,00
€ 768,00
Diversen
€ 850,00
€ 1.864,00
€ 642,00
Inventaris/vakantie
€ 0,00
€ 0,00
€ 0,00
Betaalde belastingen
€ 1.350,00
€ 1.646,00
Westland Utrecht rente V [b-straat]
€ 5.940,00
€ 5.940,00
€ 5.940,00
Totaal
€ 94.181,00
€ 113.385,00
€ 124.794,00
De met omschrijving ‘NSC Ams rek [00003] ’ vermelde bedragen zijn contante opnamen bij een Casino.
2.7.
In de procedure bij de Rechtbank heeft de Inspecteur een cd-rom (hierna: de cd-rom) overgelegd met bankafschriften en met de door hem gemaakte analyse die uiteindelijk is verwerkt in de vermogensvergelijking.
2.8.
Uit de door de Inspecteur opgestelde vermogensvergelijking volgt voor de onderhavige jaren een ‘netto privé’ van € 2.807, € 259 en € 25.188 negatief. De Inspecteur heeft zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende in 2008 en 2009 een hoger ‘netto privé’ ter beschikking moet hebben gehad. Voorts stelt hij dat belanghebbende in 2010 meer benoemde uitgaven heeft gedaan dan op basis van zijn vermogen en bekende inkomsten mogelijk was, nog afgezien van hetgeen hij voor zijn ‘netto privé’ nodig had. Daaruit trekt de Inspecteur de conclusie dat belanghebbende niet in zijn aangifte vermelde inkomsten heeft gehad - waarschijnlijk van de Stichting [A] - en dat deze inkomsten als resultaat uit overige werkzaamheden tot zijn belastbare inkomen uit werk en woning moeten worden gerekend. De Inspecteur heeft deze inkomsten uiteindelijk geschat op respectievelijk € 5.000, € 7.500 en € 30.000.
2.9.
Bij brief van 4 oktober 2013 schrijft de Inspecteur aan de toenmalige gemachtigde van belanghebbende onder meer het volgende:
“(…) De eigen woning schuld is vastgesteld op € 285.000 omdat een bedrag van € 15.000 besteed is aan de bruiloft en dus niet aan de eigen woning. (…) Het gedeelte van de schuld dat niet aftrekbaar is, € 15.000, behoort tot het inkomen uit sparen en beleggen (Box 3). (…) Tijdens het afwerken van de aangiften zal ik hiermee rekening houden. (…)
Schulden
Schuld ING € 15.000
Eerder in deze brief heb ik u geïnformeerd over de hypotheekschuld die gevestigd is op de eigen woning. Een bedrag van € 15.000 behoort niet tot de eigen woning schuld wat inhoudt dat de rente niet aftrekbaar is bij het onderdeel inkomen uit werk en woning (box 1). Dit gedeelte van de schuld behoort tot het inkomen uit sparen en beleggen en behoort daarom tot de schulden in box 3.
Schuld Westland Utrecht Bank
Op het pand [b-straat] 281 te [Z] rust een hypotheekschuld. De schuld bedraagt 2010 en 2011 € 145.000. Omdat op de schuld niet wordt afgelost, is de schuld voor beide jaren gelijk.
Schuld ABN AMRO
Op het pand [a-straat] 19 bis te [Z] rust een hypotheekschuld van € 23.596. Op basis van het aandeel van uw cliënt, 50%, bedraagt zijn aandeel € 11.798. Omdat op de schuld niet is afgelost is de schuld voor beide jaren gelijk.
(…)
Berekening van het inkomen uit sparen en beleggen (box 3)
Het inkomen uit sparen en beleggen (box 3) wordt in 2010 berekend door het gemiddelde van de bezittingen en schulden per 1 januari 2010 en 31 december 2010 te vermenigvuldigen met een forfaitair rendement (inkomen) van 4%. Óver 2011 wordt dit berekend over het bezit, minus de schuld op 1 januari 2011. Uw inkomen uit sparen en beleggen (box 3) bereken ik als volgt:
1-1-2010
31-12-2010
gemiddeld 2010
1-1-2011
Bankbezit
€ 20.447
€ 20.356
€ 20.402
€ 20.356
Effectenbezit
€ 6.694
€ 5.635
€ 6.165
€ 5.635
Onroerend goed
€ 355.363
€ 355.363
€ 355.363
€ 339.851
Schulden
- € 171.798
- € 171.798
- € 171.798
- € 171.798
Aan te geven vermogen
€ 210.131
€ 194.044
Heffingsvrij vermogen (partners)
€ 41.322
€ 42.278
€ 168.809
€ 151.766
Forfaitair rendement
4%
4%
Aan te geven inkomen uit sparen en beleggen (box 3)
€ 6.752
€ 6.071
(…) ”
2.10.
Bij uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de belastbare inkomens uit werk en woning van de jaren 2008, 2009 en 2010 verminderd tot respectievelijk € 20.151, € 34.300 en € 55.588. Het inkomen uit sparen en beleggen van het jaar 2010 heeft de Inspecteur bij het vaststellen van de aanslag vastgesteld op € 6.752 en gehandhaafd bij de uitspraak op bezwaar.

3.Het geschil

3.1.
In geschil is of de Inspecteur de aanslagen tot te hoge bedragen heeft vastgesteld.
3.2.
Het hoger beroep heeft geen betrekking op het jaar 2007.

4.Beoordeling van het geschil

Vermogensvergelijking

4.1.
Op grond van de uitkomsten van de vermogensvergelijking heeft de Inspecteur het inkomen uit werk en woning van belanghebbende gecorrigeerd. Belanghebbende betwist de juistheid van de vermogensvergelijking.
4.2.
In een vermogensvergelijking wordt het theoretische eindvermogen berekend door het vermogen van een belastingplichtige aan het begin van een kalenderjaar te verhogen met zijn inkomsten en met onbelaste vermogensvermeerderingen en te verlagen met onbelaste vermogensverminderingen. Het verschil tussen het theoretische eindvermogen en het werkelijke eindvermogen is in het jaar beschikbaar geweest voor uitgaven. Dit verschil wordt ‘bruto privé’ genoemd. Het ‘netto privé’ wordt berekend door op het ‘bruto privé’ de bekende uitgaven of ‘te benoemen posten’ in mindering te brengen. Het ‘netto privé’ is het bedrag dat de belastingplichtige ter beschikking heeft gehad om andere uitgaven te doen dan de ‘te benoemen posten’.
4.3.
Belanghebbende stelt dat in de vermogensvergelijking niet alle mutaties op de bankrekening zijn verwerkt, dat deze dus onvolledig is en daarom geen volledig beeld geeft van de inkomsten en uitgaven van belanghebbende in de onderhavige periode. Op grond daarvan kan volgens belanghebbende de vermogensvergelijking niet dienen als basis voor de correcties die de Inspecteur heeft toegepast.
4.4.
Naar het oordeel van het Hof vloeit uit de opzet van een vermogensvergelijking (zie hiervoor onder 2.5, 2.6 en 4.2) voort dat daarin niet alle ontvangsten en uitgaven worden opgenomen, maar slechts de als inkomen of als ‘te benoemen uitgaven’ aan te merken ontvangsten en uitgaven. De vermogensvergelijking is dus niet onvolledig als daarin niet alle mutaties op de bankrekening zijn verwerkt. Het Hof verwerpt deze grief.
De hoogte van het vermogen
4.5.
Belanghebbende stelt dat de vermogensvergelijking onbetrouwbaar is, omdat daarin is vermeld dat voor het jaar 2010 € 76.701 (€ 144.000 – € 145.000 + € 89.500 – € 11.799) als waarde van verhuurde onroerende zaken in aanmerking moet worden genomen, terwijl de Inspecteur in zijn brief van 4 oktober 2013 (zie 2.9) een bedrag vermeldt van € 183.565. Volgens belanghebbende verklaart de Inspecteur dat verschil niet.
4.6.
Voor de uitkomst van de vermogensvergelijking is uiteindelijk niet de hoogte van het in aanmerking genomen vermogen van belang, maar het verschil tussen het beginvermogen en het eindvermogen. De Inspecteur heeft in de vermogensvergelijking het onroerend goed en de daarmee verband houdende leningen elk jaar voor dezelfde bedragen in aanmerking genomen. Op dit punt is het verschil tussen beginvermogen en eindvermogen nihil. Belanghebbende heeft de juistheid daarvan niet betwist. Daarmee vervalt het belang van de grief van belanghebbende voor zover deze betrekking heeft op de vermogensvergelijking. Voor zover deze grief betrekking heeft op het in aanmerking te nemen vermogen in box 3, komt zij hierna onder 4.29 en 4.30 aan de orde.
Ontvangsten uit kamerverhuur
4.7.
Belanghebbende stelt dat de vermogensvergelijking niet juist is, omdat in 2010 een bedrag van € 13.475 als ontvangsten uit kamerverhuur is opgenomen, terwijl in werkelijkheid € 42.241 is ontvangen. Het is dan niet te volgen hoe het nettoresultaat uit de verhuur € 13.475 kan zijn. Een kostenpost van ongeveer € 30.000 is veel te hoog. De netto huurontvangsten zijn hoger dan in de vermogensvergelijking is vermeld, aldus belanghebbende.
4.8.
De Inspecteur stelt dat hij alle inkomsten uit verhuur heeft meegenomen en de kosten in mindering heeft gebracht. Feitelijk betreft hetgeen onder ‘bruto resultaat verhuur studenten’ in de vermogensvergelijking is opgenomen, het netto resultaat, aldus de Inspecteur.
4.9.
Het Hof leidt uit de bestanden op de cd-rom het volgende af over de in de vermogensvergelijking over 2010 opgenomen huurontvangsten.
4.10.
In de vermogensvergelijking zijn voor 2010 twee bedragen opgenomen wegens inkomsten uit verhuur: € 1.969 met de omschrijving ‘Bruto resultaat verhuur studenten’ en € 13.475 met de omschrijving ‘Kamerverhuur [00011] ’.
4.11.
De Inspecteur heeft het bedrag van € 1.969 als volgt berekend. Op bankrekening [00003] is aan huur € 30.295 ontvangen en is € 26.358 aan kosten betaald. Deze kosten zijn ontleend aan de bankafschriften en gespecificeerd (in een van de bestanden) op de cd-rom. De zuster van belanghebbende is gerechtigd tot de helft van het netto resultaat van deze verhuur. Aan belanghebbende komt derhalve toe (€ 30.295 - € 26.358)/2 = € 1.969.
4.12.
De Inspecteur heeft het bedrag van € 13.475 als volgt berekend. Op bankrekening [00011] is € 13.725 huur ontvangen en daarvan is aan een huurder een borg van € 250 terugbetaald. Per saldo is derhalve ontvangen € 13.475.
4.13.
Uit het vorenstaande volgt dat de Inspecteur € 30.295 + € 13.725 = € 44.020 aan ontvangen bruto huur in aanmerking heeft genomen, dus meer dan belanghebbende stelt. Voorts heeft de Inspecteur niet € 30.000, maar € 26.358 aan kosten in aanmerking genomen. De specificatie van dat bedrag is opgenomen in de bestanden op de cd-rom. Belanghebbende heeft slechts in algemene termen aangegeven dat een bedrag van € 30.000 aan kosten te hoog is, maar niet welke kosten de Inspecteur ten onrechte in aanmerking heeft genomen. Dat mocht wel van hem verwacht worden, nu hij beschikte over (de cd-rom met daarop) de specificatie. Dat geldt te meer nu hij deze betwisting pas ter zitting in hoger beroep naar voren bracht.
4.14.
Voor zover de desbetreffende uitgaven ten onrechte zouden zijn aangemerkt als op de huur betrekking hebbende kosten, geldt, zoals belanghebbende terecht stelt, dat een hoger bedrag aan netto huurontvangsten in de vermogensvergelijking zou moeten worden verwerkt. Daar staat tegenover dat deze (niet op de huur betrekking hebbende) uitgaven dan moeten worden aangemerkt als ‘benoemde uitgaven’. Per saldo wordt het ‘netto privé’ (de uitkomst van de vermogensvergelijking) niet hoger. In het onderhavige geval leidt dat zelfs tot een lager ‘netto privé’, nu van de netto huurontvangsten (en dus ook van de daaraan toegerekende kosten) slechts de helft aan belanghebbende is toegerekend, terwijl de bedoelde uitgaven – voor zover zij geen betrekking hebben op de huur – volledig bij belanghebbende in aanmerking moeten worden genomen.
Van de Stichting ontvangen bedragen
4.15.
De Inspecteur wijst erop dat in de onderhavige jaren 2008 tot en met 2010 bedragen van respectievelijk € 16.866, € 3.750 en € 9.117 zijn overgeboekt van de bankrekening van de Stichting naar de bankrekening van belanghebbende. De Inspecteur erkent dat in 2010 tot een bedrag van € 5.101 uitgaven ten behoeve van de Stichting zijn gedaan. Dat bedrag is als benoemde uitgave opgenomen in de vermogensvergelijking. Naar zijn mening heeft belanghebbende niet aannemelijk gemaakt dat hij meer uitgaven ten behoeve van de Stichting heeft gedaan. De overige ontvangsten van de Stichting zijn naar zijn mening aan te merken als resultaat uit overige werkzaamheden.
4.16.
Belanghebbende stelt dat de bedragen die hij van de Stichting heeft ontvangen geen inkomsten zijn, maar vergoedingen voor uitgaven die belanghebbende ten behoeve van de Stichting heeft gedaan. Belanghebbende stelt dat de van de Stichting ontvangen bedragen zijn doorbetaald aan vrijwilligers van de Stichting en dat dit voor de vermogensvergelijking een neutraal verloop heeft. In de vermogensvergelijking zijn deze bedragen volgens belanghebbende ten onrechte opgenomen als inkomsten.
4.17.
Het Hof zal veronderstellenderwijs uitgaan van de juistheid van de stellingen van belanghebbende en de desbetreffende bedragen als inkomst uit de vermogensvergelijking schrappen. Dat heeft tot gevolg dat het ‘netto privé’ van de jaren 2008, 2009 en 2010 daalt met respectievelijk € 16.816, € 3.750 en € 4.016 (€ 9.117 -/- € 5.101). Het Hof zal hierna onder 4.28 ingaan op de daaraan te verbinden gevolgen.
Gokken
4.18.
Belanghebbende stelt dat hij bij het gokken voor gezamenlijke rekening optrad als kassier, dat het gokken per saldo verlies opleverde en dat zijn vrienden hun aandeel in de verliezen contant aan hem betaalden of op zijn bankrekening stortten. De stortingen op en opbrengsten van [B] en [C] moeten uit de vermogensvergelijking worden gehaald. Dat geldt niet alleen voor 2010 maar ook voor 2009. In 2010 is € 31.450 betaald aan [B] en de opbrengst is € 8.750. Het gestorte bedrag wordt door vrienden contant bijeengebracht en door belanghebbende overgemaakt. Hiermee worden ook de stortingen van in totaal € 17.999 verklaard (deze zijn overigens niet in de vermogensvergelijking opgenomen). De opbrengst wordt weer verdeeld onder het groepje vrienden dat hieraan meedoet, zo nodig wordt een en ander onderling verrekend met nog openstaande leningen, aldus belanghebbende.
4.19.
De Inspecteur is van mening dat belanghebbende zijn stellingen niet aannemelijk heeft gemaakt en heeft voorts aangevoerd dat deze bedragen ook dan in de vermogensvergelijking moeten worden opgenomen.
4.20.
Het Hof oordeelt als volgt. In de vermogensvergelijking komen deze inkomsten en uitgaven op de volgende onderdelen terug. In 2009 is € 7.450 en in 2010 is € 8.750 als ontvangen bedrag in de vermogensvergelijking opgenomen met de omschrijving ‘Storting [B] ’. In 2009 is € 16.000 en in 2010 is € 29.800 als benoemde uitgave opgenomen met de omschrijving ‘ [C] stortingen’. Voorts is in 2010 € 750 als benoemde uitgave opgenomen met de omschrijving ‘ [C] services’. De stellingen van belanghebbende komen erop neer dat naast deze bedragen ook nog als onbelaste mutatie moeten worden opgenomen de bedragen die hij contant van zijn medegokkers heeft ontvangen. Hoewel dat naar het oordeel van het Hof wel op zijn weg lag, heeft belanghebbende omtrent de omvang van die contant ontvangen bedragen niets gesteld, behalve de enkele opmerking ter zitting dat zijn aandeel zo’n 10% bedroeg, en hij heeft daarvoor ook geen enkel bewijs bijgebracht. Naar het oordeel van het Hof heeft de Inspecteur met deze ontvangsten terecht geen rekening gehouden.
Uitgaven voor levensonderhoud
4.21.
De Inspecteur heeft de correctie van het inkomen gebaseerd op de aanname dat in de vermogensvergelijking geen uitgaven voor levensonderhoud voorkomen en dat belanghebbende daarom uit het ‘netto privé’ onder meer zijn levensonderhoud moest bekostigen. Het ligt voor de hand te veronderstellen dat deze bedragen zijn onttrokken aan het vermogen van de Stichting en daarom zijn aan te merken als resultaat van overige werkzaamheden.
4.22.
Belanghebbende betwist dat in de vermogensvergelijking geen uitgaven voor levensonderhoud zijn opgenomen. Er zijn betalingen aan supermarkten opgenomen onder de benoemde post ‘diversen’ en voorts zijn er contante opnamen gedaan waarvan levensonderhoud is bekostigd. Onder de omschrijving NSC zijn ‘contante opnamen’ als benoemde uitgaven opgenomen in de vermogensvergelijking.
4.23.
De Inspecteur stelt daartegenover dat de genoemde onder ‘diversen’ vermelde bedragen niet aan levensmiddelen zijn besteed, maar uitgaven zijn in een drogisterij, parfumerie en dergelijke. Er werd via de bankrekeningen wel geld uitgegeven aan eten en drinken, maar die uitgaven zijn niet meegenomen in de benoemde uitgaven, zodat die er onder de streep nog af moeten. Het saldo ‘netto privé’ is daarvoor niet toereikend of is zelfs negatief. De Inspecteur verwijst naar de ingestuurde cd-roms.
4.24.
Het Hof stelt vast dat onder de aanduiding ‘diversen’ in de lijst benoemde posten de volgende bedragen zijn opgenomen:
2008
2009
2010
Rekening [00002] (vrouw)
€ 665
€ 1.360
€ 1.162
Rekening [00011] (man)
€ 3.001
€ 2.509
€ 3.984
Rekening ING [00006]
€ 850
€ 1.864
€ 642
Totaal
€ 4.516
€ 5.733
€ 5.788
De Inspecteur verwijst naar de bestanden op de cd-rom. In het bestand ‘analyse privé bankafschriften.xlsx’ staat uit welke bedragen de bij ‘Rekening [00002] (vrouw)’ opgenomen totalen zijn samengesteld. Een soortgelijke analyse voor de rekening ‘Rekening ING [00006] ’ is opgenomen in het bestand ‘analyse ing 08022013.xlsx’ en voor ‘Rekening [00011] (man)’ in het bestand ‘analyse rabo 140113.xlsx’. Bij deze bedragen is geen omschrijving opgenomen en ook geen verwijzing naar bepaalde bankafschriften. Weliswaar zijn de bankafschriften in pdf-formaat opgenomen op de cd-rom, maar zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet na te gaan welke betalingen als ‘diversen’ zijn aangemerkt. De Inspecteur heeft naar het oordeel van het Hof dan ook niet aannemelijk gemaakt dat deze betalingen betrekking hebben op andere uitgaven dan levensonderhoud. Bovendien staat niet vast dat uitgaven in een drogisterij, parfumerie en dergelijke niet op levensonderhoud betrekking hebben.
4.25.
De Inspecteur stelt dat de contante opnamen met de aanduiding NSC in de avond of in de nacht zijn gedaan in een casino. De opgenomen gelden zijn niet besteed aan levensonderhoud, maar aan gokken. Hij acht niet aannemelijk dat Holland Casino op dat moment de enige plek was om geld te pinnen.
4.26.
In het proces-verbaal van de zitting van het Hof is opgenomen: “Belanghebbende verklaart dat er een pinautomaat binnen, in het casino, zit. Hij schoot regelmatig geld voor de Stichting voor, bijvoorbeeld om vliegtickets van juryleden te betalen. Hij zag er daarom geen bezwaar in geld van de rekening van de Stichting te pinnen. Dit waren dus feitelijk terugbetalingen van voorschotten. Hij zag het als zijn eigen geld. Hij heeft één en ander, mede op verzoek van de Belastingdienst, nu beter geregeld. Zo heeft hij voor de Stichting nu een apart rekeningnummer. Belanghebbende verklaart desgevraagd dat van het gepinde geld niet is gegokt. Hij pinde soms geld om pokervrienden die in het casino waren, hun aandeel uit de ‘gokpot’ uit te betalen.”
4.27.
Het Hof constateert dat belanghebbende regelmatig in de avond of in de nacht contante bedragen heeft opgenomen van zijn bankrekening, soms verschillende keren op dezelfde avond/nacht. Voor zover belanghebbende heeft bedoeld te stellen dat deze bedragen (geheel) zijn besteed aan levensonderhoud, acht het Hof dat niet aannemelijk. Belanghebbende heeft zelf verklaard dat hij van deze opnamen bedragen aan zijn pokervrienden heeft betaald. Ook het tijdstip en de plaats van deze opnamen, en de omstandigheid dat op dezelfde avond/nacht meer opnamen plaatsvonden, wijst erop dat de opgenomen bedragen zijn besteed aan andere doelen dan levensonderhoud. Het Hof acht aannemelijk dat belanghebbende de opgenomen bedragen heeft besteed aan gokken en om zijn ‘pokervrienden’ te betalen. Deze bedragen zijn dus terecht als ‘benoemde uitgaven’ opgenomen.
Conclusie vermogensvergelijking
4.28.
Uit het vorenoverwogene volgt dat de vermogensvergelijking op twee punten aanpassing behoeft: de ontvangsten van de Stichting en de post ‘diversen’. Dit leidt tot de volgende bedragen voor netto privé:
2008
2009
2010
Netto privé volgens Inspecteur
€ 2.807
€ 259
-/- € 25.188
Af: Correctie ontvangsten Stichting
€ 10.016
€ 6.850
€ 3.750
€ 7.367
€ 1.750
Bij: Correctie ‘diversen’
€ 665
€ 3.001
€ 850
€ 1.360
€ 2.509
€ 1.864
€ 1.162
€ 3.984
€ 642
Netto privé
-/- € 9.543
€ 2.242
-/- € 28.517
Uit deze uitkomst volgt dat belanghebbende in 2008 en 2010 geen geld beschikbaar zou hebben voor levensonderhoud en in 2009 € 2.242. Het Hof acht aannemelijk dat belanghebbende hogere uitgaven heeft gedaan voor levensonderhoud. Aannemelijk is ook dat hij dit verschil heeft onttrokken aan het vermogen van de Stichting. Dat bedrag is terecht aangemerkt als resultaat uit overige werkzaamheden. Het Hof acht aannemelijk dat deze bedragen niet lager zijn dan die waarop de Inspecteur deze inkomsten uiteindelijk heeft geschat, te weten respectievelijk € 5.000, € 7.500 en € 30.000.
Het inkomen uit sparen en beleggen (box 3)
4.29.
Voor het eerst ter zitting in hoger beroep stelt belanghebbende het inkomen uit sparen en beleggen aan de orde. In de pleitnota staat het volgende: ‘Onder 6.11 in het verweerschrift geeft de inspecteur een specificatie van het Box 3 inkomen voor het jaar 2010. Het bedrag van de in aanmerking genomen schulden is niet in overeenstemming met het bedrag dat in de brief van 4 oktober 2013 is opgenomen. Het bedrag aan schulden dat de inspecteur in aanmerking neemt is € 15.000 lager dan de brief van 4 oktober 2013 vermeldt. De inspecteur geeft hiervoor geen verklaring.’
4.30.
De door belanghebbende vermelde passage in het verweerschrift gaat over de verhuurde panden. Het bedrag van € 15.000 is een gedeelte van de hypothecaire schuld op de eigen woning. Tussen partijen is niet in geschil dat dit gedeelte van de hypothecaire schuld op de eigen woning niet als eigenwoningschuld is aan te merken. Uit de door belanghebbende vermelde brief (zie 2.9) blijkt dat dit bedrag als schuld in aanmerking is genomen bij de vaststelling van het vermogen waarover het box 3-inkomen is berekend. De Inspecteur heeft bij het vaststellen van de aanslag rekening gehouden met het in die brief berekende inkomen uit sparen en beleggen van € 6.752 (zie 2.10). Het Hof verwerpt daarom de stelling van belanghebbende dat met dit bedrag geen rekening is gehouden bij de vaststelling van het inkomen uit sparen en beleggen (box 3).
Vereiste aangifte
4.31.
De Inspecteur stelt dat belanghebbende niet de vereiste aangifte heeft gedaan en dat daarom de bewijslast moet worden omgekeerd. Deze stelling behoeft geen behandeling, nu het Hof de stellingen van de Inspecteur ook zonder omkering van de bewijslast aannemelijk acht.
Boete
4.32.
Bij het vaststellen van de navorderingsaanslag over het jaar 2008 heeft de Inspecteur een boete opgelegd op grond van artikel 67e van de AWR. Bij de uitspraak op bezwaar is de boete verminderd tot € 473.
4.33.
Bij het vaststellen van de aanslag voor het jaar 2009 heeft de Inspecteur een boete opgelegd van € 2.027 op grond van artikel 67d van de AWR. Bij de uitspraak op bezwaar is de boete verminderd tot € 1.502. Hangende de procedure in eerste aanleg heeft de Inspecteur de boete verminderd tot € 262, bij welk bedrag de Rechtbank zich in haar dictum heeft aangesloten.
4.34.
Belanghebbende betwist dat hij opzettelijk belasting heeft willen ontlopen. Daarom zijn ten onrechte boeten opgelegd. Belanghebbende stelt dat hij geen administratieplicht heeft, zodat het ontbreken van een administratie hem niet kan worden tegengeworpen.
4.35.
De Inspecteur stelt dat belanghebbende gelden van de Stichting voor zichzelf heeft aangewend, dat hij zich daarvan bewust moet zijn geweest en dat deze bedragen daarom als inkomen moeten worden aangemerkt. Belanghebbende heeft deze bedragen desondanks niet in zijn belastingaangiften vermeld. Daarom is sprake van (voorwaardelijk) opzet. Niettemin heeft de Inspecteur de boetes in de bezwaarfase verminderd tot 25 percent.
4.36.
Het Hof acht, zoals hiervoor is overwogen, aannemelijk dat belanghebbende geld heeft onttrokken aan het vermogen van de Stichting en dit heeft aangewend voor privé-uitgaven. Naar het oordeel van het Hof moeten deze bedragen worden aangemerkt als resultaat van overige werkzaamheden. Voorts acht het Hof aannemelijk dat belanghebbende wist dat deze bedragen moesten worden vermeld in zijn aangiften voor de inkomstenbelasting. Doordat belanghebbende deze bedragen desondanks niet in zijn aangifte 2008 heeft vermeld, is het aan de opzet van belanghebbende te wijten dat de primitieve aanslag voor dat jaar tot een te laag bedrag is vastgesteld. Door deze bedragen desondanks niet in zijn aangifte 2009 te vermelden heeft belanghebbende de aangifte voor het jaar 2009 opzettelijk onvolledig gedaan. Het Hof acht de boeten zoals deze na de uitspraak van de rechtbank luiden, passend en geboden.
Verzamelinkomen en heffingsrente
4.37.
Het hoger beroep wordt geacht mede betrekking te hebben op het verzamelinkomen en de heffingsrente. Belanghebbende heeft hiertegen geen zelfstandige grieven aangevoerd zodat het hoger beroep ook in zoverre ongegrond is.
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. van de Merwe, voorzitter, mr. J.P.M. Kooijmans en mr. R.A.V. Boxem, in tegenwoordigheid van mr. J.H. Riethorst als griffier.
De beslissing is op 26 juni 2018 in het openbaar uitgesproken.
De voorzitter is verhinderd de uitspraak te ondertekenen. In zijn plaats tekent mr. J.P.M. Kooijmans.
De griffier,
Namens de voorzitter,
(J.H. Riethorst)
(J.P.M. Kooijmans)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 26 juni 2018
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.